Europees denken op TU/e onvoldoende

De TU/e klaarstomen voor de 'Europese gedachte', dat is één van de taken van prof.dr. Jan Ulijn, leerstoelhouder Euromanagement in Business and Technology. Het Europees denken op de TU/e komt, ondanks verschillende samenwerkingsprojecten, nog steeds niet genoeg uit de verf. In Euroscepsis gelooft de professor echter niet: "Het feit dat we hier notoire dwarsliggers hebben, maakt me juist optimistisch."


Prof.dr. Jan Ulijn, leerstoelhouder Euromanagement in Business and Technology aan de TU/e. Foto: Bart van Overbeeke

Aan zijn kantoormuur hangt een poster met daarop de oude nationale geldbiljetten van de EU-lidstaten. 'Vergane glorie?' staat erboven geschreven. Volgens communicatiedeskundige prof.dr. Jan Ulijn biedt juist de toekomst Europa glorieuze mogelijkheden. "Europa is een bijzondere culturele eenheid, júist vanwege de diversiteit. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat meer diversiteit leidt tot technologische innovaties en dat deze het ondernemerschap stimuleert. In de Verenigde Staten is de diversiteit omgesmeed tot eenheid, daarom zijn ze zo innovatief. Wij kunnen dat ook."
Ulijn bekleedt bij de faculteit Technologie Management sinds zes jaar de leerstoel Euromanagement in Business and Technology, gesubsidieerd door het Jean Monnet-fonds van de Europese Commissie. Monnet was de geestelijk vader van de Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), een Europees samenwerkingsverband uit de jaren vijftig waaruit de latere Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de huidige Europese Unie voortkwamen. Als leerstoelhouder van het fonds doet Ulijn onderzoek dat gerelateerd is aan de Europese integratie. Daarnaast tracht hij de 'Europese gedachte' uit te dragen aan zijn omgeving. Studenten liggen op dit gebied "ver voor op hun leermeesters", aldus de professor. "Als je vraagt hoeveel docenten bezig zijn om in andere Europese landen les te geven, zijn dat er ontzettend weinig. Studenten zijn veel mobieler. Verenigingen als AEGEE, BEST en De Europese Week zijn bovendien heel actief wat betreft de Europese gedachte."

Geld uit Brussel
Veel onderzoek aan de TU/e vindt plaats binnen Europese samenwerkingsprojecten. Bovendien zoekt de universiteit aansluiting bij elf technische ‘topuniversiteiten' die samen het Europese CLUSTER vormen. CLUSTER staat voor Consortium Linking Universities of Science and Technology for Education and Research. Wat wil Ulijn nog meer? "Veel hoogleraren zeggen: techniek is niet Europees, maar internationaal. Dat we intensieve contacten hebben met Singapore is mooi, maar waarom zetten we geen Franse of Duitse universiteit op het lijstje? We streven wel naar samenwerking binnen CLUSTER, maar daar is nog niet veel uitgekomen. Ik heb het idee dat we veel meer geld uit Brussel kunnen halen." Dat de TU/e haar blik liever richt tot over de grenzen van Europa, is volgens de professor typisch Nederlands. "Dat we het zover zoeken, heeft misschien te maken met ons koloniale verleden. Het verbaast me ook niets dat wij zo dicht tegen Engeland en Amerika aanleunen in de kwestie Irak."
TU/e-studenten worden aangemoedigd studiepunten in het buitenland te halen, en voor uitwisselingsplannen ontvangen docenten financiële steun van het management. Volgens Ulijn ontbreekt het docenten en onderzoekers echter aan informatie over de mogelijkheden die ze elders in Europa kunnen vinden. Wat voor moois heeft Europa zoal te bieden? "Er is zoveel innovatie en variatie aan ideeën en werkmethoden hier", vertelt Ulijn enthousiast. De professor, die ook nog les geeft aan de technische universiteit van Darmstadt en verbonden is aan het IPI-research center in Grenoble, noemt de verschillen die hij ziet ‘complementair’. "In Grenoble zijn de studenten ontzettend creatief, ze bruisen van de ideeën, maar maken niet altijd alles af. De Duitsers zijn vreselijk harde werkers, maar missen soms wat creativiteit. Nederlanders zijn vaak generalisten en kunnen qua diepgang leren van de Duitsers." Meer kruisbestuiving vereist echter grotere intra-Europese mobiliteit, wat ook voor de werkgelegenheid belangrijk is, aldus Ulijn. "Als het gaat om innovatie is het ideaal iets te laten ontwerpen door de Fransen, te laten produceren door de Duitsers en te laten verkopen door Nederlanders. Dat wete
n we allang, maar het gebeurt nog veel te weinig vanwege het gebrek aan mobiliteit."

Wachtlijst

Dat Nederland een gebrek heeft aan ingenieurs, terwijl elders in Europa het tegenovergestelde het geval is, geeft volgens Ulijn te denken. "Voor een seminar in Darmstadt heb ik studenten op een wachtlijst staan, kun je je dat voorstellen? De TU/e denkt er zelfs over om studenten uit het Ruhrgebied hierheen te halen. Er zijn mensen die heel Europees denken en voorstellen de technische universiteiten in Nederland op te heffen en ons te concentreren op handel drijven. Willen we ons wiskundige en technologische intellect inruilen voor economische zaken? Ik weet het niet, maar het is wel een goede vraag."
De recente onderhandelingen over de uitbreiding van de Europese Unie en de verdeelde reacties van de Europese landen op de kwestie Irak zijn koren op de molen van Euro-sceptici. Hoewel Ulijn Europa niet snel in één grote natie ziet veranderen, blijft zijn Euro-optimisme onwankelbaar. "Ik geloof niet in Euro-scepsis. Juist het feit dat we zo ongeduldig zijn, is een goed teken dat we verder willen. Het feit dat we hier notoire dwarsliggers hebben, maakt me juist optimistisch. Het geeft veel discussies. Laat die pessimisten maar blijven, want ze prikkelen, en zo komen we uiteindelijk tot betere oplossingen."