Na haar studie Biologie in Utrecht
begon Van den Hoven aan de postdoctorale opleiding User-System Interaction
bij het IPO aan de TU/e. Tijdens haar afstuderen bij Philips werd ze gevraagd
mee te doen aan het Phenom-project, een initiatief waarbij vier AIO’s
tegelijk aan één project werken. “Iedere promovendus
krijgt dan vier jaar de tijd om onderzoek te doen naar één
aspect van het project”, vertelt de promovenda, die haar promotieonderzoek,
dat onder auspiciën stond van de J.F. Schouten School for User-System
Interaction Research, uitvoerde bij Philips Research en het Embedded Systems
Institute (ESI). “Het onderwerp waar we besloten ons op te richten,
was een apparaat waarmee je door je herinneringen kunt grasduinen.”
Om elkaar goed te leren kennen, om erachter te komen waar ze aan begonnen,
én om iets te kunnen laten zien aan anderen, werd besloten te beginnen
met het maken van een ‘demonstrator’, een soort prototype.
Dat werd een digitaal fotobrowserapparaat. “Steeds meer mensen hebben
een digitale camera en het probleem dat daarbij is ontstaan, is de manier
waarop je die foto’s aan anderen kunt laten zien. De meeste mensen
vinden het onhandig om bijvoorbeeld de foto’s op de pc te laten
zien. Wij hebben gewerkt aan een alternatief voor het fotoalbum en hebben
een apparaat ontwikkeld waarmee je digitale foto’s op de bank kunt
bekijken.” Het apparaat wordt bediend via een touchscreen waarmee
je foto’s op bijvoorbeeld het televisiescherm kunt laten zien. “Wat
hierbij van groot belang is, is dat je zelf de controle hebt over je foto’s.
Als het om foto’s gaat, is privacy erg belangrijk omdat het om jouw
herinneringen gaat.”
Hierna hebben de vier onderzoekers zich ieder op een bepaald aspect gericht
van het onderzoek naar een digitaal apparaat dat kan helpen bij het ophalen
van herinneringen. “In mijn geval werd dat de gebruikerskant”,
aldus Van den Hoven.
Souvenirs
Als fysieke tegenhanger in een tijd waarin steeds meer digitaal wordt,
besloot Van den Hoven souvenirs bij haar onderzoek te betrekken. “Ik
wilde weten wat souvenirs voor mensen betekenen, hoeveel ze er in huis
hebben en bijvoorbeeld waar ze ze bewaren. Uit mijn onderzoek hiernaar
blijkt dat mensen souvenirs in de eerste plaats gebruiken voor de functie
die het heeft, bijvoorbeeld een flesopener echt om flessen te openen,
maar als je ze vraagt echt naar het souvenir te kijken, blijkt dat het
voor die persoon ook een functie heeft die ze niet bewust doorhebben,
namelijk het oproepen van herinneringen.”
Omdat ze meer te weten wilde komen over herinneringen, heeft ze zich verdiept
in de psychologieliteratuur op dit vlak en ontdekte ze dat er nog weinig
onderzoek naar is gedaan. “Wel is veel geschreven over traumatische
herinneringen, maar naar alledaagse herinneringen is nog nauwelijks onderzoek
gedaan terwijl dit juist zo belangrijk is voor het functioneren van de
mens. De mens gebruikt zijn autobiografisch geheugen om relaties met andere
mensen aan te kunnen gaan en zijn identiteit te bepalen. Ook kan de mens
met dit geheugen zijn stemmingen beïnvloeden. Om hier zelf iets mee
te kunnen doen, heb ik me eerst verdiept in de werking van het geheugen.”
Ze ontdekte dat veel mensen er vanuit gaan dat het geheugen een soort
bibliotheek is waarin ieder boek een herinnering beslaat. Uit onderzoek
is echter gebleken dat het niet zo werkt. “Van alle dingen die je
ervaart, sla je concepten op. Een concept kan van alles zijn, bijvoorbeeld
een stoel, een persoon of een dag. Zo’n concept koppel je weer aan
andere concepten. Hoe sterker de koppeling, hoe groter de kans is dat
je deze concepten aan elkaar koppelt als je je iets probeert te herinneren.
Dat betekent dus dat herinneringen continu veranderen. Veel mensen kunnen
dit niet geloven, omdat ze zich niet kunnen voorstellen dat ze ooit anders
gedacht hebben.”
Deze ontdekking had grote consequenties voor het onderzoek naar het ‘herinneringen’-apparaat.
