De bouwkundige doorsnede van een toga

door Gerard Verhoogt & Miguel Alvares

‘Napels, 20 maart 1944. De lucht zag zwart. Op de grond was alles bedekt met een laagje as. Ik reed de stad uit in een bui van grijze sneeuw, de lavastroom trok gestaag de stad in, enkele omstanders waren de lava tot op een paar meter afstand genaderd, vloekend en schreeuwend naar de stroom.’ Zo opende architect Bert Staal de lezing die hij met zijn vrouw Matty Christensen hield voor het Eindhovense Vormgeversoverleg vorige week woensdag. ‘Leuk-Lelijk’ luidde de titel, vormgeven of juist niet-vormgeven was het thema. Staal’s wijze van vormgeven is voor iedereen te bewonderen in het auditorium. Ook voor de nog op te richten Facultyclub, die gehuisvest zal worden in het Rekencentrum, ontwierp hij het nieuwe interieur.

De beschrijving van de uitbarsting van de Vesuvius tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog lijkt een vreemde manier om een lezing over vormgeving te beginnen. Bert Staal had hier echter zo zijn bedoelingen mee. ‘Vroeger bouwden mensen gewoon bakstenen huisjes met hun aparte vormpjes en eigen voorkomen. Tegenwoordig is er veel meer verkeer op de weg. Iedere dag trekken er massa’s mensen en verkeer door de stad. Net als de lavastroom die zoveel jaar geleden in Italië door de stad trok. De gebouwen verdwijnen op de achtergrond. Vormgeving is niet meer zo belangrijk, belangrijker is nu om de gebouwen aan de stroom van mensen en verkeer aan te passen. Moeten we eigenlijk nog vormgeven?’ Die vraag legde Staal de aanwezigen voor.

Duikerspak
Inspiratie doet Staal soms op uit heel eenvoudige, alledaagse dingen. Een goedkope manier om een glasplaat van een lamp aan het plafond op te hangen, vond hij in de keukenkast: theelepeltjes. Met drie lepeltjes werd de plaat bevestigd; eenvoudig en toch mooi. Andere inspiratiebronnen waren een telefoonnummer voor het ontwerp van een raam, dobbelstenen voor een boekenkast en sneetjes brood voor een fietsenstalling. Staal toonde vorige week woensdag ook minder geslaagde ontwerpen. Zo ontwierp hij een brug voor op de Amsterdamse walletjes. Of liever gezegd, er ontbrak een brug, want hij stelde voor om een trap in de gracht te laten lopen, en om daar duikerspakken te verhuren aan de heren die zo graag naar de overkant wilden. Het duikerspak kon vervolgens als condoom functioneren.
Staal’s ontwerpen maken in Eindhoven al op enkele plekken deel uit van het stadsbeeld: het café van Plaza Futura, het pleintje ervoor en coffeeshop De Pink. Op de TUE kan iedereen zijn inrichting van het auditorium bewonderen. Zelf vindt Staal het auditorium op de grens van leuk en lelijk liggen. ‘Het gebouw doet me eigenlijk aan een machine denken. Net een grote chip. Maar vooral die ruimte maakt het een prachtig gebouw. De grote zalen, het feit dat je er helemaal omheen kunt lopen. Op deze manier kun je tegenwoordig niet meer bouwen. Eigenlijk is het gebouw een monument.’

Doorgesneden toga
Nieuw zijn zijn ontwerpen voor het interieur voor CALYPSO (faculteit Natuurkunde), de Internet-informatiezuilen (auditorium) en het interieur voor de op te richten Facultyclub. Dat wil zeggen, als de enquête daarover positief uitvalt (zie ook Cursor 12). Het ontwerp ontstond in samenspraak met professor Gerard van Zeyl, als vertegenwoordiger van de TUE. Bij het ontwerpen had Staal het beeld voor ogen van hoogleraren in toga op een trap; ze zitten niet, maar zijn op verschillende niveaus actief en communicatief bezig. Die ‘getrapte sfeer’ zette hij door in de Facultyclub. Verder vroeg hij zich af wat je krijgt als je een bouwkundige doorsnede van een toga maakt. Antwoord: een meandervorm, van boven af gezien. Die vorm werd de basis voor de architectuur. In vergelijking met een rechte lijn ontmoeten mensen elkaar vaker als die kronkelt, er is meer contact als ze langs verschillende curven lopen.
Staal: ‘De club loopt van losjes, overzichtelijk en algemeen tot steeds intiemer en kleinschaliger bij de maaltijd. Voor de inrichting wil ik overwegend natuurlijke materialen gebruiken: voor de banken ecologisch leer of prachtige stoffen. Het plafond krijgt een ruwe, vezelige textuur, waarop theaterlicht wordt geprojecteerd om die te benadrukken. De marmoleumvloer krijgt het motief van een barcode, in gedempte grijstinten. De rechte lijnen in de vloer contrasteren met de swingende, vloeiende lijnen van de meandervorm.

Bamboe
De club omvat drie delen, vooraf gegaan door een vitrine. Daarin komt een allesomvattend boek van architect Daniël Liebeskind over communicatie en techniek. Eenmaal binnen komt de bezoeker eerst in de hall met een bar, een podium en er staan tafels waar je aan de ene kant kunt staan en aan de andere kant kunt zitten. Omdat de bank op een verhoging staat, kan men te allen tijde op ooghoogte praten met de gesprekspartner die tegenover hem of haar staat. Er zijn ook boeken-eilandjes met publikaties van de TUE, zodat nieuwkomers kennis kunnen nemen met wat er hier zoal gebeurt. In de hall wacht de bezoeker op degene met wie hij of zij afgesproken heeft, en door de lange, wijde banken en de tribune is alles (en iedereen) goed te overzien. Daarna vervolgt men de ‘reis’ naar de lounge in het midden van de club. De golvende bank verkleint en versmalt zich in drie kleinere nissen. Hier is plaats voor een voorbespreking en een aperitiefje. Achterin bevindt zich de dinerruimte, voor de meer persoonlijke ontmoeting aan de eettafels. Door de ruiten komt gefilterd daglicht en de ramen zijn door middel van bamboe afgeschermd van buiten. Zo ontstaat het beeld van een groen omzoomd park, waarin men ontspannen met elkaar kan converseren en kan genieten van het ‘uitzicht’ op een smaakvol gedekte tafel.

Foto: Een impressie van de inrichting van de Facultyclub.