spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
“Een ontwerp is een levend iets”
8 oktober 2009 - Ir. Joost Ector, alumnus van Bouwkunde, werd in 2002 al op dertigjarige leeftijd mede-eigenaar en ‘artistiek leider’ van het Rotterdamse architectenbureau Ector Hoogstad, een bureau met vijftig medewerkers. Hij is verantwoordelijk voor het ontwerp voor de ‘nieuwe W-hal’, het toekomstige onderkomen van de TU/e-faculteit Wiskunde & Informatica en de centrale studentenvoorzieningen - een project waaraan nogal wat haken en ogen zaten en waarvoor begin 2010 eindelijk de bouw van start gaat.

De totstandkoming van het uiteindelijke ontwerp voor de nieuwe W-hal heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Vanaf het moment dat Joost Ector zijn eerste plan in het voorjaar van 2007 presenteerde, duurde het nog ruim twee jaar voordat het definitieve ontwerp van de tekentafel rolde. Het oorspronkelijke ontwerp, waarbij de oude W-hal met de grond gelijk gemaakt zou worden, leidde tot een heftig protest van de Stichting Wederopbouwerfgoed Eindhoven. Ector kwam daarop met een nieuw ontwerp, waarbij het grootste deel van de W-hal behouden blijft. Ook dit ontwerp moest, ditmaal om financi ële redenen, weer deels aangepast worden. Het eindresultaat, een blauwdruk voor een complex van zestig miljoen euro, is een ambitieus bouwproject dat in zijn ogen recht doet aan zowel het verleden als de toekomst.

Ector doet luchtig over de problemen. “Een ontwerp is een levend iets”, zegt hij, “dat aangepast kan worden als de omstandigheden veranderen. Ik vond het ook belangrijk dat er een goede discussie over de waarde van de oude hal werd gevoerd. ” Hij zegt te begrijpen dat de eigenaar van een gebouw, in dit geval de TU/e, er moeite mee heeft als er plotseling een monumentale waarde aan wordt toegekend. “Maar ik heb getracht mijn rol te beperken tot die van adviseur: ik heb nooit een uitgesproken standpunt ingenomen.”
De architect is blij met het eindresultaat: een ontwerp waarin de lichte draagconstructie, het kenmerkende daklandschap en de transparante omhulling van het oorspronkelijke gebouw in stand blijven. Ook blijft de nieuwe W-hal via loopbruggen verbonden met de omliggende gebouwen, als een spin in het web van de TU/e-campus.

Belangrijk onderdeel van de nieuwe W-hal is een kubus van vijf verdiepingen, op twintig kolommen -“als satéstokjes”- uitstijgend boven de rest van het gebouw, met kantoorruimtes voor de faculteit Wiskunde & Informatica. In het hieronder liggende souterrain is de universiteitsbibliotheek gepland. Vanaf de eerste verdieping, het niveau van de loopbruggen, kun je twee verdiepingen naar beneden kijken. Bovendien wordt het gebouw geïntegreerd in de zogeheten ‘groene loper’, de centrale autovrije middenzone die is voorzien voor Campus 2020.
“Er is wel wat scepsis ontstaan door de gang van zaken”, zegt Ector. “Maar ik ben ervan overtuigd dat die scepsis verdwijnt als het gebouw (waarvan de oplevering gepland is aan het begin van 2012, red.) er eenmaal staat.” Hij verwacht dat ook bij hem de voldoening dan weer de overhand neemt. “Op dit moment voelt het vooral even als werk, maar toen we de opdracht destijds binnensleepten, gaf dat ons een heel mooi gevoel. Het heeft toch wel een emotionele waarde. Niet alleen omdat ik aan de TU/e gestudeerd heb, maar ook omdat de campus een interessante architectonische geschiedenis heeft, waarbij de W-hal een centrale plek inneemt. Sjoerd van Embden, de ontwerper van de oorspronkelijke W-hal en van veel van de overige gebouwen op de campus, was bovendien een groot architect.”

Anders dan zijn bliksemcarrière doet vermoeden, is het nooit een jongensdroom van Ector geweest om architect te worden. “Als ik ergens mee bezig was, dan was het met muziek. En ik was creatief. Pas toen mijn ouders in Nuenen zelf een huis gingen bouwen, begon het me te dagen dat als je je creativiteit kwijt wilt op universitair niveau, bouwkunde geen slechte optie is. Een gebouw tekenen dat vervolgens ook daadwerkelijk wordt gebouwd, dat idee sprak me wel aan. Maar eigenlijk is het betrekkelijk toevallig dat ik bouwkunde ben gaan studeren.” En dan uiteraard in Eindhoven, op een steenworp afstand van zijn ouderlijk huis. “Het is wellicht heel Brabants, maar mijn ouders en ik zagen het nut er niet van in om helemaal naar Delft te gaan. Ik was me destijds ook niet bewust van de verschillen tussen die beide opleidingen.”

