Ex-jezuïet ontkent het bestaan van de christelijke God

 

Het wel of niet bestaan van God is in deze tijd van wetenschap en rationalisme een hot item. Etiënne Vermeersch, hoogleraar wijsbegeerte aan de universiteit van Gent, was vorige week dinsdag bij Studium Generale om met harde argumenten het niet-bestaan van de christelijke God te bewijzen. Vermeersch was de derde spreker in de lezingencyclus ?Filosofie van God?. De blauwe zaal werd voor deze avond eventjes een ware kerk van het ongeloof en een centrum voor geloofsdiscussie.

Bestaat God? Studium Generale organiseerde de afgelopen weken over deze kwestie een lezingenreeks. Foto: Bart van Overbeeke
Veel mensen die niet in God geloven, denken dat er toch ìets moet zijn, misschien niet daarboven, maar wel ergens, zo schrijft Maarten Pieterson, hoofd Studium Generale, in het programmablad van SG, Sgrift. In de serie filosofische lezingen over God is het moderne popcorn-geloof uitgangspunt voor een serieuze benadering vanuit twee tegengestelde posities: echt geloven en ècht niet-geloven.
Voorafgaand aan Vermeersch waren Marcel Möring en Willem Drees te gast in deze cyclus. Möring legde uit dat de basis van religie voor hem verhalen vertellen en interpreteren is, terwijl Drees, buitengewoon hoogleraar natuur- en techniekfilosofie in Twente, de opvatting dat God de grond van het bestaan is, uiteen zette. Volgens hem kan geloof een antwoord zijn op onacceptabele of onbegrijpelijke aspecten van de wereld.

Argumenten
Vermeersch is zelf opgegroeid in een streng gelovig, katholiek gezin. Aanvankelijk wilde hij priester worden, maar rond zijn zestiende levensjaar begonnen de argumenten die pleiten voor het niet bestaan van God, zich op te stapelen en viel hij van zijn geloof. Niet lang daarna is hij toch toegetreden tot de jezuïeten, waar hij een jaar of vijf heeft gezeten.
In een interview op de Vlaamse zender VTM zegt Vermeersch daarover: ?Ik heb nu afstand gedaan van het geloof dat mij toen bezielde. Ik ben er nu helemaal zeker van dat de god van het christendom niet bestaat, en heb daar overtuigende argumenten voor.? Naar aanleiding van deze uitzending kwamen er zoveel reacties binnen, dat hij zich genoodzaakt zag het Kort vertoog over de God van het christendom te schrijven. Dit vertoog zette Vermeersch nog eens uiteen in de lezing, waarna het publiek kon reageren.
De argumenten van Vermeersch vallen uiteen in drie delen: het theodicee-argument, het naturalistische argument en de opdrachten in de bijbel. Hierbij benadrukte hij telkens dat het hem alleen om de christelijke God gaat, en zijn argumenten gebaseerd zijn op wat letterlijk in de bijbel staat. Het theodicee-argument is gebaseerd op de redeneringen dat de christelijke God oneindig goed is, terwijl er lijden en kwaad in de wereld is. Een god die oneindig goed is, zal een wereld willen scheppen waarin geen kwaad en geen lijden voorkomt; een god die almachtig is kan een wereld scheppen waarin dat niet voorkomt; als god almachtig en oneindig goed is zal er in de wereld geen lijden en kwaad voorkomen. Aangezien er in de wereld lijden en kwaad bestaat, kan de christelijke God volgens Vermeersch niet bestaan.

