Een laf CvB

Onlangs verscheen De onwelkome boodschap van André Köbben en Henk Tromp. De laatste onderzocht al eerder (1977) voorbeelden van fraude in de wetenschap en Köbben kreeg in 1995 een aanvaring met het ministerie van Onderwijs over cijfers van het ziekteverzuim in het onderwijs. Het ministerie heeft sindsdien een duurder bureau in de arm genomen, dat leukere cijfers weet te verzinnen.

In De onwelkome boodschap worden nog meer voorbeelden besproken van onderzoekers die het moeilijk kregen als ze iets vervelends rapporteerden. Zelfs onze eigen TUE wordt kort genoemd: de niet-ideale ambiance rond de heer met het hondje.

Het is niet zeker dat K. en T. het overal bij het rechte eind hebben. Ze bespreken het geval van Ignaz Semmelweis. Die ontdekte dat kraamvrouwenkoorts veroorzaakt werd door vieze doktershanden. Semmelweis wordt vaak als martelaar afgeschilderd, maar hij stapelde toch een aantal wetenschappelijke fouten op elkaar. Hij schold zijn collega’s uit voor moordenaar, zonder de moeite te doen zijn ontdekking en redenering ordelijk op te schrijven. Hij deed evenmin dierproeven. Niettemin was de meerderheid van de vijftien professoren geneeskunde in Wenen indertijd (1853) op zijn hand, en had hij maar één echte tegenstander, zijn directe chef, de oude Johann Klein. En toen Semmelweis bijna erkenning had gevonden, kon hij niet meer tegen de druk en ontvluchtte Wenen zonder zijn vrienden, die hem door dik en dun gesteund hadden, zelfs maar gedag te zeggen. Allemaal zaken die K. en T. niet noemen.

Verreweg de best uitgewerkte casus in het boek van K. en T. is de ongelijke strijd tussen de Wageningse enzymoloog Cees Veeger en een vooraanstaand kwakzalver die een aantal middelen had bedacht die op enzymen waren gebaseerd. Deze middelen zouden helpen bij hart- en vaatziekten, impotentie, geheugenzwakte, concentratiestoornissen, reuma, storingen in de vetstofwisseling, overgangsverschijnselen bij de vrouw, epilepsie, examenvrees, fobieën en - niet te vergeten - kanker. Ze werden bereid uit haver, spinazie en zonnebloemen en moesten per injectie worden toegediend. Ze hadden geen bijwerkingen, een extra reden om er niets van te geloven. Hoe kan een injectie met lichaamsvreemde eiwitten geen effect hebben? Zou je niet eerder verwachten dat althans sommige patiënten aan anafylactische shock zouden succumberen?

Deze enzymmiddelen zijn herhaalde malen onderzocht. De onderzoeken die positieve effecten te zien gaven, waren zogeheten gevalsstudies: geen vergelijkingsmateriaal, geen verloting, geen blindering. Dat levert natuurlijk rozengeur-en-maneschijn-resultaten, such stuff as dreams are made on. In 1963 wordt het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geïnstalleerd, en dat weigert goedkeuring. In de periode 1965-1970 wordt het spul drie maal onderzocht met telkens hetzelfde resultaat: het bevat niet eens enzymen (wel vrije aminozuren met geleerde namen, blijkt later). In 1990 wordt aan de hand van dierproeven en proeven met zieken vastgesteld dat het niks doet.

In 1975 wist de kwakzalver Cees Veeger te strikken om zijn middelen te onderzoeken (eerdere proeven waren nog geheim in verband met onderzoek door het College). Veeger was hoogleraar biochemie te Wageningen en één van de beste enzymologen van het land (over de honderd publicaties over enzymen in wetenschappelijke tijdschriften, waaronder Nature). Onafhankelijk van Veeger wordt nog een tweede deskundige uit Nijmegen tot dezelfde klus overgehaald. Veeger constateerde weer hetzelfde en de Nijmegenaar ook. Veeger ontdekte ook waarom de kwakzalver zo overtuigd was van zijn gelijk: diens methode om enzymactiviteit te meten was zo fout, dat puur water er ook een enzym mee leek. Veeger publiceerde zijn bevindingen. Toen waren de poppen aan het dansen. De kwakzalver dreigde met processen en een schadeclaim van tien miljoen. Typisch pseudo-wetenschap: een jurist erbij halen.

Het werkelijk schandelijke van deze zaak is dat het College van Bestuur van de Landbouwuniversiteit Wageningen Veeger niet gesteund heeft. Ze deden het in hun broek voor een industriële kwakzalver. Ik kan me goed verplaatsen in de machteloze woede en frustratie van Veeger. De details zijn na te lezen in het boekje van K. en T.

De kwakzalver zelf was een veroordeelde en onberouwvolle ex-NSB’er, en ‘vuile rotjood’ was dan ook één van de argumenten die werden gehanteerd door zijn partij. Door zulke lieden heeft het CvB zich laten intimideren, met als resultaat dat de Landbouwuniversiteit deze eeuw verlaat met het odium van kwakzalversvriend te zijn, die voornamelijk op de centen let en eigen voortreffelijke mensen in de hoek trapt. Misschien is het over een eeuw vergeten.

Het is trouwens niet bij dit incident gebleven. In 1993 bleek een hele Wageningse vakgroep te bestuderen hoe je vanuit Duitsland met een zakrekenmachine en een fotokopietje van een luchtfoto kwakkelende Nederlandse bospercelen kon instralen. Tegen forse betaling uiteraard.

Jan Willem Nienhuys