Onderzoek/Onderwijs

“Alle groepen doen fundamenteel én toegepast onderzoek”

Informatica/Gerard Verhoogt
Foto/Bart van Overbeeke

De capaciteitsgroep Informatica van de TU/e bevindt zich in een paradoxale situatie: het aantal eerstejaars stijgt, maar door onvoldoende financiën uit de eerste geldstroom kunnen niet genoeg docenten worden aangenomen. De reeds aanwezige docenten worden vooral ingezet voor onderwijs, waardoor de onderzoekstak van Informatica in de knel komt, stelt prof.dr. Jos Baeten, decaan van de faculteit Wiskunde en Informatica.



De doelstelling van de capaciteitsgroep Informatica, met meer dan honderd
medewerkers één van de grootste groepen in Nederland, is het ontwerpen van efficiënte en betrouwbare software en van systemen en ontwerpmethoden.
De groep heeft hiervoor een onderzoeksbudget van zes miljoen euro. De visitatie van 1995 was aanleiding voor nieuwe focussering en men koos voor vier thema’s, verdeeld over acht leerstoelen. De groep Informatiesystemen doet onderzoek naar databases, hypermedia en managementsystemen. De groep Softwaresystemen onderzoekt enerzijds het gebruik van componenten en anderzijds het maken en bouwen van wiskundige systemen voor software en voor embedded systems. Software in relatie tot de omgeving (thuisnetwerken) worden onderzocht bij Systems Engineering. Het efficiënt doen van grote berekeningen staat centraal bij Computational Engineering, evenals onderzoek naar visualisaties. Een negende leerstoel, Computerarchitectuur en systeemprogrammatuur, is voorlopig op de lange baan geschoven, gezien de ‘financiële realiteit van de TU/e’, zoals decaan Baeten het omschrijft.
Informatica huisvest tevens de nationale onderzoeksschool Institute for Programming research and Algorithmics en de capaciteitsgroep heeft samen met de faculteit Elektrotechniek het Embedded Systems Instituut opgezet. Ook het ESI is nu een nationaal onderzoeksinstituut, waar ook de Universiteit Twente, de Technische Universiteit Delft en TNO bij betrokken zijn evenals de bedrijven Océ, ASML en Philips. Concurrentie van andere Nederlandse universiteiten voelt Baeten nauwelijks: “Er is vrij veel samenwerking, ook met het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam. Niet dat er voorheen veel concurrentie was, er werd eerder langs elkaar heen gewerkt”.
De verhouding eerste geldstroom en tweede- en derde geldstroom bedraagt vijfentachtig tegenover vijftien procent. Baeten: “Dat is een lastige verhouding, omdat de eerste geldstroom steeds onzekerder wordt. De TU/e zit financieel moeilijk, de berichten uit Den Haag zijn ook niet gunstig. Dus willen we graag de tweede en derde geldstroom vergroten, al loop je het risico dat je je uitlevert aan de industrie. Maar daar ben je ook zelf bij”.
Net als zijn collega’s bij andere faculteiten, klaagt ook Baeten over de speciale profielen van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO): “Daardoor wordt fundamenteel en open onderzoek steeds moeilijker. Maar het is ook een kwestie van goed formuleren en je laten sturen naar waar het geld is, bijvoorbeeld voor embedded systems of bio-informatica. Dan pas je je theorie toe op die gebieden.”
Omdat Informatica steeds meer nieuwe studenten krijgt, dit jaar honderdvijftig, moeten medewerkers meer onderwijs geven en worden ze zo onttrokken aan het onderzoek. Nieuwe (en goede) medewerkers zijn momenteel relatief makkelijk te vinden met de huidige malaise in de ict-sector, maar daarvoor ontbreekt het geld. De TU/e moet bezuinigen en daar komt bij dat de vergoeding die de faculteit krijgt voor het aantal studenten, achterloopt bij de realiteit. Pas over drie jaar is de bekostiging in evenwicht met de huidige studentenaantallen. Dus komt niet al het onderzoek van de grond. “We hebben bijvoorbeeld veel kennis van software, maar hebben te weinig echte ervaring, we kunnen te weinig experimenteren met nieuwe methoden. Wat we graag willen, en dat zal uiteindelijk wél lukken, is een laboratorium om écht grote softwaresystemen te bouwen, met miljoenen regels code. Die gaan we in de lucht houden en verbeteren, terwijl je het systeem meteen iets nuttigs laat doen”, zegt Baeten.
Baeten signaleert ook andere gevaren: “De toepassingsgebieden voor computerscience worden steeds belangrijker voor andere disciplines. Die ontwikkelen hun eigen expertise en kunnen activiteiten van ons overnemen, zoals bio-informatica, dat naar Biomedische Technologie (BMT) ging, inclusief onderzoeksleider prof.dr. Peter Hilbers”.

