spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

“Het is tijd om de teugels weer aan te halen”
Verontruste rector Hans van Duijn lucht zijn hart

17 december 2009 - Met enige regelmaat liet rector magnificus prof.dr.ir. Hans van Duijn de afgelopen jaren weten grote moeite te hebben met de gemakzuchtige houding van grote groepen studenten aan zijn universiteit. Ze steken te weinig uren in hun studie, de rendementen zijn bedroevend laag en vormen tevens een bedreiging voor de TU/e, studentbestuurders leggen zomaar hun studie voor een jaar stil en tot academische vorming moet men bijna gedwóngen worden. Tijd om het halverwege dit collegejaar eens allemaal op een rijtje te zetten. Cursor sprak met een ambitieuze en verontruste bestuurder, die de teugels weer wil aanhalen, zonder de student teveel in diens vrijheid te beknotten.

De directe aanleiding voor Van Duijn om zijn hart eens grondig te luchten, is een gesprek dat hij onlangs voerde met prof.dr.ir. Anthonie Meijers, hoogleraar Ethiek van de Technologie. Het gesprek had betrekking op de University Lectures die evolutiebioloog en schrijver Tijs Goldschmidt dit semester verzorgt bij Studium Generale aan de TU/e. Goldschmidt heeft in oktober een tijd meegevaren met de Beagle-expeditie van de VPRO. “Er blijken uiteindelijk maar negentien studenten van de mogelijkheid gebruik gemaakt te hebben om de colleges van Goldschmidt te volgen”, vertelt Van Duijn. “Ze konden hem ook vragen mailen tijdens zijn reis en daar waren dan vragen bij over welke collegestof men moest kennen. Ik snap niet waarom niet veel meer van onze studenten van de kans gebruik maken om iets met deze unieke wetenschapper en gebeurtenis te doen. Dat bracht me bij de vraag waarom studenten niet meer bereid lijken te zijn het optimale uit zichzelf te halen.”

Van Duijn vertelt dat hij zeker ook enthousiaste, hardwerkende en betrokken studenten ontmoet, “maar die zijn duidelijk in de minderheid. Als ik ’s avonds in het Hoofdgebouw naar de uitgang loop, zie ik bij Industrial Design nog op veel plekken licht branden, daar is men blijkbaar nog met van alles bezig. Maar op het overgrote deel van de campus is het dan al donker”, zo constateert hij.

Het weerspiegelt zich in de studierendementen. Die mogen volgens Van Duijn gerust bedroevend worden genoemd. “Je schrikt als je ziet hoe laag het percentage is van studenten die na vier jaar eindelijk honderdtachtig studiepunten hebben behaald; dat ligt op dertig procent. En daarbij zijn ze dan vaak nog niet eens in het bezit van hun bachelor, want op dit moment kennen we nog geen harde knip, waarbij pas aan de master begonnen mag worden wanneer alle bachelorvakken zijn behaald. We zitten er op allerlei manieren bovenop, met onze studiebegeleiding en het werken in kleine groepen binnen het ontwerpgericht onderwijs. Studeerbaarheid is voor ons een heel belangrijk onderwerp, dat staat ook duidelijk omschreven in onze onderwijsvisie. Maar het helpt niet. Onderzoek heeft uitgewezen dat de student in het techniekdomein gemiddeld zesendertig uur per week in zijn studie stopt. Dat is echt te weinig, dat moet voor onze studies zeker vijftig uur zijn. De student heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid en die kun je niet voortdurend bij de universiteit blijven leggen.”

Los van het feit dat studenten op deze manier onnodig lang blijven rondlopen aan een faculteit, hekelt Van Duijn ook de imagoschade die het met zich meebrengt. “Zo’n laag studierendement schrikt nieuwkomers af, vooral in de belangrijke kerndisciplines die we hier aanbieden en die toch al een lage instroom kennen. Ik doel daarbij op Electrical Engineering, Technische Natuurkunde, Scheikundige Technologie en Technische Wiskunde en Informatica. Van die vijf disciplines blijven opgeteld na één jaar minder dan tweehonderd studenten over. Als dat nog verder terugloopt, komen we echt aan een kritische grens. En het zijn net deze opleidingen en de mensen die ze afleveren, waar in Nederland grote behoefte aan is en ook zal blijven.”

Van Duijn vindt dat de universiteit meer moet gaan eisen van de student. “Onze wetenschappers zijn ook ambitieus en werken onder grote druk om goed te presteren. Dat mag je ook van de studenten eisen. Ze zeggen wel: de som is constant, waarbij dan wel de inspanning van de docent plus die van de student gelijk moet zijn. Nu slaat die balans teveel door naar de kant van de docent. Misschien moeten we onze studenten op dat gebied, het leveren van voldoende inspanningen voor hun studie, extra gaan trainen. Een strenger regime en dat onder het motto: onderwijs doe je sámen. Dat is ook in hun eigenbelang, want later in het bedrijfsleven zal die extra inspanning ook van hen gevraagd worden. We moeten ze daar op voorbereiden.”

