spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB

“Ik heb de mooiste baan die er is”

Graduate schools versus onderzoeksscholen

Martien Coppens’ blik
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Tweehonderd doden minder door Eindhovense dottermethode
22 januari 2009 - De toepassing van een nieuwe behandelmethode bij het dotteren van hartpatiënten leidt tot een drastische afname van het aantal doden en aantal infarcten na de behandeling, zo blijkt uit een patiëntenstudie. De methode is ontwikkeld door een team onder leiding van TU/e-hoogleraar prof.dr. Nico Pijls van de faculteit Biomedische Technologie.

Door de nieuwe methode daalt het aantal doden en het aantal infarcten in het eerste jaar na een dotterbehandeling met een derde, blijkt uit het onderzoek - dat door Pijls vanuit het Catharina-ziekenhuis werd gecoördineerd. In een land als Nederland zou dat neerkomen op een afname van het aantal sterfgevallen met tweehonderd. Het aantal hartinfarcten zou met vijfhonderd dalen. Aan het onderzoek namen wereldwijd duizend patiënten deel; de resultaten werden vorige week in het tijdschrift New England Journal of Medicine gepubliceerd. Eerste auteur van het artikel is Pijls’ promovendus Pim Tonino.

Crux van de nieuwe methode is dat artsen selectiever worden in het aantal daadwerkelijke ingrepen: het plaatsen van zogenoemde stents in vernauwde kransslagaders. Dat zijn risicovolle ingrepen, met kans op complicaties of overlijden. De nieuwe behandelmethode is daardoor ook goedkoper, omdat die leidt tot minder dotteren en minder en bovendien kortere opnames in het ziekenhuis.

Nu wordt de keuze voor ingrijpen nog gemaakt op basis van een visuele inspectie van de vernauwing: een vernauwing van vijftig procent leidt standaard tot een operatie. Met de nieuwe methode is de keuze voor ingrijpen gebaseerd op een nauwkeurige meting van de bloeddruk voor en na de vernauwing: de zogeheten fractional flow reserve (FFR) meting. Hieruit kunnen artsen afleiden of er daadwerkelijk sprake is van zuurstoftekort, wat tot een hartinfarct kan leiden. Is dat het geval, dan volgt pas een operatie. En dat blijkt aanzienlijk minder vaak het geval te zijn dan wanneer de keuze wordt gemaakt op basis van visuele inspectie.

FFR wordt uitgevoerd met een katheter, die bij de lies in het lichaam wordt ingebracht en via de bloedbaan naar de kransslagader wordt gebracht. Dr.ir. Marcel van ’t Veer van het Catharina-ziekenhuis, afgelopen december onder Pijls aan de TU/e gepromoveerd, paste deze methode toe in zijn promotieonderzoek en werkte ook mee aan metingen die tot de publicatie in het New England Journal of Medicine hebben geleid (zie ook het aan hem gewijde onderzoeksverhaal in Cursor 14)./.