Het onderzoek in Nederland op het gebied van nanotechnologie heeft een flinke
steun in de rug gekregen met de subsidie van
95 miljoen euro voor NanoNed. In dit consortium werken universiteiten en bedrijven samen om op de korte termijn van vijf jaar concrete resultaten
te produceren. De TU/e is één van de deelnemers aan NanoNed. Maar
wat is nanotechnologie eigenlijk en welk onderzoek vindt er in dit kader plaats
aan de TU/e? Cursor vroeg het aan vier experts.
“Nanotechnologie is technologie met kritieke afmetingen tussen één
en honderd nanometer, wat ongeveer overeenkomt met twee tot tweehonderd
atoomlagen”, zegt prof.dr. Huub Salemink, hoogleraar halfgeleiderfysica
en NanoNed-coördinator aan de TU/e. “Het is veel breder dan
alleen ict, het is ook natuurkunde, scheikunde en life sciences. Aan de
TU/e wordt nanotechnologie vooral bedreven bij de faculteiten Scheikundige
Technologie en Technische Natuurkunde en in mindere mate bij Elektrotechniek,
Biomedische Technologie en Werktuigbouwkunde.”
“De TU/e is sterk in materiaalonderzoek”, zegt prof.dr. Wim de Jonge,
decaan van de
faculteit Technische Natuurkunde en groepsleider van de groep Fysica van Nanostructuren
(FAN). “We zijn goed in het maken van nieuwe materialen en het op atomair
niveau manipuleren om de gewenste functionele eigenschappen te bereiken. De
TU/e is breed, ze werkt behalve aan halfgeleiders ook aan polymeren, organische
moleculen, metalen en isolatoren.” Volgens De Jonge is er een bloeiende
samenwerking tussen de eerder genoemde faculteiten op het gebied van nanotechnologie.
“De faculteiten Natuurkunde en Scheikunde hebben zeer veel met elkaar
te maken, bijvoorbeeld in het Centrum voor NanoMaterialen (cNM) waarin we over
de faculteitsgrenzen heen
samenwerken. Er zijn geen eilandjes en zeker niet op dit gebied.”
Latex bolletjes
De TU/e neemt deel in NanoNed met de onderzoeksgebieden nano-fotonica
en nano-spintronica, voor respectievelijk optische en magnetische toepassingen.
Daarmee is een groot deel van het nanotechnologie-onderzoek van de universiteit
vertegenwoordigd. Maar er gebeurt meer, ook buiten NanoNed om. De onderzoeksgroep
Emulsiepolymerisatie van prof.dr. Alex van Herk bestudeert de groei van
polymeerketens waarbij de monomeren (de ‘groeistof’) eerst
met ultrasoon geluid, elektronen of licht worden bestookt. Van Herk, tevens
opleidingsdirecteur van Scheikundige Technologie, schetst de situatie
in onderzoeksland als moderne nanotechnologie versus ouderwetse nanotechno-logie.
“De moderne nanotechnologie is zeer fundamenteel, werkt op atoom-
of molecuulschaal en staat ver van bulktoepassingen af. Want hoe krijg
je met ‘single molecule’ manipulatie ooit een kilogram materiaal?”
Daartegenover staat de ouderwetse nanotechnologie waaraan Van Herk werkt:
latexbolletjes van minder dan honderd nanometer en voorzien van een chemisch
huidje. De belangrijkste grootschalige toepassing is in coatings. De bolletjes
vinden verder hun toepassing in polystyreen waarmee zeer dunne en toch
relatief sterke, flexibele koffiebekertjes gemaakt kunnen worden. Maar
ook autobumpers bevatten deze bolletjes, zodat de bumper schokken kan
opvangen en niet scheurt. “Het vakgebied emulsiepolymerisatie bestaat
al jaren. Er is veel steun van de industrie voor dit type onderzoek, onder
andere tot uiting komend in de Stichting Emulsiepolymerisatie, waarmee
zo’n twintig grote bedrijven ons onderzoek sponsoren”, zegt
Van Herk.
(R)evolutie
Salemink ziet de ontwikkelingen in de nanotechnologie eerder als evolutie versus
revolutie, of top-down versus bottom-up. “Nanotechnologie is nog sterk
gerelateerd aan IC-technologie. Die industrie werkt top-down: bestaande structuren
steeds verder verkleinen en nieuwe structuren bedenken om het nog kleiner te
maken. Deze werkwijze is voor een groot deel gebaseerd op bestaande technologie
en begripsvorming. Hoe dun kan gate oxide (één van de kritische
parameters van een transistor, -red.) in een transistor worden? Nu is vier of
vijf nanometer vrij normaal, dat is acht tot tien atoomlagen dik. Als je dit
nog verder wilt verkleinen, loop je tegen fundamentele problemen aan. De spreiding
in laagdikte neemt relatief toe, één atoomlaag meer of minder
is nu al tien procent verschil. De roadmap (verkleiningsstrategie, -red.) van
IC-fabrikanten loopt om deze reden op termijn vast. Een volgende stap kan zijn
het manipuleren van individuele atomen, de bottom-up benadering: van atoomniveau
naar transistorniveau. Dit is nu vooral nog conceptontwikkeling en het is de
vraag of massaproductie met dit soort technieken haalbaar is. Hierbij speelt
chemische technologie een rol, bijvoorbeeld met het maken van macromoleculaire
structuren met losse atomaire of moleculaire blokjes. Tweedimensionaal wordt
dit al gedaan, door atoomlaag voor atoomlaag ‘op te smeren’. Nanotechnologie
betekent driedimensionaal sleutelen aan moleculen.”
