Universiteiten maken geen haast om aan de vrouw te komen

door I nge de V isser H OP

Als er niks gebeurt, duurt het 51 jaar voor er evenveel vrouwelijk als mannelijk wetenschappelijk personeel is. Dat duurt te lang, vindt het ministerie van Onderwijs. En dus moeten de universiteiten voortaan elke vier jaar een plan opstellen om meer vrouwen in hogere functies te krijgen.

Met name het aantal vrouwen in schaal 13 en hoger (universitair hoofddocenten en hoogleraren) is ontstellend laag. Om precies te zijn: zeven procent. Als er niks veranderd wordt het alleen maar erger. Want de afgelopen vijf jaar stroomden vrouwen bij de universiteiten minder vaak dan hun mannelijke collega’s door naar een hogere functie. Ze namen ook eerder ontslag. Om schot in de zaak te brengen, riep minister Ritzen de Wet Evenredige Vertegenwoordiging (WEV) in het leven. Die bepaalt dat universiteiten elke vier jaar een emancipatieplan moeten opstellen. Er moet in staan hoeveel vrouwen een universiteit over een bepaalde tijd in schaal 13 of hoger wil hebben - en vooral ook hoe ze dat denken te bereiken. De eerste plannen hadden in maart 1998 klaar moeten zijn, precies een jaar na de inwerkingtreding van de wet. Maar bijna geen universiteit heeft de deadline gehaald. Deze week krijgen de universiteiten een brief van de Inspectie van het Onderwijs. Die wil controleren hoe het ermee voor staat en wil half oktober een kopietje van de plannen binnen hebben.

Zes universiteiten kunnen hier intussen aan voldoen: Groningen, Rotterdam, Maastricht, Delft, Twente en de VU in Amsterdam. Zij hebben hun plannen inmiddels af. De overige zeven zijn er nog mee aan het modderen.

De deadline-schenders ontkennen met klem dat ze niet willen dat er meer vrouwen in de hoogste schalen komen. Maar zoals een medewerker van de Utrechtse universiteit zegt: ‘Er was een reorganisatie van de bestuursdienst, waardoor de zaak moest worden overgedragen en zo. U kent het wel.’

Ook aan de andere universiteiten kwam er van alles tussen. José van Alst, beleidsmedewerker strategisch personeelsbeleid van de Katholieke Universiteit Nijmegen, zegt eerlijk: ‘We hebben die streefcijfers gewoon niet.’ De KUN had net besloten dat emancipatie-beleid van de universiteit naar de faculteiten werd overgeheveld. Het kost tijd om dat nu weer terug te draaien. Bovendien, verklaart ze, is het heel lastig om streefcijfers te bepalen. De WEV wil dat de universiteiten uitgaan van ‘de huidige personeelsopbouw’. Van Alst: ‘Maar doelt de wet daarmee op de landelijke situ-atie, of die op de eigen universiteit?’ Van alle betaalde wetenschappers bij de KUN was in 1997 25 procent vrouw, weet Van Alst. Het percentage vrouwen onder de universitair hoofddocenten en hoogleraren was maar 6,5 procent. Zij vraagt zich af of het realistisch is om te zeggen: dat trekken we op naar hetzelfde niveau.

Realistische cijfers

Dat is ook het probleem van het Landelijk Overleg EmancipatieKwaliteit in het Wetenschappelijk Onderwijs (LOEKWO). Dat kwam voor de zomervakantie met een rapportje over de streefcijfers. De conclusie: uitgaande van het huidige personeelsbestand moet het aantal vrouwen onder het hoger wetenschappelijk personeel minstens verdrievoudigen. Toch vindt het LOEKWO het goed dat universiteiten streefcijfers moeten opstellen. ‘Anders duurt het 51 jaar voordat er evenredige vertegenwoordiging tot stand is gekomen.’

José van Alst is het daarmee eens. Maar of het echt helpt? ‘Dat er ambitieuze vrouwen zijn, is inmiddels wel duidelijk. Maar misschien hebben die toch impliciet meegekregen dat ze niet op de functie van hoofddocent of hoogleraar moeten solliciteren.’

Theo van den Hoek van de Katholieke Universiteit Brabant, die in november met streefcijfers hoopt te kunnen komen, kampt met hetzelfde: ‘Wij willen met forse, maar realistische cijfers voor de dag komen. Mooie plannen bedenken is niet zo moeilijk, maar je moet ook lege stoelen hebben om die vrouwen te kunnen plaatsen. En dat is al wat problematischer, want hoogleraar zijn is een lifetime job.’ Bovendien, zegt Van den Hoek: ‘Universiteiten zijn altijd op zoek naar de beste. Het is bijna immoreel als je in deze kringen vraagt om meer vrouwen aan te stellen. Het is tenslotte kleurend voor een universiteit wie een bepaalde leerstoel bekleedt. Neem bijvoorbeeld een leerstoel Sanskriet: daar is er maar één van. Dus gaat een universiteit op een naam af en niet op de sekse.’

‘Alsof vrouwen niet de beste kwaliteit kunnen leveren’, kaatst mevrouw Van Vucht-Tijssen van de Universiteit Utrecht de bal terug. Samen met Yvonne van Rooy, collegevoorzitter van de KUB, één van de zeer weinige vrouwelijke bestuurders in de universitaire wereld. ‘Ervan uitgaande dat de intelligentie gelijkelijk verdeeld is over de seksen, kan ik me niet voorstellen dat er geen geschikte kandidaten te vinden zijn.’ Van Vucht-Tijssen denkt dat er organisatorische en maatschappelijke factoren zijn waardoor vrouwen de universitaire top niet bereiken, Maar het ligt ook aan hen zelf, zegt Van Vucht-Tijssen. Ze deed tien jaar geleden onderzoek naar vrouwen in hoge posities. ‘Een vraag was bijvoorbeeld of ze de ambitie hebben om collegelid te worden. De meesten zeiden van niet, omdat ze geen zin hadden in machtsspelletjes.’ Zelf steekt ze anders in elkaar: ‘Ik ben nooit bang geweest voor macht.’

Percentage vrouwen in schaal 13 en hoger

- 	Relatief veel:
	UvA, Amsterdam	12%
	KUB, Tilburg	9,5%
	UU, Utrecht	9% 

- 	Relatief weinig:
	TUE, Eindhoven	1%
	UT, Twente	2%
	TUD, Delft	3,7% 

(Bron: Personeelsstatistieken universiteiten 31-12-96)