“De herinneringen zitten in iemands hoofd en liggen niet vast, dus
wij kunnen mensen niet vertellen wat ze zich herinneren. Omdat de herinneringen
veranderen, kun je ze niet opslaan. Ik heb me afgevraagd hoe je herinneringen
kunt oproepen. Dit kan met behulp van ‘cueing’. ‘Cues’
zijn bijvoorbeeld foto’s, videobeelden, geuren of fysieke objecten
die de hersenen op een bepaalde manier activeren waardoor je je iets
herinnert.”
Van den Hoven wilde weten of ‘cues’ van invloed zijn op herinneringen
en welke het meest effectief zijn. Ze heeft hiervoor een onderzoek met
proefpersonen gedaan. “De mensen hiervoor heb ik allemaal via via
gezocht omdat ze niet mochten weten waar het onderzoek over ging. Ze zouden
zich dan misschien te veel op herinneringen fixeren. Met z’n allen
zijn we een dagje naar het archeologisch themapark Archeon geweest waar
de proefpersonen verschillende activiteiten hebben gedaan.” De deelnemers
maakten onder meer vilt en een fibula, de Romeinse voorloper van de veiligheidsspeld.
Die twee activiteiten werden voor het experiment gebruikt omdat er de
meeste soorten ‘cues’ in voorkwamen en een souvenir er het
resultaat van was. Ruim een maand na het dagje uit moesten de proefpersonen
vragenlijsten invullen over hun herinneringen aan het maken van het vilt
en de fibula. Bij de ene vragenlijst kregen ze de ‘cue’ erbij
en bij de andere niet. “Allerlei theorieën gaan er vanuit dat
als je mensen iets teruggeeft dat ze koppelen aan een bepaalde omgeving,
ze dit helpt bij het oproepen van herinneringen”, vertelt Van den
Hoven. “Dit kwam echter niet uit het experiment naar voren. De vragenlijsten
zonder ‘cue’ leverden significant meer herinneringen op dan
de vragenlijsten met ‘cue’. Dit was voor mij een totaal onverwacht
resultaat waarover ik in eerste instantie zelfs een beetje teleurgesteld
was. Daarna ben ik gaan nadenken over een mogelijke oorzaak hiervan en
ik denk dat als je mensen bijvoorbeeld een foto geeft, ze zich alleen
nog focussen op de foto en de andere herinneringen vergeten.”
Het onderzoek heeft nog niet geleid tot een apparaat waarmee je door herinneringen
kunt wandelen, maar zou waarschijnlijk ontwikkeld kunnen worden als de
onderzoeken van de vier Phenom-promovendi samengevoegd worden. “Dit
behoort echter niet meer tot onze plannen”, zegt Van den Hoven.
“De tijd is op. We zijn allemaal onze eigen kant opgegaan met het
onderzoek en moeten het ontwikkelen van het apparaat aan anderen overlaten.”
Industrial Design
Sinds begin dit jaar is Van den Hoven universitair docent bij de TU/e-faculteit
Industrial Design. “Toen ik biologie studeerde, kwam ik erachter
dat die studie erg individueel was terwijl ik veel liever met mensen in
teams wilde werken. Toen Berry Eggen, mijn dagelijks begeleider tijdens
mijn promotietijd, hoogleraar werd bij Industrial Design en mij vroeg
universitair docent te worden, kon ik die kans niet voorbij laten gaan.
Zeker omdat het een nieuwe faculteit is, biedt het me veel mogelijkheden,
kun je op veel fronten meebeslissen en nieuw onderzoek opzetten. Als universitair
docent besteed je de helft van je tijd aan onderwijs en de andere helft
aan onderzoek. Op onderwijsgebied ben ik project-coach en begeleid ik
studenten bij hun projecten en de zelfreflectie die ze moeten toepassen.
Ook heb ik enkele projecten opgezet waarvan de eerste onlangs is afgesloten.”
Omdat ze nog maar kort aan de faculteit werkt, is ze nog aan het nadenken
over wat het op onderzoeksgebied gaat worden. “Ik ben van plan de
rol en het gebruik van fysieke objecten in de interactie van mensen met
hun alledaagse omgeving verder te onderzoeken in toekomstige situaties
waarin omgevingen op een intelligente manier kunnen reageren op de aanwezigheid
van mensen”, zegt Van den Hoven. Dit is een logisch plan gezien
de conclusie die ze aan het einde van haar promotieperiode trekt: ‘Hoe
meer je te weten komt, hoe meer nieuwe vragen er in je op komen’./.
|