Strikte scheiding
De strikte scheiding tussen fundamenteel en toegepast onderzoek bestaat niet meer, wat een bewuste keuze was. “De groep Theoretische Informatica is opgeheven; alle onderzoeksgroepen doen fundamenteel én toegepast onderzoek. Aan een technische universiteit gaat het, zeker in relatie met het bedrijfsleven, óók om de toepassing. Leg je daar echter teveel het accent op, dan loop je het risico dat je achter een hype aanloopt en dat willen we vermijden. Tegelijk wil je, als wetenschapper, ook de theorie en de wetenschappelijke fundamenten van je vak verbeteren.”
Informatica kent drie appIicatiegebieden: ‘embedded systems’ en ‘bedrijfsinformatie’, wat samen met de TU/e-faculteit Technologie Management wordt ontwikkeld. Het derde gebied is ‘bio-informatica’, dat naar BMT is gegaan. Die plaats wordt waarschijnlijk ingenomen door ‘informatie beveiliging’, in samenwerking met Wiskunde waar men al veel onderzoek hiernaar heeft gedaan.
Intern werkt Informatica met bijna alle faculteiten samen. Met Elektrotechniek werkt ze aan hybride systemen, waarbij elektrotechnische besturingssystemen en klassieke systeemtheorie uit de wiskunde worden samengevoegd. Met Scheikunde wordt samengewerkt aan grootschalig rekenen voor simulaties van Moleculair Engineering. Om te simuleren wat er met atomen gebeurt in een chemische reactie zijn immers enorme berekeningen nodig./.


“Het is niet makkelijk om goede visualisaties te maken”


Prof.dr.ir Jack van Wijk leidt sinds 1998 de groep Visualisatie. Doel is het inzichtelijk maken van grote hoeveelheden gegevens. Van Wijk: “‘Hoeveel ruimte heb ik nog vrij op mijn pc?’, is een makkelijke vraag; ‘Waarom is mijn harde schijf vol?’, is lastiger. Met een visualisatie kun je snel en goed zien waar het probleem zit. En kom je er bijvoorbeeld achter hoeveel mp3’s je zoontje gedownload heeft op jouw computer”.
Eén van de programma’s die Van Wijks groep heeft ontwikkeld, is Sequoiaview, een programma dat iedereen kan downloaden (via www.win.tue.nl/sequoiaview) en dat een overzicht van de harde schijf geeft (zie foto).

De groep Visualisatie heeft allerlei visualisatiemethodes ontwikkeld, voor onder meer boomstructuren, netwerken en stroming. Bij het bouwen van een systeem komen diverse disciplines om de hoek kijken: informatica, wiskunde, natuurkunde, psychologie, (industriële) vormgeving. Van Wijk: “Voor het maken van effectieve visualisatiesystemen dien je kennis uit die gebieden te integreren. Verder is het voor ons de uitdaging om het visueel systeem zoveel mogelijk informatie aan te bieden in een begrijpelijke vorm, om in één beeld zoveel mogelijk gegevens te presenteren”.



Dit verhaal hoort in een reeks artikelen over het onderzoeksbeleid aan de TU/e. In de artikelen, die geregeld in Cursor verschijnen, wordt per faculteit gekeken hoe het huidige onderzoek ervoor staat en wat de uitgangspunten zijn voor het toekomstige beleid op dit gebied. Daarbij komen ook de financiële en personele
aspecten die daarmee samenhangen aan bod.