Europees onderzoeken hoe techniek Europa verbond

Geschiedenis/Ivo Jongsma
Foto/Bart van Overbeeke

Lang voordat de voorloper van de Europese Unie van start ging, slechtten spoorwegen en telegraaflijnen al de nationale barrières in het oude continent. Toch dichten de geschiedschrijvers tot nu toe geen belangrijke rol toe aan techniek en technologie in de integratie van Europa. Onterecht, meent TU/e-hoogleraar Geschiedenis van de Techniek, dr. Johan Schot. Hij bedacht een onderzoeksprogramma dat zo’n honderdvijftig wetenschappers uit ruim twintig verschillende landen gaan uitvoeren. Afgelopen maand kwam de financiering rond; volgend jaar begint het daadwerkelijke handwerk. Maar daar ging wel zeven jaar praatwerk in Europees verband aan vooraf.

Historisch onderzoek naar grensoverschrijdende Europese infrastructuur; dat ruikt naar oude, stoffige archieven. En dat beeld klopt voor een groot deel ook. Techniekhistoricus Johan Schot hoopt met zijn netwerk van onderzoekers uit ongeveer 23 landen archieven te ontsluiten die nog nooit eerder door historici bekeken zijn. Het archief bijvoorbeeld van het Comecon, de voormalige Oost-Europese tegenhanger van de Europese Economische Gemeenschap. In verslagen van vergaderingen moet het nodige te vinden zijn over de aanleg van Europese olieleidingen, denkt Schot. Een ander voorbeeld: het archief van de Volkenbond, de voorloper van de VN. Daar liep de groep van Schot onlangs tegenaan in Genève. “Spannend materiaal voor historici”, zo typeert de onderzoeker het ‘kilometerslange’ archief. Want: de Volkenbond blijkt zeer actief te zijn geweest op het terrein van Europese infrastructuur. “Veel plannen waren er al veel eerder dan werd aangenomen. Zo was er begin jaren dertig al een plan voor een Europees snelwegennet”, vertelt Schot enthousiast.
Het zijn zaken waar historici tot nu toe veelal overheen keken. Wie de geschiedschrijving over de Europese integratie bekijkt, leest vooral veel over de betrekkingen tussen de Europese landen. Over hun al dan niet vooruitziende leiders, die verdragen afsluiten. Over de Tweede Wereldoorlog en de rol van de VS en de voormalige USSR. En over de gemeenschappelijke joods-christelijke achtergrond en de Verlichting. Maar de techniek, die speelt amper een rol. “Terwijl techniek net zo’n fundamentele invalshoek is als politiek, economie of cultuur”, stelt Schot. Ander kritiekpunt: de Europese integratie wordt meestal
beschreven als een proces dat begint na de Tweede Wereldoorlog. “Maar in 1913 werd de graanprijs in Moskou al beïnvloed door de veiling in Londen”, werpt de Eindhovense onderzoeker tegen. En hoe kwam dat? Door de techniek van de telegrafie en door de infrastructuur waarmee goederen snel verplaatst konden worden.
Schot gaat daarom de invloed van techniek en technologie op de Europese integratie onderzoeken. Wat niet wil zeggen dat in zijn ogen techniek de Europeanen altijd dichter bij elkaar bracht. Het kan ook de andere kant op werken. Rusland koos bijvoorbeeld ooit voor een andere spoorbreedte dan de rest van Europa, waardoor dus eerder segregatie dan integratie in de hand gewerkt werd. En, om maar bij treinen te blijven, de holocaust. Schot: “Die was niet mogelijk geweest zonder de trein”. Dat is mede de reden waarom het onderzoek de titel ‘Tensions of Europe’ draagt. “Integratie gaat gepaard met enorme spanningen. Kijk naar de twee wereldoorlogen. De twintigste eeuw was een bloody affair.”

