Het verhaal over Cabbolets proefschrift kreeg dinsdag, 29 januari, een verrassende wending. Toen werd in bredere kring bekend dat zijn onorthodoxe theorie over het gedrag van elementaire deeltjes al in 2007 een promotietraject had doorlopen aan de Tilburgse faculteit Geesteswetenschappen. Noch de promovendus noch zijn Tilburgse eerste promotor Harrie de Swart had dat feit eerder voor het voetlicht gebracht. Naar aanleiding van een aantal pittige uitspraken van De Swart, gedaan in Univers, het blad van de Universiteit van Tilburg, besloot de Tilburgse rector Frank van der Duyn Schouten de voorgeschiedenis van het proefschrift aan zijn universiteit openbaar te maken (zie zijn ingezonden brief onder aan deze pagina).
Kippenvel
In de Cursor van 13 december 2007 was voor het eerst publieke aandacht voor het proefschrift van Cabbolet. Hij en emeritus TU/e-hoogleraar Jan de Graaf, die in december deel ging uitmaken van de promotiecommissie, zien het interview in Cursor als belangrijkste trigger voor de extra aandacht die het faculteitsbestuur Wiskunde & Informatica vanaf half december aan het proefschrift is gaan schenken. De Graaf vindt het niet verstandig van Cabbolet om zich in dat interview zo nadrukkelijk te profileren met zijn theorie. “Zeker als daarbij kwantummechanica en relativiteitstheorie ter sprake komen”, zegt De Graaf. “Met die twee termen zit de pers er meestal direct bovenop. Ook al hebben journalisten geen flauw benul waar het precies over gaat. Als het dan ook nog lijkt dat je die theorieën aanvalt, krijgen mensen al helemaal kippenvel.”
De Graaf meent nog steeds dat Cabbolet zich op 16 januari had moeten kunnen verdedigen tegen de kritieken. “Ik heb sinds begin december verschillende malen langdurig met Cabbolet inhoudelijk over het proefschrift gesproken. In mijn ogen behandelt hij een zuiver wiskundig onderwerp. Hij had bij het opstellen van de laatste hoofdstukken wel wat beter beschermd moeten worden door zijn directe begeleiders. Ik miste in het proefschrift het correspondentieprincipe. Je mag dan wel een nieuwe taal formuleren om fysische verschijnselen te beschrijven, maar het moet wel mogelijk zijn om te kunnen afdalen naar de bestaande taal. Dat ontbrak volgens mij en daar had ik tijdens de promotie een aantal stevige vragen over willen stellen. Over het geheel genomen vond ik het interessant genoeg om hem erop te laten promoveren.”
Promotiecommissie
Over de samenstelling van de promotiecommissie is ook het nodige te doen geweest. Die zou volgens het Eindhovense College voor Promoties niet zwaar genoeg zijn. Leden werden opgevoerd als hoogleraar maar bleken dat niet te zijn. Ze zouden daarom niet in staat zijn tot een goed oordeel. De Weense copromotor dr. Karl Svozil, die onderzoek doet op het gebied van kwantummechanica, is een associated professor. Volgens hem heeft hij aan zijn universiteit wel het recht heeft om afstudeerscripties en proefschriften te beoordelen.
Wel is het vreemd dat Cabbolet in zijn dankwoord een prof.dr. Bart D’Hooghe opvoert, die op de site van de Vrije Universiteit Brussel als een postdoctoral fellow te boek staat. D’Hooghe houdt zich bezig met quantum logic en quantum computation. En ook De Graaf weet niet zeker of hij wel of niet tot de kerncommissie gerekend moet worden.
Opmerkelijk is ook het tempo waarmee Cabbolet en De Swart uiteindelijk de overstap maakten van de Tilburgse naar de Eindhovense universiteit. Nadat bekend werd dat de promotiedatum van 12 oktober in Tilburg niet meer haalbaar was, omdat op 16 oktober nog overleg moest plaatsvinden over de proefschrift, heeft men al begin november aangeklopt in Eindhoven. De vraag waarom dat na tien jaar onderzoek opeens zo snel diende te gaan, is nog onbeantwoord.
Schoonheidsprijs
Dit alles laat natuurlijk niet onverlet dat de TU/e steken heeft laten vallen. Het afblazen van een promotie in zo’n laat stadium verdient geen schoonheidsprijs en is niet bevorderlijk voor het imago. Woordvoerder Peter van Dam erkent dat. “In de toekomst zullen we op dit soort promoties, waarbij zowel de promovendus als de promotor van buiten de TU/e afkomstig zijn, alerter zijn.”
Cabbolet en De Swart verwachten niet meer dat een promotie op dit proefschrift nog kans van slagen heeft. Over enkele weken verschijnt een handelsuitgave van het proefschrift bij uitgeverij Eburon, waaraan een hoofdstuk wordt toegevoegd waarin Cabbolet en De Swart de kritieken weerleggen./.
|