spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

De verbeelding aan de macht

22 oktober 2009 - Ingenieuze apparaten, hebbedingetjes en fraai gestileerde ontwerpen. Het is allemaal te zien en vooral uit te proberen op de verrassende tentoonstelling ID ’09. Studenten van de TU/e-faculteit Industrial Design tonen tijdens de Dutch Design Week hun frisse werk in het Hoofdgebouw. Met de expo wil de faculteit laten zien wat ze in huis heeft en wat de opleiding voorstelt. “We zijn uniek in de wereld”, klinkt het zelfbewust.
Caroline Hummels

Schetsboekjes met een harde kaft en kekke laptops. Het lijkt zo’n beetje de standaarduitrusting van de gemiddelde student Industrial Design (ID). Maar niet alleen met dit soort gereedschap onderscheidt ID zich van de rest. De eigenzinnige faculteit biedt geen vast programma of colleges. Laat staan cijfers voor tentamens. Daarvoor in de plaats zijn er beoordelingen, eens per half jaar, van de leeractiviteiten die studenten moeten uitvoeren.

Er is weloverwogen gekozen voor deze gedachte, voor deze opleidingsstructuur. Vanaf de oprichting in 2001 is de faculteit een ambitieuze weg ingeslagen. Er zijn tien competentiegebieden waarin studenten zich moeten bekwamen. Om er enkele te noemen: ideeën en concepten, integratie van technologie, multidisciplinair werken in een team, (interactieve) vorm en zintuigen, business-processen en focus op de gebruikers van producten.

“In vergelijking met Industrieel Ontwerpen in Twente en Delft ligt in Eindhoven de focus meer op intelligente systemen, producten en gerelateerde services”, zegt dr.ir. Caroline Hummels. De opleidingsdirecteur tekent vluchtig een paar cirkels in haar schetsboek terwijl ze vertelt. “Industrial Design aan de TU/e kent drie paradigma’s: Design, Human Sciences en Engineering. We proberen onze studenten precies in het midden te zetten, precies daar waar deze gebieden elkaar overlappen. We creëren een nieuwe groep ontwerpers die vanuit diverse invalshoeken en expertises kunnen denken, ontwikkelen en bouwen. Dit is heel nieuw. Ook voor ons als medewerkers, omdat de meesten van ons maar thuis zijn in één of twee van de paradigma’s. Maar als je in het midden kunt uitkomen, is dat uniek in de wereld.” Lachend: “Die mix van leeractiviteiten, maar ook de manier van denken, botst natuurlijk af en toe. Maar we lopen voorop, zowel door de manier hoe de studenten zich ontwikkelen als door onze opleiding.”

ID loopt absoluut niet voor de muziek uit, beweert ze. Dat afgestudeerden over een boel innovatieve kennis en vaardigheden beschikken die door bedrijven en opdrachtgevers niet op waarde worden geschat, is zeker niet het geval. “De industrie zit juist te springen om deze nieuwe soort ontwerpers. Het zijn ‘integrators’ met een andere manier van denken. Ingenieurs die een doorbraak veroorzaken. Ze ontwerpen niet alleen mooie dingen, maar staan ook met beide voeten op de grond. Ze kunnen namelijk zelf iets vervaardigen, theoretisch inbedden en hebben oog voor maatschappelijke relevantie. Natuurlijk heeft iedereen last van de economische crisis, maar toch blijven gerenommeerde bedrijven bij ons aankloppen voor opdrachten. Voorwaarde is wel dat de scoop breed genoeg is om innovatief te kunnen zijn. De studenten doen projecten in samenwerking met onder andere Adidas, Bang & Olufsen en Microsoft. Er draait nu bijvoorbeeld een project in samenwerking met Van Gansewinkel Groep, Brabantia en de gemeente Eindhoven. Thema is: er is geen afval, alleen grondstoffen. Daarbij moet je inspelen op het gedrag van de mensen. Onze studenten proberen nu via hun ontwerpen op een nieuwe manier naar afvalverwerking te kijken.”

Deze no-nonsense opdrachten worden uitgevoerd door studenten uit verschillende studiejaren. Ze werken in kleine groepjes van vier mensen samen. “Ze leren door te doen en vergroten tegelijkertijd hun theoretische kennis”, aldus Hummels.

