spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
‘Politiek blijft voor mij een soort zwarte magie’
5 juni 2008 - Natuurkundige Robbert Dijkgraaf heeft geen politieke ambities maar bepleit graag dat er meer geld naar onderwijs en onderzoek gaat. Hoe kan dat het beste gebeuren? Een gesprek met de nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Robbert Dijkgraaf

Hij geniet wereldfaam als natuurkundige, speelt met verve de rol van bevlogen wetenschapper in televisieprogramma’s, besteedde een deel van zijn Spinoza-premie aan een kinderwebsite vol wetenschappelijke proefjes en schoof aan bij het Innovatieplatform om mee te denken over de kenniseconomie. En nu is hij de nieuwe president van de KNAW, het tweehonderd jaar oude genootschap van topwetenschappers.

Wat kunt u als president voor de wetenschap betekenen dat u niet in uw andere werkzaamheden kon?

Het grootste verschil is dat de KNAW voor de hele Nederlandse wetenschap spreekt en dat ik daar nu mede richting aan mag geven. Het ligt in het verlengde van wat ik hiervoor deed: onderzoek doen, daar enthousiast over vertellen en meedenken over onderwijs en de toekomst van de wetenschap. Maar dankzij de KNAW krijgt dit alles meer gewicht. Wetenschappers moeten het verhaal van de wetenschap vooral zelf aan de buitenwacht blijven vertellen. Hun authenticiteit wordt gewaardeerd. Ze gaan helemaal los als ze het over die ene worm hebben, of over het zonnestelsel. Het is aan de Akademie om boven de partijen uit te stijgen en alle stemmen te bundelen. We voeren intern scherp debat en kunnen daardoor gezaghebbende adviezen geven.

Hoeveel gezag hebben die adviezen eigenlijk? De KNAW sprak zich uit over de financiering van bijzondere leerstoelen en de openbaarheid van nevenfuncties, maar pas toen de Volkskrant zijn voorpagina ermee vulde, kwam Plasterk in beweging.

Zo gaat dat nu eenmaal. Dat is ook niet erg. Vroeger zeiden ze wel: je schrijft een advies, je overhandigt het aan een bestuurder en dan is het einde oefening. Nu stellen we ook de vraag of het wordt opgepikt. Hoe dat precies gebeurt, maakt niet zoveel uit. Misschien gebruikt een wetenschapper het advies in een opinieartikel of gaat een journalist er mee aan het werk. Als er commotie ontstaat, gaan mensen uiteindelijk toch op zoek naar de verstandige stem. Die weerklinkt dan nog steeds in het advies. Het is niet zomaar een mening, want de beste wetenschappers van Nederland hebben erover nagedacht. De leden zijn op hun beurt een weerspiegeling van de hele wetenschappelijke gemeenschap.

Hoe vertegenwoordigt u die wetenschap? Er zijn maar 220 leden en het zijn geen afgevaardigden.

Nee, ze zijn niet als afgevaardigde verkozen. De stemming verloopt eerder andersom: de leden bepalen wie erbij komt. Maar het palet is heel breed en de leden worden door hun ‘peers’, hun gelijken, gezien als de besten op hun vakgebied. En dat hangt niet van toevalligheden af. Je wordt alleen maar de beste dankzij je collega’s, die je werk gaan citeren en daarop voortbouwen. Veel van de prestaties zijn daardoor tamelijk objectief te meten.

Geen enkele natuurkundige was bijvoorbeeld verbaasd dat Gerard ’t Hooft de Nobelprijs in de fysica won. Ze kunnen bijna op de decimaal nauwkeurig de rangorde in het vakgebied bepalen. Dat zal op sommige andere gebieden moeilijker zijn maar als je wetenschappers vraagt: ‘Wie is nu de leider in jouw vak?’, dan zullen ze meestal dezelfde namen noemen. Bij de samenstelling van de KNAW kun je wellicht voetnoten plaatsen maar over het algemeen is die evenwichtig.

Onlang hield een commissie de KNAW tegen het licht en die stelde dat sommige vakgebieden sterk ondervertegenwoordigd zijn.

