Nieuw en oud animatiefilmtalent bij SG

door Gerard Verhoogt

Hij won onder meer een Oscar, een Gouden Beer op het Filmfestival van Berlijn en één van de vele prijzen voor ‘I move so I am’ was het Gouden Kalf op de Nederlandse Filmdagen. Wie is die beroemde Nederlander? Gerrit van Dijk. ‘Nooit van gehoord’, zult u zeggen. Klopt. Van Dijk maakt animatiefilms en is dus alleen in kleine kring bekend. Zo ook Paul Driessen. Die kreeg in 1987 de ‘Annie Award’ voor zijn bijdrage aan de Beatles-tekenfilm ‘The Yellow Submarine’. Eerdere winnaars van deze belangrijke Amerikaanse onderscheiding: Tex Avery en Walt Disney. Nederlandse animatiefilmers hebben dus wat te zeggen, donderdagavond is bij Studium Generale te zien wat.

Lang was animatiefilm gelijk aan teken- en poppenfilm, zeker voor het grote publiek. Zie de Disneystudio’s en de korte films van Avery (Bugs Bunny). Maar animatiefilm is veel meer: ook films met poppen (‘Thunderbirds’) of klei (‘Wallace en Gromit’) of een combinatie van levende figuren en tekeningen (‘Roger Rabbit’) of echte figuren en foto’s van Paul en Menno de Nooijer. Dat de makers niet zo bekend zijn is niet raar. De animatiefilm is goeddeels uit de bioscoop verdwenen en behalve de populaire Woody Woodpecker, Tom en Jerry en consorten, zijn ze vaak op onmogelijke tijden te zien. Bovendien worden de commerciële animatiefilms in groot teamverband gemaakt en wie kent de bedenkers ervan dan nog?

Facelift

Het maken van animatiefilms is duur en arbeidsintensief. Reken maar na: voor elke seconde film zijn vierentwintig beeldjes nodig. Stel dat iemand 30 tekeningen per dag maakt (of een kleibeeldje van Wallace in 30 standen zet om te fotograferen), dan kost het twee jaar om een film van vijf minuten te maken. Dat kun je inkorten door meer mensen in te schakelen, maar dat is weer duur en de meeste (animatie)filmers hebben dat geld niet. En de computer dan? Die versnelt het werk aanzienlijk, niet voor niets komt er bijna elk jaar een nieuwe tekenfilm van Disney uit. Maar computers kosten sloten met geld, vreten geheugen, maar hebben aparte mogelijkheden naast het maken van tekenfilms.

Zoals de facelift in 1993 van de toen zesenvijftig jaar oude Sneeuwwitje. Dat wil zeggen de originele film van Walt Disney. Alle 119.550 filmbeeldjes werden apart onder handen genomen door de speciale computer van Kodak, de Cineon. Een scanner leest en digitaliseert elk beeldje, met een Silicon Graphics Unix computer werd het beeld gemanipuleerd en een writer zette het nieuwe beeld in celluloid om. Ook moesten de oude beelden nog stofvrij worden gemaakt en dat dustbusten vrat tijd. Elk digitaal beeldje van Sneeuwwitje was 40 megabyte, het totale kleurenpalet had 1.073.741.800 mogelijkheden, en alle filmbeeldjes leverden meer dan 15 miljoen megabyte aan data op. Dat was 1993, het gaat nu allemaal weer veel sneller, maar het blijft bakken geld kosten.

Eric van Drunen van het Nederlands Instituut voor Animatiefilm verzorgt vanavond een inleiding, daarna volgen verschillende films, ook wat betreft de animatietechnieken: ‘De vier jaargetijden’ van Maarten Koopman, ‘Cappricio’ van Ellen Meske, ‘The Sniffing Bear’ van Co Hoedeman, ‘Lines Vertical’ van Norman Mclaren, ‘The Case of the Spiral Staircase’ van Jacques Verbeek en Karin Wiertz en ‘Stop the Greenhouse Effect’ van Paul en Menno de Nooijer.

De animatiefilmavond is op donderdag 4 februari, vanaf 20.00 uur, in de blauwe zaal van het auditorium.


Fragment uit de animatiefilm ‘Cappricio’ van Ellen Meske.