De theorie, of misschien beter gezegd de filosofie, van ontwerpen schuift voortdurend op doordat de technologie steeds meer mogelijk maakt. Hoe wil je met toekomstige techniek omgaan? Wat voor normen en waarden moeten daar in zitten? Waartoe, waarheen en waarvoor? Dat soort vragen moeten de hedendaagse ontwerpers zich voortdurend stellen. “Onze studenten spelen daarin een grote rol. Zij kunnen richting geven aan de toekomst. De industrie herkent dat en heeft daarom veel belangstelling voor onze afgestudeerden.”

Eigenzinnig en een tikkeltje eigenwijs, maar ook verfrissend, verrassend en bovenal innovatief. Dat zijn wellicht de karaktereigenschappen waaraan studenten van Industrial Design zich graag spiegelen. En waarvan de faculteit verwacht dat ze bijdragen aan de juiste attitude van de ontwerpers van de toekomst.

Om die visie uit te dragen, is gekozen voor een tentoonstelling tijdens de Dutch Design Week. De expo heet simpel ‘ID ’09’ en toont werk van master- en bachelorstudenten en biedt informatie over de Eindhovense opleiding Industrial Design. Het evenement komt in de plaats van de tentoonstelling ‘Design United’ die voorgaande jaren werd georganiseerd door de ontwerpopleidingen van Eindhoven, Twente en Delft. Vanwege het veertigjarig bestaan van de Delfste opleiding verhuist Design United voor de gelegenheid deze keer naar Zuid-Holland op 12 en 13 november.

“Onze faculteit is volwassen genoeg om zelf iets neer te zetten tijdens de Dutch Design Week”, meent Hummels. De geselecteerde projecten moeten een inkijkje bieden wat voor studenten ID Eindhoven aflevert. Niet al het afstudeerwerk van de masterstudenten is te zien. Vanwege de belangen van sommige industriële klanten geldt voor sommige werkstukken een zogeheten ‘non disclosure’. Met andere woorden: er worden geen pottenkijkers geduld in de keuken van sommige projecten waar hoge verwachtingen van zijn en waar nog geen patent op rust. Andere werken vallen buiten de boot, omdat ze worden getoond op andere exposities of te lastig zijn om te exposeren.

Wat resteert, biedt echter meer dan genoeg vertier voor het publiek. Vooral omdat het niet bij kijken blijft. Bezoekers worden aangemoedigd om alles uit te proberen, soms na een korte uitleg door de makers zelf. Hummels: “Het is één van de manieren voor studenten om hun product bij een groter publiek te testen. Ze kunnen naast de onderzoeken die ze eerder hebben gedaan, op de expositie zelf ervaren of hun ontwerpen aanslaan.”

De expositie omvat thema’s als welzijn, audio en muziek, het delen van vaardigheden, de speelsheid, esthetiek en schoonheid van interactie, emoties en ervaringen, netwerk en technologie. Hummels: “We laten zien wat er allemaal al mogelijk is met technologie. Met ID ’09 lichten we een tipje van de sluier op van wat ons te wachten staat. Ik hoop dat bezoekers aan de hand van de ontwerpen kunnen dromen over hun toekomst.”/.


Friendly Vending / Guus Baggermans



Het begon allemaal met die rotautomaat, beneden bij de uitgang van het Hoofd-
gebouw. Om gek van te worden. Een hoop rare geluiden, blikjes en snoep kletterden op de grond en gretige handen werden opengehaald. Guus Baggermans dacht er het zijne van. “Een simpele analyse leerde dat het cognitief een heel zwaar apparaat was. Er waren zeven stappen nodig om iets te kopen. Met mijn Friendly Vending heb ik dat teruggebracht tot één simpele handeling.”

