Gedeeld of ongedeeld: dat is de vraag

door Fred Gaasendam

De bonden van de TUE zijn van mening dat er een ondernemingsraad en een aparte studentenraad bij de TUE moet komen als de MUB in werking treedt. De universiteitsraad voelt echter veel meer voor een ongedeelde medezeggenschapsraad, zo bleek tijdens een informatieve bijeenkomst van beide gremia.
Gedeeld of ongedeeld? Deze vraag was aan de orde tijdens een bijeenkomst van de bonden van de TUE en de universiteitsraad. De enige kwestie die op de agenda stond was de vraag welke structuur de medezeggenschap bij de TUE moet hebben in het tijdperk van de MUB. Het antwoord op de vraag bleef vooralsnog onduidelijk. Dat had te maken met het feit dat het antwoord op de vraag ‘verdeeld of onverdeeld?’ wel heel duidelijk werd: men was verdeeld, zéér verdeeld over de zaak.

Gedeeld model
Op zichzelf was het standpunt van de bonden duidelijk: de TUE moet toe naar een gedeeld model. Dat betekent dat de medezeggenschap bij de TUE verdeeld zou moeten worden over twee organen die apart overleg voeren met het CvB: de ondernemingsraad en een studentenraad. Het andere alternatief is een situatie die lijkt op de huidige universiteitsraad: personeel en studenten zitten bij elkaar in één universitaire medezeggenschapsraad.
Overigens zal er in beide gevallen ook een georganiseerd overleg zijn over de arbeidsvoorwaarden. ‘Daar waar het gaat over directe uitvoering met betrekking tot het personeel, zal de ondernemingsraad zich ermee bemoeien’, aldus ing. Martin van Gessel, woordvoerder namens de bonden. ‘Zaken op het gebied van primaire arbeidsvoorwaarden en sociale zekerheid zijn voorbehouden aan het georganiseerd overleg.’
Van Gessel ziet weinig heil in de constructie van een ongedeelde medezeggenschapsraad. De bonden nemen een pragmatisch standpunt in: waarom zou je het jezelf moeilijk maken? De positie van een ondernemingsraad is op een duidelijke wijze in de wet verankerd. Je kunt profiteren van de jarenlange ervaring die er inmiddels is met dergelijke raden. De universitaire medezeggenschaps-raad is een novum. Je moet maar afwachten of zo’n raad net zo’n sterke positie zal krijgen als de ondernemingsraad. In de nieuwe wet, zo betoogde Van Gessel, wordt de feitelijke positie van de medezeggenschapsraad geregeld per reglement. Het bevoegde gezag per instelling stelt het reglement vast, en daarmee de echte bevoegdheden van de medezeg-genschapsraad. De positie van de ondernemingsraad is per wet geregeld, reden waarom een keuze voor een ondernemingsraad veel veiliger is dan de keuze voor een medezeggenschapsraad.
‘Wat je feitelijk zegt is dat je bij de keuze voor een ondernemingsraad je positie moet bevechten’, bracht dr. Nico Linssen in. Van Gessel: ‘Inderdaad.’ ‘Nou, dan doen we dat toch’, was het laconieke antwoord.

Geprononceerder
Als het CvB uiteindelijk zou kiezen voor een medezeggenschapsraad, zo betoogde Van Gessel, dan zou alleen al daarom het aantal zaken dat op het bordje van het georganiseerde overleg terechtkomt aanzienlijk groter moeten worden dan bij een ‘gedeelde’ constructie. Daarbij, zo betoogde hij, kun je in gescheiden raden veel beter voor je eigen belangen opkomen. Niet onbelangrijk daarbij is dat de wet volgens Van Gessel allerlei mazen kent waardoor er oneigenlijke machtsconcentraties mogelijk worden. Iets dergelijks heeft hij geconstateerd bij de Universiteit van Maastricht. Daar krijgt het College van Decanen naar zijn idee veel meer macht dan het CvB. Dat is lastig voor het college, maar evenzeer, zo niet meer, voor de organen die overleg voeren met het CvB. Het CvB kan zich bij de onderhandelingen er altijd op beroepen dat ze geen invloed hebben op een bepaalde gang van zaken, iets wat het overleg aanzienlijk kan bemoeilijken.
Bij een keuze voor gedeelde medezeggenschap wordt de positie van de studenten niet slechter dan bij ongedeelde medezeggenschap, stelde Van Gessel. De wet garandeert dat, door te stellen dat de positie van de studenten bij welke keuze dan ook relatief niet slechter mag uitpakken. ‘De positie wordt niet slechter, maar wel geprononceerder’, aldus Van Gessel. ‘Je overlegt rechtstreeks over je eigen positie met de daarvoor verantwoordelijken. Er hoeft dus geen afweging plaats te vinden tussen je eigen standpunt en het standpunt van het personeel. Datzelfde geldt natuurlijk voor het personeel.’

