PRI gaat op eigen kracht verder

door Gerard Verhoogt

De Proeftuin Recyclings Initiatieven (PRI) zal in de loop van dit jaar verhuizen van de TUE naar Coolrec BV, op het industrieterrein naast de Poot van Metz. De PRI gaat daar op eigen kracht en op projectbasis onderzoek doen met kennisinstituten en bedrijven. Voorlopig wordt de PRI nog financieel bijgestaan door Stimulus en de TUE. PRI-directeur dr.ir. Han van Kasteren wijt de veranderingen voornamelijk aan de huidige opzet van de PRI en de prijs-kwaliteits- verhouding van sommige producten. Van een mislukking wil hij niet spreken, want een aantal initiatieven wordt wel degelijk doorontwikkeld. Zoals een testinstallatie van pyrolyse en een installatie voor katalytische verbranding.

De PRI ging op 29 februari 1996 van start als samenwerkingsver-band van de TUE en het bedrijfsleven. Doel was om bedrijven en in-stellingen te adviseren bij het op- zetten en uitwerken van recycling-ideeën in een laagdrempelige omgeving. Bij de Proeftuin konden ideeën en initiatieven op het gebied van recycling van afval op technologische haalbaarheid en marktpotentieel worden onderzocht. De PRI bood faciliteiten aan derden om proeven met afvalverwerking te doen en adviseerde over technische en commerciële mogelijkheden.

Een nieuwe opzet was om meerdere redenen noodzakelijk. De subsidie van Stimulus liep ten einde en dus moest de PRI zelfstandig verder. Van Kasteren: ‘Dat was met de huidige opzet niet haalbaar. We waren erg afhankelijk van de aandeelhouders. Daaronder zitten concurrerende bedrijven en dus kwamen projectonderzoeken niet of maar moei- lijk van de grond. De recycling-markt is sowieso niet erg onder-zoeks-minded, die wil gewoon productie draaien. Bovendien zitten de marktprijzen niet mee. Het tonerproject werkt op zich goed, maar is moeilijk in de markt te plaatsen. Als recyclingbedrijf kun je namelijk geen honderd procent productkwaliteitsgarantie geven en bovendien moet je erg goedkoop produceren om het af te kunnen zetten. Als je naar kunststof kijkt, dat kost nieuw één tot anderhalve gulden per kilo. Met recyclen moet je daar minstens dertig procent onder zitten en daar zitten we krap aan.’

Terugnameplicht

Sinds 1997 is een aantal projecten opgestart, waaronder de kunst-stofrecycling, de recycling van toner en van autobanden. Van de toner wordt een zwarte kleurstof gemaakt die in kunststoffen te gebruiken is. Autobanden worden gerecycled via pyrolyse, ofwel het wordt thermisch omgezet in gas, olie en koolstof, dat wordt herge-bruikt als pigment in rubber. Voor de overblijvende olie en gas is momenteel echter nauwelijks een commerciële markt te vinden in verband met de lage olieprijzen.

Een kleine pyrolyse-installatie wordt dit jaar gebouwd voor de recycling van kunststofafval, zoals polyethyleen en polypropyleen, dat vooral afkomstig is uit produc-tie-afval. De installatie, die vijftig kilo per uur kan verwerken, wordt geplaatst bij het Eindhovense Coolrec, het grootste Nederlandse recyclingsbedrijf voor koelkasten en bruingoed zoals pc’s en televisies. Van Kasteren: ‘Dit onderdeel wordt met name belangrijk omdat de terugnameplicht, die voor auto’s al langer van toepassing is, dit jaar ook ingaat voor grote producten. In 2001 gaat die ook gelden voor kleine producten. De installatie zou eerst op het TUE-terrein komen, maar dat bleek niet haalbaar. De ruimte in de FT-hal kwam niet ter beschikking door de omvang van de machines en de daaraan verbonden logistiek. Bovendien is in het Masterplan Huisvesting op die plaats de Centrale Loper gepland, wat de nodige logistieke problemen zou geven.’

De installatie voor katalytische verbranding, goed voor zo’n tien liter per uur, komt daarentegen wel bij de TUE in de FT-hal. In een wervelbad worden mest of slurry-achtige stoffen verbrand bij 850 graden Celsius. Een katalysator zorgt voor een gecontroleerde verbranding en het voordeel is dat je heel schoon kunt recyclen, zonder dat er bijvoorbeeld stikstofoxyden vrijkomen. De scheikundeprofessoren Frans Jansen, Jaap Schouten en Rutger van Santen zijn ook aan dit project verbonden. Van Kasteren, die nog steeds aan deze faculteit verbonden was, neemt voorlopig de lopende zaken waar. Tevens blijft hij vanuit het Centrum voor Milieu Technologie als projectleider aan het pyrolyseproject verbonden.

Intermediair

Het Kennisplatform Recycling moet nieuwe impulsen voor de TUE en de PRI initiëren. Dit platform is vorig jaar vanuit de TUE en PRI gestart. Aangesloten zijn verder nog bedrijven als Van Gansewinkel Groep BV, KEMA, TNO-Industrie, Plastic Herverwerking Brakel BV, Rubber Recycling Rotterdam BV, de PNEM en kennisinstituten als de Universiteit Leiden en de Universiteit Twente. Het Kennisplatform moet de kennis bij de betrokken partijen vergroten en inventariseert de diverse knelpunten zoals de productkwaliteitsgarantie. Dit jaar gaat ook het Kennispositieproject van start. Dat moet een makkelijk toegankelijk informatiesysteem opleveren met daarin alle beschikbare kennis en kunde van de aangesloten instellingen en bedrijven. Tevens is vermeld onder welke voorwaarden een en ander beschikbaar is.

Meer informatie moet ook meer onderzoeksprojecten voor de kennisinstituten genereren, waarbij de nadruk ligt op kunststof en de kunststof-metaalcombinaties. Bedrijven en kennisinstellingen hebben in principe andere belangen: de een wil winst maken, de ander promovendi afleveren en het Kennisplatform kan hierbij goed als intermediair fungeren. Bijkomend voordeel is dat de kennisinstellingen meer zicht hebben op en ervaring hebben met multidisciplinaire projecten. Daar komen diverse disciplines bij elkaar die juist bij recyclings-processen van belang zijn.


PRI-directeur Han van Kasteren: ‘De recyclingmarkt is niet erg onderzoeks-minded, die wil gewoon productie draaien.’
Foto: Bram Saeys