Met een armzwaai presenteert hij zijn ‘frisdrankautomaat’. De blikjes reageren direct en draaien mee in de richting van de arm. Ze lijken als kleine, trouwe hondjes hun meester te volgen. Maar schijn bedriegt. Onderin het apparaat zitten een geluid- en beeldsensor die de platforms aanstuurt waarop de blikjes staan. Hierdoor schuiven de blikjes omhoog als iemand nadert, alsof ze smeken: drink mij! Baggermans: “Zoals een ober die vriendelijk drankjes aanbiedt, doet ook deze machine dat. Er is een soort eerlijkheid door de hele transactie. Je ziet meteen het product en het gebeurt leuker dan bij de bestaande automaten.”

Wie eenmaal tot de koop overgaat, duwt een muntje in de gleuf waarna de glazen koker die het blikje gevangen houdt, op ingenieuze wijze opendraait. De afstelling is dusdanig dat het apparaat een potentiële klant op ongeveer zes meter afstand herkent. Wie door een gang of kantine loopt, kan dus rekenen op de aandacht van Friendly Vending.

Baggermans is bij het bedenken van het concept niet zozeer uitgegaan van esthetiek. “Dat zou flauw zijn, omdat de bestaande automaten wat dat betreft weinig te bieden hebben. Een mooie vormgeving zou bovendien afleiden van waar het werkelijk om gaat: het gebruiksgemak.”

Op het gebied van klantvriendelijke apparaten is volgens hem nog genoeg te doen. Baggermans is voorstander van een open aanpak. Hij gooit zijn ideeën op internet, met de Friendly Vending als kroon op zijn portfolio. “Als ik ooit bij een frisdrankenfabrikant zou solliciteren, kan ik mijn werk direct laten zien. Hoef ik alleen nog maar te vragen of ze nog iets anders nodig hebben.”

 

Move | Learn | Explore / Saskia Bakker



“Bij het opstellen van mijn afstudeerproject ben ik in eerste instantie uitgegaan van mijn interesse in onderwijs. Ik denk dat er veel mogelijkheden zijn om onderwijs te ondersteunen door middel van technologie en dat met name in combinatie met fysieke ontwerpen. Momenteel wordt dit nog maar weinig toegepast. Ik vind ook de psychologische kant erg interessant. Hoe werkt het vergaren van kennis en vaardigheden? Hoe kunnen kinderen het beste leren? Vanuit deze interesse heb ik het project ‘Move | Learn | Explore’ opgesteld.”

Kinderen associëren de begrippen hoog en laag meestal met concrete dingen in een ruimte. Maar hoog en laag zijn bijvoorbeeld ook van toepassing op muziek. “Om ze dat te leren, heb ik objecten gemaakt waarmee ze dat spelenderwijs leren. Beweging en exploratie zijn namelijk erg belangrijk in de ontwikkeling. Mijn project ‘Move | Learn | Explore’ is gericht op kinderen van zeven tot negen jaar. Ze koppelen specifieke bewegingen aan de muzikale concepten toonhoogte, volume en tempo. Door één van de objecten te draaien, verandert bijvoorbeeld de toonhoogte van de muziek. Door in een ander object te knijpen, wordt de muziek harder. Kinderen leren zo abstracte dingen te begrijpen in termen van concrete bewegingen. Ze kunnen hierdoor bekende bewegingen gebruiken om te redeneren over begrippen als toonhoogte, volume en tempo.”

De resultaten van dit project zijn voornamelijk interessant voor onderzoek op het gebied van interactieve systemen voor kinderen. “Ik heb een deel van het project gepresenteerd op de International Conference on Interaction Design and Children in Como, Italië. Pasgeleden heb ik een tweede publicatie over dit onderwerp ingestuurd naar een journal. En mijn scriptie is namens de TU/e ingestuurd voor de Gerrit van der Vee-prijs. Dat is een prijs voor de beste scriptie op het gebied van human-computer interaction. Van de achttien inzendingen ben ik, samen met twee anderen, genomineerd.”

Fear Inducer / Jurgen Westerhoff



“Dit project startte met een zoektocht naar een interessante doelgroep voor wie een nieuw product de dagelijkse belevingswereld zou kunnen veranderen. Gecombineerd met mijn persoonlijke interesse in ‘mixed reality’ bleek de groep van horrorfilmverslaafden perfect.”

