Prof.dr. Jack van Lint neemt afscheid van de TUE

Een loopbaan gedreven door plichtsgevoel

Prof.dr. Jack van Lint neemt morgen afscheid van de TUE. Om vier uur ës middags zal hij in de blauwe zaal van het auditorium een afscheidscollege geven. De oud-hoogleraar wiskunde, decaan en rector magnificus sluit daarmee een lange loopbaan aan de Eindhovense universiteit af. Jack van Lint Ìs de TUE, kan zonder enige overdrijving worden vastgesteld.


Prof.dr. Jack van Lint zag zijn rectoraat als het hoogtepunt van zijn loopbaan. Foto: Bart van Overbeeke

Hij had tweeÎneenhalf jaar geleden al kunnen aanschuiven bij de mannen van ëAvondroodí, zoals de ruimtes voor gepensioneerden en vutters bij de capaciteitsgroep Wiskunde gekscherend worden genoemd. Maar Jack van Lint zwichtte voor de druk van het College van Bestuur van de TUE. Het Stan Ackermans Instituut had dringend een directeur nodig, iemand die gepokt en gemazeld was aan de universiteit en iemand die door zijn vele contacten en ervaring het kwakkelende instituut er weer bovenop zou helpen.

Wie anders zou dat kunnen dan iemand die bijna veertig jaar lang hoogleraar was geweest aan de TUE, decaan van de faculteit Wiskunde en Informatica en rector magnificus van de universiteit? Van Lint stelde zijn emeritaat dus nog maar een paar jaar uit. Niet van harte overigens. ëIk was niet zo blij met het verzoek van het College van Bestuur. Ik was zo langzamerhand wel klaar met de dingen die ik wilde doen. Mario Stevens was directeur af van het Stan Ackermans Instituut en er kon maar geen goede opvolger gevonden worden. Ik heb besloten om in te gaan op het verzoek van het CvB, omdat het me aan mijn hart ging dat het aantal inschrijvingen van ontwerpers zo achteruit liep. Eindhoven is de enige universiteit waar echt wat gemaakt is van de ontwerpersopleidingen, en ik vond het zonde dat het mis zou gaan met zoín prestigieus instituut. Maar wat ik echt belangrijk vond is dat dit het instituut was dat door een goede vriend van me, Stan Ackermans, is opgericht. Hij heeft het instituut, voor zijn overlijden, nog in zijn gloriedagen kunnen meemaken, en ik vond dat ik het instituut dat zijn naam draagt niet in de steek kon laten.í

Een typerende uitspraak voor de ooit jongste hoogleraar van Nederland. Wie Van Lint kent weet dat bij hem een groot gevoel van verantwoordelijkheid en hart voor de zaak altijd om voorrang strijden. Zo verhindert de halve aanstelling die hij bij het SAI heeft hem niet om ongeveer de hele week op het instituut aanwezig te zijn. Verder is hij on-Nederlands trots op zijn universiteit en verfoeit hij degenen die kwaad spreken over haar. Anderen weten misschien nog niet beter, maar een TUE-er behoort een onvoorwaardelijke trots voor zijn alma mater te hebben. ëAls je het in Amerika in je hoofd haalt om iemands universiteit af te kraken, is het niet ondenkbaar dat je veertien dagen met een blauw oog rondlooptí, vertelt hij. Niet dat TUEíers nu meteen op de vuist moeten, maar hij heeft er zich altijd wel aan gestoord dat Nederlanders een dergelijke liefde voor de universiteit missen.

Bedrijfs-aio

Met het Stan Ackermans Instituut gaat het nu weer goed, aldus Van Lint, dus hij kan rustig van zijn pensioen gaan genieten. Het aantal twaioís (tweejarige assistenten in opleiding) is weer stijgende en hij verwacht dat het streefgetal van 120 dit jaar gehaald gaat worden. Dat zal dan niet komen door het in het leven roepen van de baio, de bedrijfs-aio. Het idee om ingenieurs die al werken via hun bedrijf een ontwerpersopleiding te laten volgen was origineel, maar is nog niet erg vruchtbaar gebleken. Op dit moment kent het SAI een regeling met OcÈ; de firma uit Venlo laat jonge bedrijfsgenoten een betaalde opleiding volgen aan het SAI. Op deze manier wordt de angel gehaald uit het grootste probleem dat het SAI parten speelt: afgestudeerden hebben geen zin in nog eens twee jaar ontwerpersopleiding, maar willen meteen aan de slag. Als ze dan bij een bedrijf aan de slag zijn, kunnen ze, als ze goed genoeg zijn, ook beginnen bij het SAI. In die laatste frase schuilt echter het probleem. ëBij OcÈ kunnen ze gewoon niet genoeg goede mensen vindení, aldus Van Lint, ëdaardoor hebben we op dit moment nauwelijks baioís.í