De leden worden voor het leven benoemd en er is een maximum aantal, dus zullen er nooit radicale veranderingen binnen de KNAW plaatsvinden. De ledenlijst toont een cumulatie van de besten van de afgelopen decennia. Het heeft tijd nodig voor de nieuwe gebieden doordringen. Vergeet ook niet dat de KNAW méér is dan het genootschap alleen: De Jonge Akademie herbergt steengoede jonge wetenschappers op alle mogelijke vakgebieden en we hebben een groot aantal permanente en tijdelijke adviescom-missies waarvan ook niet-leden deel uitmaken. Het Trippenhuis is een komen en gaan van honderden mensen uit de wetenschap en de kringen daaromheen.

De commissie opperde dat er - naar voorbeeld van de Royal Society in Engeland - geen maximum aantal leden zou hoeven zijn. Bovendien zouden nieuwe leden na vijf jaar ‘slapend lid’ moeten worden, zodat je altijd de actuele stand van zaken binnen de muren hebt.

We gaan het hier binnen de Akademie uitgebreid over hebben en het is goed om daarbij naar het buitenland te kijken. Ik verwacht wel wat wijzigingen, maar we zullen zorgvuldig opereren. We zullen toponderzoekers in elk geval niet na vijf jaar lidmaatschap laten inslapen. Wetenschap is een rode draad door het leven. Die begint wat mij betreft heel jong, al op de basisschool, en houdt eigenlijk niet meer op. Veel wetenschappers worden op een elegante manier oud en behouden hun bevlogenheid. Jonge en oude leden kunnen bovendien opvallend vaak vol vuur over dezelfde onderwerpen discussiëren. Misschien komt dat doordat ze allebei volledig aan de wetenschap gewijd zijn.

Een jonge scheikundepromovendus denkt niet: ik wil later decaan worden. Nee, die wil alles weten van chemie. Datzelfde vuur krijgen oudere leden ook weer terug als ze geen last meer hebben van de afleidingen in de universitaire politiek. Mij houden die leden ook scherp. De oudere wiskundigen vragen me vaak: wat is je nieuwste idee? En dan moet ik niet aankomen met: “Ik had vanmorgen een vergadering”. Heerlijk, dat soort mensen om me heen.

Er wordt ook gedacht over een uitbreiding van het aantal KNAW-afdelingen of juist van een fusie tussen de twee huidige (Letterkunde en Natuurkunde). Zouden buitenstaanders het eigenlijk merken als de KNAW zulke veranderingen doorvoert?

Alleen als de slagkracht van de Akademie verbetert. We moeten goede debatten organiseren en met sterke adviezen komen. Een verdere verkaveling lijkt me niet de goede richting. Ik denk dat de wetenschap een organisch geheel moet zijn, de gemeenschap van wetenschappers. Het zijn te vaak kleine koninkrijkjes naar mijn smaak.

Van advies gesproken: hoe zou u willen dat het Nederlandse onderzoek er in de toekomst uitziet?

Ik zou willen dat Nederland een hoogwaardig kennisland wordt, een zenuwknoop in Europa. Dan hebben we grote onderzoeksgroepen van wereldniveau en internationaal talent komt hierheen en vliegt weer uit. Dat valt te bereiken, als we voor de top willen gaan en fors investeren. We hebben bedrijven als Philips, DSM en TomTom in ons land en de universitaire basis is gezond, maar we moeten het profiel versterken en extra ankers uitgooien.

We moeten bijvoorbeeld grote onderzoeksfaciliteiten durven te bouwen, zodat mensen uit de hele wereld hier graag onderzoek komen doen. Er moet meer geld naar de open competitie voor veelbelovende onderzoekers. Maar mochten er extra middelen komen, moeten die allereerst naar de beste onderzoeksgroepen, zodat die meer massa kunnen scheppen. Met een Vidi-subsidie voor gearriveerde wetenschappers kan iemand twee postdocs en een paar promovendi aanstellen, prachtig, maar alleen daarmee win je de internationale competitie niet.

Ik wil een trapje hoger. In Amerika geeft iemand wel eens honderd miljoen om een instituut op te richten. Dan spreek je over een andere orde van grootte. Dat soort initiatieven moet ook hier kunnen.

Minister Plasterk is – zij het ‘slapend’ – lid van de KNAW. Vindt u een luisterend oor?

Plasterk heeft een hondsmoeilijke portefeuille en het is te hopen dat zijn collega’s begrijpen dat zijn hele ministerie er geld bij moet krijgen: zowel voor het onderwijs als voor de wetenschap./.

Robbert Dijkgraaf/Bas Belleman (HOP)