Versnipperd
In 2007 gaat het onderzoeksprogramma echt van start; de resultaten moeten er in 2011 zijn. Momenteel loopt de aanbesteding, waarin de onderzoeksgelden van de European Science Foundation (ESF), zo’n zes miljoen euro, verdeeld worden over tien tot twaalf afzonderlijke projecten. Uit de opzet van de financiering blijkt dat het geen sinecure is om een dergelijk groot Europees project van de grond te krijgen. Het ESF heeft namelijk zelf geen geld; het krijgt geld van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de equivalenten daarvan in de andere Europese landen. Het ESF kan dat geld niet vrijelijk verdelen: het geld van land X moet gaan naar een onderzoeker uit land X. Bovendien moeten aan elk project wetenschappers deelnemen uit minimaal drie verschillende landen. Lastig, geeft Schot toe. “De financieringsstructuren zijn versnipperd. Maar wil je echt iets groots, dan moet je daarmee kunnen omgaan.”
En je moet lang van tevoren beginnen, met het bouwen van een netwerk en het vinden van draagvlak, vertelt de hoogleraar Geschiedenis van de Techniek. De eerste stappen daarvoor zette hij in 1999. In drie workshops werd met een tiental onderzoekers de grote lijn bepaald. Zo
besliste deze groep al snel dat het resultaat niet zou moeten bestaan uit nationale geschiedschrijvingen, maar dat het juist een internationale kijk moest hebben. En dat het startpunt 1850 moest zijn, omdat rond het midden van de negentiende eeuw de eerste Europese infrastructuren van de grond kwamen: de spoorwegen en het telegrafienet.
Na die eerste afbakening volgden enkele jaren waarin middels zesentwintig workshops, verdeeld over heel Europa, het netwerk en de onderzoeksvragen werden verbreed en uitgediept. Waarbij bleek dat er in Oost-Europa amper onderzoekscapaciteit is, vertelt Schot. Maar die is wel hard nodig, bijvoorbeeld om te speuren naar de Comecon-archieven. “Dus willen we daarin investeren. We willen tegelijk met dit onderzoek de capaciteit daar opbouwen.” Na de lange serie workshops lagen er een onderzoeksagenda en een voorstel dat diende als
subsidieaanvraag bij de ESF.
Schot is, samen met co-onderzoeker prof.dr. Ruth Oldenziel, al zeven jaar aan het reizen en aan het praten om zijn onderzoeksprogramma van de grond te krijgen. Maar pas volgend jaar gaat het echt van start. Was het niet makkelijker geweest om het helemaal zelf uit te voeren? Dat is geen optie, weet de techniekhistoricus te vertellen. Simpelweg omdat er alleen in Europees verband
voldoende subsidie voor te krijgen is. Bovendien is het vanuit Nederland niet uit te voeren. Ga als Nederlander maar eens in een Fins of Pools archief zoeken. En de invalshoeken die onderzoekers uit andere landen inbrengen, zijn broodnodig, is Schots overtuiging. “Geschiedschrijving is niet neutraal. Je moet verschillende visies met elkaar confronteren.”

Autocultuur
Het onderzoeksprogramma bestaat uit vier onderdelen. Ten eerste de Europese infrastructuur. Telegrafie, telefonie, kanalen, stroomnetten, wegen; hoe heeft het ontstaan ervan Europa bij elkaar gebonden? Met deze vraag wil Schot zichzelf gaan bezighouden, naast zijn rol als programmaleider. Verder staat Europese kennisuitwisseling centraal, die er bijvoorbeeld was via congressen, internationale vakverenigingen, standaards, patenten en universiteiten. En via grootschalige Europese samenwerkingsverbanden, zoals Airbus, de ontwikkeling van de Concorde en de Europese ruimtevaart.

Globale context
Ook de consument en de producten die op de markt verschenen, worden onder de loep genomen. Schot: “Hoe eigenden mensen het zich toe, in verschillende settings? Wat deed de auto in Rusland, wat in Spanje? Ontstaat er één Europese autocultuur? Bijvoorbeeld het rijden met een versnellingsbak, dat is hier dominant, terwijl in de VS iedereen met een automaat rijdt. Of het gebruik van de wasmachine. Was je centraal, of doet iedereen het thuis?”. Verder plaatst Tensions of Europe de ontwikkelingen in Europa in een globale context. Zonder inkomsten en grondstoffen uit de koloniën had Europa er heel anders uitgezien. Bovendien boden de overzeese gebieden een mooie plek om te experimenteren met nieuwe technologie.

De optelsom van al dit onderzoek moet uiteindelijk, naast een stapel wetenschappelijke publicaties, een vijfdelige boekenserie opleveren. Een soort Europees equivalent van de boekenreeks ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’, het resultaat van het vorige grote onderzoeksproject van Schot. Heikele vraag: in welke taal? “Engels”, aldus Schot. “Maar dat was wel een discussiepunt. En dat zal het ook wel blijven.”
De hoogleraar hoopt dat zijn onderzoek bijdraagt aan ‘de emancipatie van de techniek in de geschiedschrijving’. Want nu is techniek nog een ondergeschoven kindje bij zijn vakgenoten, die volgens hem in staat zijn “de geschiedenis van de twintigste eeuw te beschrijven zonder de auto of het vliegtuig te noemen. Maar als je de mensen op straat vraagt naar de grootste verandering in de vorige eeuw, dan noemen ze altijd iets technisch”./.