Het bindend studieadvies (BSA) dat dit collegejaar voor het eerst van kracht is aan de TU/e, is één van de maatregelen die studenten moet motiveren om al direct serieus met de studie aan de slag te gaan. “Ik hoor ook uit groepjes studenten die ik regelmatig spreek, dat het BSA voor hen een positief effect heeft. Vanaf dag een moet je aan de bak en je kunt het je niet veroorloven om de eerste maanden rustig aan te doen. Wat mij betreft is de norm van dertig studiepunten die we nu stellen, nog veel te laag. Op termijn zou ik die norm graag willen opvoeren naar vijfenveertig van de zestig studiepunten. Ik denk dat we onze studenten echt helpen door meer eisen aan ze te stellen. Ik heb een tijd terug een bezoek gebracht aan de Northwestern University in Chicago en daar zijn de studierendementen enorm hoog. Maar daar moet je ook een stevig collegegeld betalen om er te mogen studeren. Al stelt de universiteit daar ook wel beurzen voor beschikbaar. Het zou in Nederland wellicht goed zijn om de studiefinanciering ook direct te koppelen aan de studievoortgang, met extra financiering voor studenten die excellent presteren. In het buitenland wérkt die financiële prikkel.”

Pratend over het buitenland komt Van Duijn op een ander stokpaardje dat hij met liefde berijdt: de geringe belangstelling van de TU/e-student voor het volgen van onderwijs aan een buitenlandse instelling. “Terwijl de TU/e de afgelopen jaren juist veel energie gestoken heeft in het opbouwen van een breed internationaal netwerk, zien we het aantal studenten dat naar het buitenland gaat, afnemen. En dat terwijl het zo belangrijk is om dat minstens één keer in je studie mee te maken. Niet alleen voor de kennis die je daar verwerft, maar ook omdat het een ervaring is die een verrijking voor jezelf betekent. Het vormt je - zo heb ik het tenminste tijdens mijn eigen studietijd ervaren. De reden van deze terugloop is ons nog niet duidelijk, maar het Onderwijs en Studenten Service Centrum onderzoekt het op dit moment.”

Een nieuwe wettelijke maatregel van het ministerie van OCW, de invoering van de harde knip in 2011, is ook iets waarmee het College van Bestuur inmiddels aan de slag is gegaan. “Ik sta volledig achter deze maatregel en ik ben het ook volkomen eens met de motivatie van minister Plasterk. Hij wil dat de student na de bachelor goed nadenkt over wat hij of zij nu verder wil, maar dan moet die bachelor ook echt zijn afgerond. Dat betekent niet beginnen aan de master voordat alle bachelorvakken gehaald zijn. Dat sluit ook goed aan bij de Graduate School die we aan de TU/e in september 2010 gaan starten. Daarin wordt al ons post-bacheloronderwijs ondergebracht: de masters, de ontwerpersopleidingen en de promotietrajecten. Bij het behalen van de bachelor moet een student dan echt bepalen wat hij wil en dat hoeft niet altijd een keuze voor de doorstroommaster te zijn. Hij kan ook een master aan een andere faculteit gaan volgen, of hij gaat naar Delft of Twente. We moeten er wel voor waken dat we over twee jaar met die harde knip geen gedrocht van een systeem creëren dat veel studievertraging gaat veroorzaken. Je zult dus bijvoorbeeld meerdere instroommomenten in de master moeten hebben. Een werkgroep gaat dat nu onderzoeken, net zoals bij het BSA. Voor de zomervakantie moet er meer duidelijkheid over zijn.”

Terugschakelend naar het studentleven komt Van Duijn te praten over de grote verscheidenheid aan studentenverenigingen aan de TU/e. Hij heeft er grote moeite mee dat een kleine universiteit als de TU/e maar liefst 91 verenigingen herbergt. In de ogen van Van Duijn een wildgroei, die ook zorgt voor versplintering, zoals hij medio september al liet weten tijdens een informele discussiedag met studentbestuurders. Die liepen er toen massaal tegen te hoop.
De grootste moeite heeft hij met het feit dat veel studentbestuurders die een bestuursbeurs ontvangen, hun studie gedurende een heel jaar stilleggen. “Ik begrijp dat je stevig moet aanpakken in bijvoorbeeld een onderwijscommissie, maar het wil toch niet zeggen dat je er dan niets meer naast doet. Ik vind dat je tijdens je studietijd mag leren wat besturen precies inhoudt, maar dan wel naast je hoofdtaak en dat is studeren. Ik wil de komende tijd graag praten over het grote aantal verenigingen en de bestuursbeurzen en die discussie zal ik nadrukkelijk koppelen aan de rendementscijfers. Want we hebben het toch echt over een grote groep studenten. Ik ben er niet op tegen dat mensen bestuurstaken vervullen, maar ik vind dat de situatie is scheefgegroeid.”

Tot slot een onderwerp dat hem misschien nog het meeste steekt en waarmee het interview ook van start ging: het gemis aan engagement en maatschappelijke betrokkenheid bij een te groot aantal studenten. “We hebben aan de TU/e elk jaar een fantastisch programma van Studium Generale in de vorm van grote en kleine universiteitscolleges, lezingen en workshops. Via de minor zijn studenten nu ook verplicht om deze academisch vormende programma’s te volgen, maar we zien ze dan toch massaal kiezen voor de in hun ogen gemakkelijkste weg: de grote universiteitscolleges. En dat terwijl ook de kleinere universiteitscolleges gecombineerd met een reeks lezingen, zoveel moois te bieden hebben. Men kiest echter de weg van de minste weerstand. We moeten oppassen met generaliseren, maar de groep met een gemakzuchtige houding is echt groot. Het zou toch vreemd zijn als we uiteindelijk tot een systeem moeten komen om die groep er verplicht mee te confronteren?”/.

Interview/Han Konings
Foto’s/Bart van Overbeeke