Achtergrond

Stalen woningen, uit de fabriek

Systeembouw/Ivo Jongsma

In de Eindhovense wijk Lievendaal gaan momenteel 212 Polynormwoningen tegen de vlakte. Met deze sloop dreigde ook alle kennis omtrent dit unieke bouwpakketsysteem verloren te gaan. Daarom onderzocht en documenteerde een groep Bouwkundestudenten, onder leiding van universitair docent ir. Guus Timmermans, de dik vijftig jaar oude huizen tot in het kleinste detail. Eén woning werd zelfs volledig uit elkaar geschroefd en weer opgebouwd op het TU/e-terrein. Dinsdag 16 mei is er een afsluitend symposium over het onderzoek naar de stalen woningen.

 


Guus Timmermans. Foto: Bart van Overbeeke

Polynorm. De meeste mensen zal het niet veel zeggen. Maar in de wereld van de bouwtechniek is het een klassieker, vertelt projectleider Guus Timmermans. “Het is een soort Citroën DS onder de woningen”, aldus de docent. “Alleen was het bij Polynorm niet de vormgeving die het zo uniek maakte, maar de techniek.” Het eind jaren veertig ontwikkelde stalen bouwsysteem kwam volledig uit de fabriek. Woningen kwamen als Meccano-dozen aan op de bouwplaats en hoefden daar alleen nog gemonteerd te worden. Zonder dat er ook maar iets van mortel, beton of stucwerk bij kwam kijken - behalve voor de fundering dan. De
bedenker van dit alles was Alexandre Horowitz. Deze man, die zowel werktuigbouwkundige als elektrotechnicus was, had eerder bij Philips de Philishave bedacht. Maar eind jaren veertig zag hij brood in de woningbouw en richtte hij het bedrijf Polynorm op. ‘De Polynorm-woningen staan model voor het naoorlogse ideaal van volledige industrialisatie van het bouwproces’, staat in het nieuwe boek over Polynorm, dat op het symposium op 16 mei wordt gepresenteerd. ‘Een productieproces dat volledig onder controle te brengen is, onafhankelijk van weer en wind. Fabriekswoningen zijn bovendien op een afgesproken tijd en tegen een afgesproken prijs leverbaar.’ De praktijk zag er echter anders uit dan het ideaalbeeld dat Horowitz voor ogen had.