Naturalisme
De naturalistische argumenten behandelen het feit dat uit de evolutie op dit moment veel meer te verklaren valt dan op grond van de bijbel. Vermeersch: ?De mensen in de oudheid en de middeleeuwen waren diep onder de indruk van de zogenaamde doelmatigheid en planning in de natuur: een natuur die schijnbaar met het oog op de mens was gemaakt, zodat de rol van een god die het allemaal bestierde, heel aannemelijk leek. Thans weten we dat het begin van de expansie van ons heelal zich miljarden jaren geleden heeft voorgedaan, en dat de tijdsspanne sinds het ontstaan van de mens daarmee vergeleken slechts een onooglijke fractie van dat verleden betekent!?
Uit de naturalistische benadering volgt dat het ontstaan van onze aarde niets bijzonders is: het is gewoon het resultaat van het spel van natuurwetten die overal in dit immense heelal werkzaam zijn. Zelfs na dit inzicht kon men zich nog troosten met de gedachte dat het leven op aarde door een bijzondere ingreep van God tot stand gekomen was, en dat bovendien een bijzondere schepping van de mens diens aparte plaats in de wereld onderstreepte. Maar sindsdien hebben de natuurwetenschappen ons geleerd dat er een geleidelijke overgang op te merken valt van de vroegere levensvormen tot de mens die we nu zijn. Ook dit weer op basis van natuurwetten. Hoewel de wetenschap het eindpunt nog niet heeft bereikt, wordt de naturalistische verklaring zo dag na dag meer succesrijk en verdwijnt de behoefte aan de ingreep van een god.
De naturalistische benadering maakt ook de geschiedenis van het christendom inzichtelijk, en zelfs de ontwikkeling van de dogma?s. Een tegenstrijdigheid is hier te vinden in de leer over de heilige Drievuldigheid, één van de drie dogma?s die bijna alle christenen als centraal beschouwen. Toch ontstond dit dogma pas bij het Concilie van Constantinopel in 381, dus bijna 350 jaar na de dood van Jezus. De christenen van de eerste drie eeuwen hebben dit voor hen belangrijke dogma dus niet eens gekend, aldus Vermeersch.

Openbaring
De argumenten van de theodese en de naturalistische benadering vergen enig abstract denkvermogen en kennis van de resultaten van de natuur-, mens- en cultuurwetenschappen. Bij de bijbelse argumenten tegen het bestaan van een christelijke God wordt uitgegaan van een morele waardenschaal die enigszins aansluit bij de waarden die tot uitdrukking komen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De argumenten zijn gebaseerd op het feit dat in het christendom als fundamentele waarheid geldt dat God zich in een openbaring heeft uitgesproken, namelijk in het Oude en het Nieuwe Testament.
Het gaat ten eerste om de goddelijke aansporing tot moord en doodslag, zoals in het geval van de uitroeiing van de Kanaänieten, geopenbaard door God zelf in de Heilige Schrift. Vermeersch: ?Wat hier door God wordt bevolen, komt in feite neer op de ?Endlösung der Kananäerfrage?, een procédé dat eeuwen later door Hitler werd nagebootst om de joden uit te roeien.? Ten tweede gaat het om de goedkeuring van de slavernij, eveneens een openbaring van God zelf. In het eerste bijbelboek wordt het uitbuiten en exploiteren van slaven niet alleen toegelaten, maar uitdrukkelijk aangemoedigd. Ten derde voorziet de openbaring voor de zondige engelen en mensen een eeuwige straf, een eeuwige foltering. Vermeersch: ?Wie daar ook maar enige ogenblikken over nadenkt, moet toch tot het besef komen dat geen enkele vader of moeder zijn of haar kinderen voor eeuwig zou laten folteren, zelfs als ze zeer zware misdaden zouden hebben begaan.? Ten vierde is er de gedachte van het Laatste Oordeel. De bedoeling was een vorm van gerechtigheid in de wereld te brengen: het geluk van de bozen is slechts tijdelijk en de goeden worden uiteindelijk beloond. Vermeersch: ?Deze oplossing is heel primitief en geeft blijk van verregaande onrechtvaardigheid.?

In de hieropvolgende discussie werd door het publiek het nodige tegengas gegeven; een tegenbetoog van een predikant over het feit dat het niet aan de mens is om over God te oordelen, werd ondersteund door een welluidend halleluja van enkele geloofsaanhangers achter in de zaal.
Opvallend bij de lezing van Vermeersch was dat er veel ouder publiek was en slechts een handjevol studenten. Dit lijkt aan te sluiten bij de huidige leegloop van de kerken, blijkbaar een instituut van een oudere generatie. Vermeersch tot slot: ?Geloof mij niet, denk zelf na.?