Interview/ Gerard van Zeijl

“Passie is geen blinde bewondering, maar intrige”

Marleen Veldhuijzen
Foto: Bart van Overbeeke

Vijfendertig jaar is prof.dr.ir. Gerard van Zeijl werkzaam geweest aan de TU/e. Eerst als docent en universitair docent en later als hoogleraar Architectuurgeschiedenis en Theorie. Op vrijdag 27 mei houdt hij zijn afscheidscollege. Hij kijkt tevreden terug op zijn periode aan de faculteit Bouwkunde en vindt het tijd om ruimte te maken voor nieuwe docenten.

Van Zeijl heeft vele passies, die bijna allemaal in het teken staan van architectuur. “Passie is geen blinde bewondering, maar intrige. Het is een zoektocht naar kritische scharnierpunten in de historische ontwikkeling van de architectuur. Architectonische ingrepen van allure worden meestal gekenmerkt door een heldere oplossing, maar vormen tevens de vergroting van het permanente raadsel dat stad heet. Zo vormen de kerken van de Renaissance architect Palladio in Venetië zowel een bespiegeling op de culturele grandeur als een commentaar op de opstanden in de stad. Ook in onze tijd is het een uitdagende vraag hoe architectuur reageert op spanningen, zoals een overmaat aan rijkdom en informatie en een tastbaar gevoel van onbehagen zoals destijds in Venetië”.
Tijdens zijn periode aan de TU/e heeft Van Zeijl ook les gegeven aan hbo-studenten Bouwkunde. Het was volgens hem een uitdaging hen les te geven en ander lesmateriaal te ontwikkelen dan dat wat aan de faculteit Bouwkunde gebruikt werd. “Ik heb altijd al een hang gehad naar de praktische kant van het lesgeven die in het hbo gehanteerd wordt. Je verschaft een student geen kennis door die simpelweg over hem of haar uit te storten, maar wel door ideeën aan te reiken om verder over na te denken en een eigen mening over te vormen.”
De vraag die Van Zeijl recent veel gesteld wordt, is of hij het lesgeven gaat missen. “Natuurlijk zal ik de studenten en mijn collega’s missen, maar ik ben niet afhankelijk van die contacten. Vrije tijd is wezenlijk, het biedt de mogelijkheid tot reflectie, die zo eigen is aan theorievorming. Zo is een weekend of een vakantie ook een vorm van pensioen, waarin je de leegte kunt ervaren om je geest op te ruimen. Je moet in het leven soms afscheid nemen om met een vernieuwde blik naar de werkelijkheid te kunnen kijken. Door grenzen te verleggen, ontstaan bovendien soms de grootste verrassingen; de opmaat voor experimentele wetenschap.”
Van Zeijl heeft ook een architectenbureau opgericht, waarvan zijn eigen huis in Geldrop een resultaat vormt. Het huis is in 2000 gebouwd. Het kwam er overigens niet zonder slag of stoot. “Het is altijd ontzettend moeilijk om bij gemeentes iets voor elkaar te krijgen. Alles moet binnen het bestemmingsplan passen. De intrige is hier hoe je binnen die strikte regelgeving toch het concept architectuur zichtbaar maakt. In mijn intreerede noem ik dat ‘een spel met de regels’.”
Een andere bezigheid van hem is het opnieuw bundelen en uitbrengen van zijn publicaties en de voordrachten die hij hield op symposia. Van Zeijl heeft zich de opdracht gesteld een boek uit te geven met de titel ‘De zeven dagen van Architectuur’. In zeven hoofdstukken neemt hij stelling tegen de bekende tien boeken van de Romeinse bouwkundige Vitruvius om aansluiting te vinden bij Ruskins ‘The Stones of Venice’. Dit betreft zijn werkelijke intrige: het onderling uitspelen van architectuurtheorieën, zodat via inhoudelijke relativering iets ontstaat dat als de ‘lange adem van architectuurgeschiedenis’ kan worden opgevat. Een strategie ziet hij als een methode verruimd met tactiek. Het is een elegante schermutseling tussen intriges.
Tijdens zijn loopbaan heeft Van Zeijl veel architectuur persoonlijk gezien en, zoals hijzelf zegt, verinnerlijkt. Vertellen uit eigen ervaring is de beste methode om studenten te prikkelen, vindt hij. “Je moet er zelf geweest zijn om het gevoel te kunnen overbrengen. Ik heb van veel architectuur genoten en van veel architectuur gewalgd. Je moet er met je hele wezen inzitten en je kennis niet alleen uit boeken halen.” /.