Hoe komt dan die stijging van aioís bij het SAI tot stand? ëAllemaal buitenlandersí, aldus Van Lint. ëAls er ergens de doelstellingen van internationalisering gehaald worden, dan is het wel bij ons. Veertig procent van de instroom is buitenlands.í Het zijn vooral Russen en Polen die het Laplace-gebouw bevolken. In toenemende mate komen er overigens ook Zuid-Afrikanen naar het SAI. Vooral de Oosteuropeanen vinden Nederland vaak maar een vreemd land, zo is de ervaring van Van Lint. ëZe hebben zelf behoefte aan een trainingsprogramma waarin we ze het een en ander leren over de gewoontes in dit land en van de universitaire omgeving. Want die wijkt vaak fors af van wat ze gewend zijn. Het is kennelijk ongebruikelijk om je hoogleraar bij zijn voornaam te noemen. En in Rusland zijn de studenten gewend veel meer sturing te krijgen van hun hoogleraar.í

De Russen zijn, aldus Van Lint, heel goed opgeleid en slim, maar stellen zich te vaak afhankelijk op. ëZe willen orders en dat is niet de gewoonte in Nederland. ëNiettemin acclimatiseren de buitenlanders snel in Eindhoven. ëEr zijn net drie Polen gaan werken bij Philips. Die wilde ze graag hebben.í

Maar de buitenlandse instroom moet ook niet te hoog worden. ëBij de ontwerpersopleiding Informatica zit het aantal buitenlanders op 85 procent. Dat is echt te veel van het goede.í De Nederlanders blijven echter weg. En dat is iets waar Van Lint zich wel eens aan ergert. ëHet is moeilijk een afgestudeerde ervan te overtuigen dat hij of zij betere kansen heeft en betere banen krijgt wanneer je nog een ontwerpersopleiding volgt. En van mij moeten ze zoiets natuurlijk niet horen. Die vent wordt ervoor betaald om dat te zeggen, zo hoor je ze denken.í Nee, het is heel wat overtuigender als het bedrijfsleven de loftrompet steekt over de ontwerpersopleiding. ëEen bedrijf heeft echt voordeel van een ontwerper in speí, aldus Van Lint. ëWant behalve dat ze iemand binnenkrijgen die veel ervarener is dan een afgestudeerde ingenieur, krijgen ze ook nog eens bijna een jaar zonder verplichtingen iemand op zicht. Na afloop van de stageperiode kan een bedrijf eventueel nog zeggen dat ze toch liever iemand anders nemen. Maar dat laatste gebeurt echter zelden, aldus Van Lint.

Motivatie

Jack van Lint is een van de weinige hoogleraren die alle generaties studenten van de TUE aan zich voorbij heeft zien trekken. Hij maakt vanaf 1959 deel uit van de toen nog Technische Hogeschool. Echt veel veranderd vindt hij de studenten niet, tenminste als je de blik richt op een student die bijna klaar is met zijn studie. Voor wat betreft de eerstejaars ziet hij wel grote verschillen met vroeger. Die verschillen hebben vooral te maken met het huidige beurzenstelsel, meent hij. ëDat deugt van geen kantí, is zijn stellige mening. ëToen ik pas begon als hoogleraar, was er een uitstekend stelsel van studiefinanciering. De controle van de universiteit op de verrichtingen was goed. Een student kreeg snel te horen wanneer hij in prestaties begon achter te lopen. Op een gegeven moment was het echter zo ver dat iedereen een beurs kreeg als je naar de universiteit ging.í Volgens Van Lint is er toen de klad in gekomen. ëDaardoor krijg je aan de universiteit veel studenten aan wie universitair onderwijs gewoon niet besteed is. Die mensen zijn ongemotiveerder dan de anderen en zorgen ervoor dat een docent tegenwoordig een hele show moet opvoeren om de stof interessant te houden. Er is een gebrek aan innerlijke motivatie.í

De stof is al die jaren niet wezenlijk veranderd, de interesse van de student wel, zo concludeert Van Lint. Hij wijt de huidige terugloop van het aantal aanmeldingen voor de exacte wetenschappen aan dit gebrek aan innerlijke motivatie van de huidige student. ëZe gaan gewoon voor de glamourwetenschappen.í Van Lint, het moge duidelijk zijn, spaart de roede niet wanneer het niveau van de studenten ter sprake komt. In de dagelijkse omgang, zo constateert hij zelf, was hij niet gemakkelijk voor zijn studenten. ëVeel studenten waren een beetje bang van me.í

Naar zijn overtuiging is, behalve de wetenschappelijke interesse ook het algemene ontwikkelingsniveau omlaag gegaan. ëVooral de Nederlandse taal beheersen studenten niet zo goedí, zegt hij. ëDaar letten we dan ook scherp op bij het Stan Ackermans Instituut. Verwonderlijk is dit overigens niet. Als je kijkt in wat voor bochten een student zich tegenwoordig moet wringen om een beetje inkomen te hebben, dat is toch bar en boos. Een student moet wat aan zijn algemene ontwikkeling kunnen doen in plaats van vakken vullen bij Albert Heijn.í