Achteraf kun je stellen dat het een goede keuze is geweest, geeft Ector aan. “Aan de TU/e wordt toch met een bredere blik naar bouwkunde gekeken dan in Delft. Daar staan vooral de culturele aspecten van het vak centraal, terwijl in Eindhoven ook aandacht wordt besteed aan de technische dimensie en managementaspecten. Maar om een afgewogen oordeel te kunnen vellen, zou ik natuurlijk ook bouwkunde moeten gaan studeren in Delft.” Het is wel typisch Eindhovens om altijd de vergelijking met Delft te willen trekken, denkt hij. “Volgens mij houden ze zich daar in Delft helemaal niet mee bezig. Daar gaan ze gewoon uit van hun eigen kracht. Dat zou aan de TU/e ook wel meer mogen gebeuren.”
Het stempel dat de opleidingsplek drukt op het werk van een architect, moet overigens niet overschat worden, vindt Ector. “Nederland staat bekend om zijn grote variatie in architectonische signaturen. Dat wordt toch allemaal gevoed vanuit slechts twee universiteiten. Maar je ontwikkelt eigenlijk pas na je opleiding een eigen stijl.”

Na het afronden van zijn studie, in 1997, kwam Ector direct terecht bij het toenmalige Hoogstad Architecten. “Ik was cum laude afgestudeerd en kon aan de slag bij een internationaal hoog aangeslagen bureau in Amsterdam, de echte avant-garde. Dat was op zich heel aantrekkelijk, maar ik zou het met een stagevergoeding moeten doen en had me moeten beperken tot het maken van maquettes. Ik had niet het gevoel dat ik daar op korte termijn een zinvolle bijdrage kon leveren. Toen kwam ik in contact met Jan Hoogstad. Met hem klikte het heel goed, we deelden een interesse voor de relatie tussen architectuur en muziek. En hij was wél bereid me vrij te laten.”

Wat is dan een typische Ector? Die vraag is volgens de architect niet zo gemakkelijk te beantwoorden. “We proberen vooral niet dogmatisch te worden, dat zie ik als een deugd. De verschijningsvorm van een gebouw moet altijd het resultaat zijn van de context binnen en buiten het gebouw. Architectonische inzichten evolueren en als het goed is, ga je daarin mee. Die evolutie leidt dan automatisch tot een divers oeuvre. Dat zie je bijvoorbeeld bij een architect als Herman Hertzberger.”
Als er al sprake is van een duidelijke lijn in het werk van Ector, dan is dat eerder een signatuur van zijn bureau Ector Hoogstad Architecten dan van Ector persoonlijk. “Je werkt met heel veel mensen aan zo’n groot project als de W-hal. Mijn taak is vooral ook het managen van het ontwerpproces; ik zet de grote lijnen uit en houd ze in de gaten. Aan de W-hal werken alleen al vier architecten en houden ook nog vier mensen zich met de bouwkundige uitwerking bezig.”

De samenwerking met Hoogstad, een architect die bekend staat om zijn gevoel voor ruimtelijkheid, bleek vruchtbaar. Ector ondervond er de vrijheid en ruimte die hij kende van zijn studie. En dat werkte goed voor hem. “Ik was nog maar 28 jaar toen Jan me het ontwerp voor de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam liet maken. Mijn eerste grote project, waarbij ik het helemaal zelf mocht uitzoeken. En sinds 2002 heb ik de leiding over het bureau.” Het is allemaal heel snel gegaan, geeft Ector toe. En dat houdt ook een risico in: “Ik moet nu vooral proberen het leuk te houden en niet te vroeg oud te worden.”/.


Ector Hoogstad ook actief in Twente en Delf
Al sinds de jaren negentig is Ector Hoogstad Architecten nauw betrokken bij de vernieuwing van de campus van de Universiteit Twente, waarvoor men een masterplan ontwierp. Het masterplan is gebaseerd op de twee belangrijkste polen van het terrein: het woon- en leefcentrum en het onderwijs- en onderzoekscentrum. Ector Hoogstad kreeg zelf drie opdrachten voor nieuwbouw: het nieuwe ict-centrum (T-huis), het Carré en het Nanolab. In het Carré worden de voornaamste kantoor- en laboratoriumfaciliteiten ondergebracht en het Nanolab gaat de meest hoogwaardige laboratoria van de universiteit huisvesten. Begin 2010 worden beide gebouwen opgeleverd.


De TU Delft koos Ector Hoogstad voor het eerste grootschalige bouwproject buiten het eigen terrein. Het betreft nieuwbouw voor Delft Chem Tech en voor de afdeling Biotechnologie van de faculteit Technische Natuurkunde. Het complex bestaat uit 26.000 vierkante meter laboratoria en onderwijs- en kantoorruimten, te bouwen op de nieuwe ‘business campus’ langs de A13, het zogeheten Technopolis. Deze nieuwbouw moet er in 2011 staan.
Interview/ Tom Jeltes
Foto/ Hilbert Krane