Behalve NanoNed-coördinator is Salemink ook trekker van het ‘vlaggenschip’
nano-fotonica. Daar brengt hij de top-down methode in de praktijk voor
het maken van nanostructuren in optische golfgeleiders. Met traditionele
halfgeleiderproductietechnieken maakt zijn groep optische kristalstructuren.
Eerst groeien de fysici een aantal laagjes met verschillende brekingsindices
tot een lagenpakket waartussen het licht in verticale richting is opgesloten.
Door gaatjes van driehonderd nanometer doorsnede te etsen in dit lagenpakket,
ontstaan lichtverstrooiende ‘paaltjes’ haaks op de golfgeleider:
een tweedimensionale tralie die het licht verstrooit of om een bocht geleidt.
Daarmee kan een compacte optische schakelaar of een sensor voor vloeistofstroming
worden gemaakt.
Prof.dr. Bert Koopmans hanteert de bottom-up methode als captain van het ‘vlaggenschip’
nano-spintronica. Met een scanning tunnelling microscope (STM) of een atomic
force microscope (AFM) schuift hij enkele atomen door een metaalrooster. Beide
technieken zijn in eerste instantie ontworpen om op atomair niveau mee te kijken,
maar ze zijn verder ontwikkeld om al even nauwkeurig mee te manipuleren. De
apparatuur wordt met vloeibaar helium gekoeld tot 4 °K (-269 °C) om
de bewegingen van de atomen te bevriezen. Bij kamertemperatuur bewegen de atomen
teveel. Koopmans: “Bij een temperatuur van 4 °K kun je een dag lang
naar één atoom kijken”.
De fysicus onderzoekt vooral magnetische multi-lagen en het daarbij optredende
‘reusachtige magnetoweerstandseffect’ (GMR). In een GMR lagenpakket
is de elektrische weerstand zeer sterk afhankelijk van de sterkte van het magneetveld.
Dit effect is in 1988 ontdekt en wordt nu al volop toegepast in leeskoppen van
harde schijven voor computers. De wetenschappers aan de TU/e kijken naar nieuwe
mogelijkheden om GMR toe te passen in magnetische sensoren en magnetische dataopslag.
Een toepassing is bijvoorbeeld een magnetisch geheugen (MRAM), bestaande uit
een geïntegreerd rooster van nano-gestructureerde magnetische elementjes, die langs elektrische weg geschakeld
en uitgelezen kunnen worden. Een geheel nieuwe lijn betreft het onderzoek aan
het zo snel mogelijk schakelen van de magnetische nano-elementjes. Hiervoor
wordt een nieuwe techniek ontwikkeld, waarbij ultrakorte laserflitsjes van minder
dan een picoseconde (biljoenste seconde) worden gebruikt.”
Openheid
Nanotechnologie staat volop in de aandacht, maar niet alleen in positieve zin.
Tegenstanders roeren zich met visioenen over zelfreplicerende robotjes en andere
science fiction. Volgens Van Herk hebben de wetenschappers dit mede aan zichzelf
te danken. “Onderzoekers en bedrijven hebben bewust een hype gecreëerd
om geld en aandacht te krijgen. Nu moeten ze veel werk verrichten om de ontstane
angst te ontkrachten dan wel te relativeren.” De Jonge en Salemink vinden
openheid zeer belangrijk. “Als we op de wilde ideeën en fantasieën
alleen maar reageren met te zeggen ‘dat kan niet’, maken we mensen
achterdochtig”, aldus De Jonge. “We moeten zo veel mogelijk vertellen
wat wel kan en waar de grenzen liggen.” Salemink wijst op ervaringen met
eerdere technische revoluties: “We kunnen lering trekken uit de ongelukkige
gang van zaken rond de discussie omtrent genetisch gemanipuleerde gewassen”.
Om alvast een voorschot te nemen op de openheid, benadrukt hij dat NanoNed een
realistisch initiatief is en geen science fiction bedrijft. “We onderzoeken
geen nanorobots of zelfreproducerende machines. NanoNed moet in vijf jaar tijd
een zichtbare bijdrage leveren en nanorobots zijn dat niet. Daarom doen bedrijven
als Philips en ASML ook mee, die zijn niet geïnteresseerd als het niet
binnen afzienbare tijd iets oplevert.”/.
|