Aan het woord is Jurgen Westerhoff die de Fear Inducer bedacht: een mobiel apparaat dat spannende geluiden laat horen. De ‘thrill’ begint in feite al met het opzetten van de Fear Inducer. De nekband sluit strak aan en zorgt ervoor dat je niet gemakkelijk om je heen kunt kijken. Vervolgens steek je je vingers in de elektrodes en is je lichaam op het systeem aangesloten. De elektrodes meten het zweet op je lijf. Hoe meer angst, hoe meer zweet. “De gebruiker is in feite de sensor van het systeem en bepaalt door zijn reacties welke geluidseffecten worden afgespeeld. Het effect is het grootst in het donker in een spannende omgeving.”

Westerhoff koos bewust voor audio en niet voor virtuele beelden. “Het gehoor is een enorm sterk zintuig. Geluid zit dicht op emoties. Virtuele beelden die je door een speciale bril bekijkt, zijn duidelijker van de echte wereld te onderscheiden. Ze sluiten er niet naadloos op aan. Geluid is in dat opzicht veel realistischer.”

Wie rondloopt met de Fear Inducer, weet op een gegeven moment niet meer wat echt of gesimuleerd is. “Het werkt desoriënterend en is angstaanjagend”, glundert Westerhoff. “De echte horror-diehards waren nogal sceptisch. Maar toen ze hem hadden geprobeerd, waren ze heel enthousiast.”

Ondanks het conceptuele karakter van het project, waren er voor Westerhoff zeker ook elementen interessant voor de wetenschappelijke wereld. “Ik heb daarom een paper gepubliceerd en die tijdens de International Conference on Entertainment Computing in 2008 in Pittsburgh mogen presenteren. Ik heb verder geen commerciële plannen met het concept. Ik laat het vooral dienen als showcase voor het soort ontwerp waarmee ik bezig ben en dat ik leuk vind.”

 

Jukebugs / Joris Zaalberg



Iedereen die muziek downloadt op zijn computer, kent het verschijnsel. Ellenlange lijsten, een haast onoverzichtelijke brij. Met muziekprogramma’s als iTunes valt de boel enigszins te ordenen. Maar wie een bepaalde muzieksfeer wil creëren, zal toch telkens bestanden moeten samenstellen en blijven aanvinken. Dat kan veel handiger en speelser met de Jukebugs, die Joris Zaalberg bedacht. Deze intelligente muziekspeler reageert continu op licht en beweging. Het licht bepaalt de activiteit van de muziek, zeg maar de keuze tussen een druk of een rustig nummer. Onder een fel spotje kun je al snel heavy metal verwachten, terwijl de Jukebugs in een donker hoekje een gitaarballad in de bestandslijst zal zoeken.

De keuze van muziekstijl, die kruislings staat op de verhouding druk en rustig, wordt bepaald door de mate van beweging. Geef de Jukebugs een flinke draai en de gebruiker kan erg diverse muzieksoorten verwachten. Blijft hij op zijn plek staan, dan zal het muziekgenre niet veel veranderen.

Aardigheidje: wie dus in het donker afsluit met een rustig nummer van -pak hem beet- Abba, zal de volgende ochtend bij het inschakelen een soortgelijk popliedje kunnen verwachten als de Jukebugs onaangeroerd blijft. Maar onder invloed van het daglicht kan het wel een pittiger nummer zijn.

“Het is een natuurlijke en niet opdringerige manier van muziek luisteren. Het gaat vooral om de reis door de muziekcollectie. De betekenis van Jukebugs ontstaat tijdens de interactie”, zegt Zaalberg. Hij heeft de Jukebugs bewust beperkingen opgelegd: “Een beetje eigenwijs gemaakt. Om de gebruiker aan te zetten om ermee te spelen. Met software kun je eigenlijk alles al doen, maar dan is de lol er snel vanaf.”

Hij ontwikkelde de Jukebugs binnen negen maanden in samenwerking met BMAT, een bedrijf in Barcelona dat software maakt voor muziekanalyses. “Ik ga er graag de openbaarheid mee in, om te beginnen met deze deelname aan de Dutch Design Week. Voor mij is het vooral de uitdaging om een minimaal product met grote impact te bouwen.”
ID ‘09/Frits van Otterdijk
Foto’s/Bart van Overbeeke