TUE krijgt geld voor bamboe-onderzoek

door Maurice Schaeken

De Eindhovense bamboe-deskundige dr.ir. Jules Janssen is net terug uit Peking. Daar bezocht hij de oprichtingsvergadering van INBAR; het ‘International Network on Bamboo And Rattan’. Deze nieuwe organisatie betekent volgens Janssen een forse stap in de goede richting van het gestructureerd bamboe-onderzoek. Tot nu toe bestonden er alleen losse projecten, verspreid over de hele wereld. Dat kwam de efficiëntie niet ten goede. De oprichting heeft ook gevolgen voor het bamboe-onderzoek aan de TUE. Janssen kreeg uit Peking namelijk een stevige portie huiswerk mee om hier zijn tanden in te zetten. Bovendien kreeg hij een ‘tegemoetkoming in de kosten’ van zo’n 85.000 gulden per jaar voor de faculteit Bouwkunde.

Bamboe is een grassoort; er bestaan zo’n 700 soorten van. Volgens dr.ir. Jules Janssen kun je 60 à 70 soorten gebruiken als constructiemateriaal. De eigenschappen daarvan lopen overigens wel erg uiteen. Janssen: ‘Vergelijk het maar met hout. Een kozijn van vurenhout rot waar je bijstaat, terwijl teak jarenlang meegaat.’
Het gebruik van bamboe in de tropen biedt vele voordelen. Het kost weinig, je kunt het plaatselijk telen, en het laat zich makkelijk verwerken. ‘Als je een huis wil bouwen, kom je met een simpel kapmes al een heel eind’, aldus Janssen. Natuurlijk kleven er ook nadelen aan bamboe als constructiemateriaal: ‘Het brandt bijvoorbeeld als een gek.’

Treksterkte
INBAR wil de verschillende soorten onderzoek naar het materiaal coördineren. Naast bamboe als levende plant wil men ook meer weten over bamboe als constructiemateriaal. En met dat laatste ‘Engineering Program’ gaat Janssen zich op de TUE bezighouden. En dan niet zozeer in het laboratorium, als wel in de bibliotheek. ‘Ik wil de kennis die in de hoofden zit bij elkaar brengen, en vervolgens knopen doorhakken over tegengestelde standpunten’, legt hij het doel van de literatuurstudie uit.
Volgens Janssen is de treksterkte van bamboe te vergelijken met die van staal. Als een staaf staal niet breekt onder een bepaalde belasting, doet een vergelijkbare bamboestok dat ook niet. Het rekt alleen wat verder uit. Maar INBAR wil meer weten over de materiaaleigenschappen. Het probleem is niet dat er geen onderzoek gedaan wordt, maar dat dat overal op verschillende manieren gebeurt. Dit betekent dat de resultaten niet zonder meer uitwisselbaar zijn.
Janssen: ‘Wij willen de laboratoriummethoden standaardiseren. Neem bijvoorbeeld het bepalen van de treksterkte (breek-belasting). Bij staal is dat allemaal vastgelegd: hoe de teststaaf eruit moet zien, met welke snelheid je de trekproef uit moet voeren, enzovoorts. Dat willen we met bamboe-proeven ook bereiken.’ Het werk moet uiteindelijk leiden tot een ISO-norm.

Veldproeven
Ook moet het mogelijk worden om meer informatie te halen uit veldproeven. ‘In een dorp op het tropische platteland staan geen goed geoutilleerde laboratoria. Toch is het handig om een idee te krijgen over de eigenschappen van het plaatselijke bamboe’, verklaart Janssen. ‘Als je veel over de materie weet, kun je uit een eenvoudige proef toch meer algemene informatie distilleren. Een simpele proef is een bamboebalk van bepaalde afmetingen op twee plaatsen ondersteunen en er dan een gewicht aanhangen met behulp van rotsblokken of een bak met water. Uit de doorbuiging probeer je dan zoveel mogelijk materiaaleigenschappen af te leiden’, legt Janssen uit.
Als je eenmaal meer weet over de kenmerken van bamboe, kun je er ook aan gaan rekenen. Het wordt dan mogelijk om constructies te optimaliseren, oftewel met zo min mogelijk materiaal een zo sterk mogelijk bouwwerk maken.
Op het verlanglijstje van INBAR staat ook een lijst met bouwvoorschriften. Janssen: ‘Nu komt bamboe nog niet in de bouwverordeningen voor. En om die simpele reden verbieden plaatselijke ambtenaren het gebruik van dit materiaal.’ Een verordening voor bouwen met staal schrijft voor waaraan balken en verbindingen moeten voldoen. Bijvoorbeeld hoeveel een vloer van een volle kamer mag doorbuigen. Een ander soort richtlijn die Janssen zal proberen vast te stellen, behandelt gebouwen in gebieden waar aardbevingen en tropische stormen voorkomen. Volgens Janssen mogen bamboehuizen in die streken wel schade oplopen, maar beslist niet plat gaan.
Ook wil hij aandacht besteden aan bamboesteigers. Bouwvakkers in de tropen maken nu een constructie door de stokken aan elkaar te binden. ‘Maar we willen niet meer afhankelijk zijn van degene die de knoop legt’, aldus Janssen. Stalen-steigerbouwers gebruiken een klem om de pijpen aan elkaar vast te maken. ‘Zoiets willen we ook: goed, goedkoop en snel.’


Het ‘International Network on Bamboo And Rattan’ (INBAR) werd donderdag 6 november opgericht. Zeven landen plaatsten hun handtekening onder het verdrag: Bangladesh, Canada, China, Indonesië, Myanmar (Birma), Nepal, Peru, Filipijnen en Tanzania. Nederland heeft besloten niet mee te ondertekenen, aldus Janssen. Minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking vindt dat de ‘bamboelanden’ het beter in eigen hand moeten houden. Deze mening werd bij monde van de Nederlandse ambassadeur voor China, de heer Oostra, meegedeeld. Overigens kwam ons land niet met lege handen. Men schreef zo’n kleine drie miljoen gulden aan subsidie over op de bankrekening van INBAR.