In een ander opzicht kan de huidige student echter meer dan die van vroeger. Van Lint is, zeker tijdens zijn rectoraat, onder de indruk geraakt van het organisatietalent van de huidige generaties studenten. ëEvenementen als de Europese Week, maar ook de sportevenementen van Pusphaira, Hajraa, noem maar op, worden op een professionele manier georganiseerd. Dat had je toch niet in mijn eigen studietijd.í

Caltech

Die algemene ontwikkeling komt ook in de verdrukking wanneer een student te lang bij zijn ouders thuis blijft wonen. Van Lint is altijd een pleitbezorger geweest voor het op kamers gaan van studenten. ëIk vind het zo zonde dat er bij de TUE zoveel studenten

ës middags weer op de trein naar huis stappen. Het is juist goed dat een student op kamers gaat en voor zichzelf leert te zorgen.í

Zelf is hij als student zo snel mogelijk op kamers gegaan. In ongeveer zeven jaar tijd was hij klaar met zijn studie en had toen behalve zijn bul meteen ook zijn doctorstitel op zak. ëIk was de jongste hoogleraar in 1959í, herinnert hij zich. ëIk heb toen de hele vaderlandse pers over me heen gehad.í Zijn benoeming aan de TUE legde wel een grote druk op hem, zo bekent hij achteraf. ëAan een hoogleraar zit je je leven lang vast. Vroeger was een hoogleraar tot zijn zeventigste in functie.í

Vervolg pagina 6.

Vervolg van pagina 5.

Als je een 26-jarige op zoín post benoemt, zit je als hij blijkt tegen te vallen, dus 44 jaar aan hem vast. Zoiets schept verplichtingen.í

Dat gevoel van verplichting heeft er ook voor gezorgd dat Van Lint lange tijd niet getaald heeft naar een andere werkgever. ëOp een gegeven moment komen natuurlijk wel interessante banen in het verschiet. Caltech in CaliforniÎ bijvoorbeeld twee keer. De eerste keer heb ik dat niet gedaan omdat de kinderen toch te klein waren en er naar ons idee een te groot drugsprobleem was in Amerika, waar we onze kinderen niet aan wilden blootstellen. Nou, dat pakte achteraf heel anders uit. Nederland heeft nu een groter drugsprobleem dan Amerika. Maar goed. De tweede keer was het moeilijker. Maar ik kreeg toch het idee dat ik Nederland zou gaan missen. Het is een mooi land, Amerika, en ik kom er graag, maar Nederland is toch een prima land om te wonen.í Ook andere banen, zoals de Kloosterman-leerstoel in Leiden en directeur bij het CWI in Amsterdam, kregen Jack van Lint niet weg uit Eindhoven.

Terugkijkend op zijn lange loopbaan bij de TUE beschouwt Van Lint de periode die hij als rector magnificus heeft vervuld als een hoogtepunt. ëIk heb lange tijd dit soort functies van me afgehouden, maar op een gegeven moment ben je gewoon aan de beurt. Dan kun je niet langer weigeren. ëTegen mijn vrouw zei ik, toen ik decaan van de faculteit Wiskunde en Informatica werd: ëNu zul je zien dat ik ook hang voor het rectoraatí. En dat is uitgekomen.í

Spelletjes

Een rector heeft eigenlijk een rare functie, vindt Van Lint. ëJe bent de voorzitter van de decanen, maar je maakt ook deel uit van het CvB. Je moet daardoor meewerken aan beslissingen die je door de decanen niet altijd in dank worden afgenomen. Maar meestal hebben ze ook begrip voor je standpunt en verlopen dat soort zaken doorgaans in pais en vree.í

Heel wat meer heeft Van Lint te stellen gehad met de universiteitsraad. Zijn ogen schieten vuur wanneer de U-raadsvergaderingen ter sprake komen waarin hij meer dan eens hoorbaar of onhoorbaar, maar met veel lichaamstaal, zijn ongenoegen tot uiting bracht. ëIn zoín raad zitten mensen die allerlei spelletjes spelen, terwijl ik als rector magnificus daar zit om een goede beslissing te nemen voor de universiteit. Dat laatste perspectief was bij de raadsleden wel eens zoek.í Van Lint is er daarom ook niet rouwig om dat de U-raad onder de wet Modernisering Universitair Bestuur sterk aan macht heeft ingeboet.

De sfeer onder de rectoren heeft hij altijd als zeer prettig ervaren. ëUniversiteiten moeten tegenwoordig zo nodig concurreren met elkaar. De rectoren hebben daar onder elkaar gelukkig helemaal geen last van. Ik heb veel vrienden gemaakt tijdens mijn rectoraat. Er wordt nog regelmatig een re¸nie georganiseerd van oud-rectoren van de Nederlandse universiteiten en daar is het altijd erg gezellig.í

Nu is het dan toch definitief tijd voor Avondrood, de ëgepensioneerdenzoneí bij Wiskunde. Van Lint heeft nog een kamer ter beschikking en hij is bezig om zijn spullen daar naar toe te brengen. ëAvondrood is daar recht tegenover. Ik hoef niet ver te lopen.í

Fred Gaasendam