Dienst Overige Zaken

Studentenstad

Is Eindhoven een studentenstad? Wie zelf ooit elders gestudeerd heeft en daarna naar het Zuiden is afgezakt, heeft met deze vraag weinig moeite. Het is duidelijk dat een vergelijking met Delft, Groningen en Leiden ten nadele van Eindhoven uitvalt. We weten dat het herkauwen van studentenervaringen tot nostalgische vertekening leidt (...nie kehrst Du wieder, gold’ne Zeit...), maar ik denk niet dat dit alles verklaart. Trouwens, wat is dat eigenlijk: studentenstad? En wat zou het, dat Eindhoven niet aan die omschrijving voldoet? Voor wie is dat van belang?
Voor de studenten, denk je al gauw. Maar dat valt mee, zo blijkt. Keer op keer duikt hetzelfde beeld op: een deel van de buitenschoolse activiteiten speelt zich nog in de gemeente van herkomst af. Het lijkt alsof deze studiosi Eindhoven slechts als tijdelijke verblijfplaats beschouwen. Het biotoopje is niet meeverhuisd. Dit verklaart de veelgehoorde klacht, dat er in de weekeinden (‘de randen van de week’) in Eindhoven geen bal te beleven zou zijn. Voor de vijf resterende werkdagen blijft er niet veel over: eten, sport en stappen. Hierover worden weinig klachten gehoord.
Wat opvalt is dat het behoeftenpatroon van veel studenten nauwelijks afwijkt van dat van andere jeugdige kamerbewoners. Dat het om jongeren gaat die tot de best opgeleide tien (of zo) procent van hun generatie behoren, zou een hoge(re) deelname aan het culturele leven doen vermoeden. Dit klopt niet. Recente cijfers uit Utrecht spreken op dit punt duidelijke taal. Er is geen reden om aan te nemen dat Eindhoven, met een aanmerkelijk minder veelzijdig studieaanbod, het beter zou doen.
De gemeente zou een tweede belanghebbende kunnen zijn. Zij is ooit niet onaardig begonnen, door een - weliswaar fout gelegen - lap grond om niet ter beschikking te stellen van de nieuwe TH. Dus verrees aan de verkeerde kant van het station het bekende complex, dat nu, veertig jaar en duizenden Woenselse woningen later, nog steeds in the middle of nowhere ligt. Ook aan de studenten werd overigens gedacht: een deel van het Stadswandelpark werd gesloopt, teneinde de jongeheren passend te huisvesten. Zelfs maakte de burgemeester deel uit van het Curatorium. Sindsdien is er veel veranderd. Je zou soms denken dat Eindhoven, de poet eenmaal binnen, zich weinig aan studenten gelegen laat liggen. Terwijl toch een fiks deel van alleen al de zesduizend TUE-studenten hun inkomen in belangrijke mate in de stad opmaakt, - wat voor de locale economie een aardige opsteker vormt. De laatste keer dat het thema ‘Eindhoven-Studentenstad’ enige politieke belangstelling trok, was in 1991. Niet dat het de gemeente om het welzijn van de studenten ging. Letterlijk heette het: De aantrekkelijkheid van het centrum en dus ook de aantrekkelijkheid van Eindhoven als stad om te studeren wint eraan, wanneer het centrum veelvuldig wordt bezocht door diverse bevolkingsgroepen, waaronder studenten. Merk op, dat in dit belabberde proza studenten aan de haren naar het centrum worden gesleept om als een soort levend decor de stad aantrekkelijker te doen ogen. Hoe het zij, de obligate werkgroep rapporteerde, waarna het resultaat onder het stof verdween. Men had namelijk een beter plan. Al in 1983 was een voorstel geformuleerd om in een aantal Eindhovense straten een 10-procentnorm te gaan hanteren. Overmatige kamerbewoning zou het woon- en leefklimaat hebben verstoord, waardoor te veel jonge gezinnen de stad hadden verlaten. Dit zou leiden tot een onevenwichtige opbouw van de bevolking. Toen werd de norm nog door de Raad afgewezen. Ditmaal was het raak en kwam er wel zo’n discriminerende regeling. Het treurige van de zaak is dat de overlast die sommige studentenhuizen in hun omgeving zouden veroorzaken, is kunnen ontstaan doordat studenten en andere kamerbewoners niet terecht konden - en nog niet kunnen - in hun favoriete stadsdeel: het centrum. Deze voorkeur is al eeuwenlang bekend, maar heeft kennelijk geen, althans onvoldoende, gevolgen voor het huisvestingsbeleid dat deze goede stad voor haar bewoners ten uitvoer legt. Had de gemeente gezorgd voor een passend aantal centraal gelegen huurkamers, dan zou er geen sprake van overlast zijn. Het getuigt van weinig bestuurlijk inzicht - putting it mildly - het gemankeerde resultaat dan maar via dwang te realiseren. Gelukkig lees ik in de krant van gisteren dat de gemeente haar poging tot sluiting van een studentenhuis door de Bossche rechtbank gedwarsboomd zag: het besluit werd nietig verklaard. Goed zo, jongens en meisjes, volhouden! En de wethouder zou er goed aan doen een serie goede gesprekken met de bouwcorporaties te voeren en dat stuitende 10-procentsgedoe achterwege te laten.
(Nu we het toch over kamerbewonersonvriendelijke maatregelen hebben: Eindhoven had vier jaar geleden nog een primeur buiten het boekje. Het parkeren van fietsen, in de binnenstad, werd verboden! Bij terugkeer van de boodschappen bleken er rijwielen verdwenen. Ingepikt door nijvere centrumbeheerders. En wat nu het aardige is, die hele actie was - en is - onwettig. Dat wisten ze wel bij de gemeente, maar ze hielden stiekem hun mond. De wegsleepacties zijn inmiddels gestopt. U moet zelf maar kijken wat u met dit bericht aanmoet. Zelf houd ik niet van fietsvrij: ik vind het nogal nouveau riche.
Het meeste belang bij een als swingend bekendstaande studentenstad heeft zonder twijfel de universiteit. De indruk die de stad Eindhoven maakt op bezoekende scholieren zou wel eens een van de belangrijkste factoren kunnen zijn bij de uiteindelijke studiekeuze. Over de vraag hoe de TUE die indruk kan beïnvloeden, zullen we het binnenkort hebben.

Wordt vervolgd.

Bob van Winkel

In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.