Documentatie
De 212 huizen in Lievendaal zijn -op tachtig inmiddels al afgebroken exemplaren na, in Bunschoten- de enige Polynormwoningen die ooit gebouwd zijn. Toen de sloopplannen voor het Eindhovense Polynormwijkje een paar jaar terug vorm kregen, klopte de stichting Wederopbouwerfgoed Eindhoven aan bij de TU/e. Alle kennis over het systeem dreigde door de sloop verloren te gaan. Er was vrijwel geen documentatie meer. “Het is maar zo’n vijftig jaar geleden, maar van het hele systeem is geen tekening meer te vinden”, ondervond Timmermans.
Hij gebruikte het Polynormwijkje als basis voor twee derdejaarsprojecten. Vierentwintig studenten brachten het systeem in het herfsttrimester van 2005 van A tot Z in kaart. “Dat was monnikenwerk”, merkt de docent op. Het systeem telt enkele honderden soorten componenten -beugeltjes, lipjes, dragers, strippen, kozijnen, enzovoorts- die allemaal nauwkeurig opgemeten en in AutoCAD getekend zijn. Ook maakten de Bouwkundestudenten een demontageplan. Hoe de woningen uit elkaar gehaald moeten worden, was namelijk onbekend. Proefondervindelijk moesten ze bepalen wat de juiste volgorde was.
In het afgelopen wintertrimester verrichte dezelfde groep onderzoek aan de systeembouwwoningen. Allerlei aspecten werden onder de loep genomen. Hoe goed was de isolatie? Hoe sterk waren de dragers? Hoe was de staalkwaliteit? Hoe zijn de arbeidsomstandigheden tijdens het sloopproces? En: wat voor herbestemming had je de woningen nog kunnen geven? Dat leverde nog erg mooie ideeën op, vertelt Timmermans, die eigenlijk net iets te laat kwamen. Zoals het plan om twee woningen samen te voegen tot één atelierwoning, waarbij de helft bestaat uit één hoge ruimte van vloer tot dak, voorzien van een glasgevel over de gehele hoogte. Verder vergeleek een afstudeerder het systeem met de huidige staalbouwsystemen. En binnenkort gaat een andere afstudeerder onderzoeken waarom het systeem geen succes werd.
Enkele redenen daarvoor kunnen al aangewezen worden. De belangrijkste ervan, denkt bouwtechnicus Timmermans, is het feit dat de 212 woningen dik drie maanden te laat klaar waren. Heel erg vreemd was dat niet, want het bleek ontzettend arbeidsintensief om de stalen woningen in elkaar te schroeven, doordat alles ongemonteerd op de bouwplaats kwam. De montage van een enkele woning vergde duizenden handelingen. Timmermans: “Het aantal verbindingen en onderdelen, dat was echt verschrikkelijk”. En, ook belangrijk, waarschijnlijk waren de Polynormwoningen niet goedkoper dan traditioneel gebouwde huizen. “Als het echt goedkoper was geweest, dan waren ze er wel mee doorgegaan”, denkt de projectleider. Toen Polynorm in 1953 geen overheidssteun meer kreeg, zei het bedrijf de woningbouw vaarwel. De geestelijk vader van het systeem, Horowitz, werd ontslagen.
Het feit dat het bouwsysteem niet echt van de grond gekomen is, wil niet zeggen dat het geen goede eigenschappen had. Het was bijvoorbeeld ongekend nauwkeurig qua maatvoering; alles paste precies in elkaar. “Er kwam geen pur-schuim of kitspuit aan te pas”, weet Timmermans. Verder waren de woningen voorzien van een vijf centimeter dikke laag isolatie en een dampremmend materiaal om condensatie in de spouwmuren te voorkomen; allebei nieuwe zaken in die tijd. En in de holle muren konden gemakkelijk leidingen weggewerkt worden. Ook uniek: de dragers waren gemaakt van koudgewalst plaatstaal. Daardoor was het gewicht van de woningen erg laag: tachtig kilo per kuub woning, tegen vijfhonderd voor een woning van baksteen. Maar het meest opmerkelijke van het Polynormsysteem was wel het feit dat het een volledig integraal systeem was, rechtstreeks uit de fabriek. Van draagstructuur tot gevelafwerking en keukeninrichting aan toe.

Bewoning
Bouwtechnisch was het dus uniek, maar hoe was het om in zo’n ‘Meccanohuis’ te wonen? Het is nooit in detail onderzocht, maar een interactieve dvd-documentaire, gemaakt door studenten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, werpt er wel een licht op. De bewoners vonden bijvoorbeeld de strips tussen de wandplaten aan de binnenkant onhandig: je kon er zo moeilijk overheen behangen. Binnen in de stalen huizen deed de radio het niet. Op zolder werd het gloeiend heet, onder het stalen dak. Wat er bij een bewoner toe leidde dat de op zolder opgeborgen kerstkaarsen als één grote aaneengesmolten klomp kaarsvet weer van zolder kwamen. En het huis had veel eigenaardige geluidjes, zoals dat van de ijzeren trapleuning. Toch waren de bewoners tevreden; velen bleven er tientallen jaren wonen.
Binnenkort zijn de Polynormwoningen echt verleden tijd. Eén exemplaar overleeft de sloop in Lievendaal echter. Vier Bouwkundestudenten hebben
namelijk een woning weer in elkaar gezet, in de koepel op het TU/e-terrein, bij de entree aan de Insulindelaan. Op het Polynormsymposium op 16 mei kunnen bezoekers de opengewerkte woning bekijken en zien hoe ingenieus het systeem in elkaar zit. Guus Timmermans hoopt dat de stalen woning nog ‘minstens tien jaar’ kan blijven staan in de koepel. “Het is een ontzettend leuk studieobject.”
Alexandre Horowitz -die in 1982 overleed- is voor deze universiteit overigens geen onbekende. In 1958 werd hij hoogleraar aan de faculteit Werktuigbouwkunde aan de toenmalige THE, en dat bleef hij tot 1974. Met de bouwwereld liet hij zich echter niet meer in./.

Dinsdag 16 mei is er een middagsymposium over Polynorm. Deelname kost 25 euro voor studenten en 125 euro voor anderen. De prijs is inclusief boek en dvd. Aanmelden kan op www.bwk.tue.nl/ade.