Studentenraad
Het is overigens niet zo dat personeel en studenten helemaal geen gezamenlijk overleg meer hebben. Van Gessel: ‘Personeel en studenten praten samen over het instellingsplan, het kwaliteitszorgsysteem en de uitkomsten van de kwaliteitsbewaking en het bestuurs- en beheerreglement.’
De leden van de U-raad hoorden Van Gessel lange tijd zwijgend aan. Slechts af en toe kwam er een interruptie, meer om een aanvulling te krijgen op het verhaal van Van Gessel dan een tegenwerping te maken. Maar gaande de bijeenkomst werd steeds duidelijker dat de raadsleden niet veel voelden voor gedeelde medezeggenschap zoals de bonden dat voorstaan. Meike Moltzer merkte op dat er bij gedeelde medezeggenschap weliswaar niet meer gevochten hoeft te worden voor de ondernemingsraad, maar dat dat niet opgaat voor de studentenraad. De positie van die raad is dan veel onduidelijker dan die van de OR.
Van Gessel merkte echter op dat de wet met betrekking tot kwaliteit en studeerbaarheid aardig wat aanknopingspunten geeft voor de veiligstelling van de positie van de studentenraad.
Drs. Monique Bouman meende dat het standpunt vooronderstelt dat personeel en studenten per definitie strijdige belangen hebben. Van Gessel vond dat echter te ver gaan. In het geval dat er een strijdig belang is, wordt dat bij een gedeelde situatie duidelijk voor het bevoegd gezag, was zijn stelling. Het CvB moet dan rekening houden met béide standpunten. Bij ongedeelde medezeggenschap komt er hoe dan ook maar één standpunt naar voren, of daar nu een meningsverschil aan ten grondslag ligt of niet. ‘En misschien doe je als ongedeelde raad helemaal geen uitspraak; dat is nog erger’, aldus Van Gessel.

Compromis
Prof.dr.ir. Jan Kok zag weinig heil in het standpunt van de bonden. ‘Ik voel me zeer ongelukkig bij de gedachte dat als het maar eenvoudig is, dat het dan ook goed is’, zei hij. ‘Het is van groot belang dat studenten en medewerkers van elkaars standpunten kennisnemen. Het is dan juist goed om met elkaar te praten en daarna een standpunt in te nemen. Het is haast vanzelfsprekend dat je extremere standpunten inneemt naarmate je verder van elkaar afzit. Ik zie niet in wat daar nou zo mooi aan is. Sterker nog: ik vind het een waardeloze situatie.’
Drs. Hans van Wijk van de bonden stelde echter dat het natuurlijk nooit verboden is om met elkaar te praten. ‘Maar als je de behoefte zou hebben om een volstrekt eigen standpunt in te nemen, dan lukt dat het beste wanneer je de beschikking over een eigen medezeggenschapsorgaan hebt.’
Kok gooide het vervolgens over een andere boeg. ‘Het CvB zit bij een gedeelde structuur altijd goed. Ze kunnen kiezen en krijgen altijd wel gelijk. Maar in het geval van een standpunt dat al voortgekomen is uit een compromis, is het voor het CvB heel wat lastiger om een dergelijk standpunt naast zich neer te leggen.’ Als voorbeeld gaf hij de totstandkoming van de onlangs vastgestelde strategienota. De raad had daarbij flink wat aanmerkingen, waarnaar goed is geluisterd door het CvB. ‘Uiteindelijk hebben we die nota unaniem kunnen vaststellen. Ik vind dat een veel mooier mechanisme dan het alleen maar polariserend laten werken van twee commissies.’

Aanvullingen
Van Gessel stelde vervolgens dat dit nu juist een voorbeeld is waar in de gedeelde structuur overleg over mòet worden gevoerd volgens de wet. De uitkomst zou met andere woorden niet anders geweest zijn in de gedeelde structuur.
De andere U-raadsleden bleken echter in grote meerderheid het standpunt van Kok te delen. In het vervolg van de discussie bleek dat vooral de studenten bang waren dat een aparte studentenraad bij de faculteiten niet serieus genomen zou worden, en bovendien, door het bestaan opleidingscommissies, gebrek aan gespreksonderwerpen zullen hebben. Daarbij stelde Meike Moltzer nog dat studenten in de huidige situatie bij faculteiten het zeer waardevol vinden om mee te praten over personeelszaken. ‘Je weet er misschien niet alles van af, maar de praktijk wijst uit dat je wel waardevolle aanvullingen kunt geven.’
Bonden en raad waren dan ook aan het einde van de bijeenkomst niet nader tot elkaar gekomen. Aangezien het CvB uiteindelijk de keuze zal moeten maken, kunnen ze nu al een beetje oefenen in het beslissen op basis van twee tegenstrijdige standpunten, zoals dat in de gedeelde structuur zou moeten gaan werken.