spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB


“Het CACC-systeem is bedoeld om de doorstroom op de weg te verbeteren”
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
Special Cursor 50 jaarSpecial Cursor 50 jaar
PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook
Achtergrondvariabelen bepalen motivatie meer dan leeromgeving
17 december 2009 - “Het viel me op dat mijn leerlingen altijd heel gemotiveerd aan het jaar begonnen, met stralende oogjes. Maar aan het eind was er van die motivatie niet veel meer over, waren de oogjes dof geworden. Ik wilde weten of een andere leeromgeving daar iets aan kon veranderden. Want je wilt niet dat leerlingen onderuit hangen en pas bij een toets weer wakker worden.” Drs. Erwin Oemar Said deed onderzoek hiernaar; op 21 december hoopt hij te promoveren op zijn proefschrift ‘De Da Vinci Case’ dat tot stand kwam bij de Eindhoven School of Education.
Foto: Bart van Overbeeke

Rond de millenniumwisseling werkte Oemar Said (1970) als docent in het mbo, in het ict-onderwijs. Hij volgde eerder de lerarenopleiding lichamelijke opvoeding (eerste graad) en studeerde in 1997 af bij onderwijskunde in Nijmegen, specialisatie schoolverbetering. Oemar Said: “Rond 1998 groeide mijn belangstelling voor de automatisering. Na een studie ben ik applicatieprogrammeur bij een it-bedrijf geworden. Maar ik spitste mijn ervaring liever toe op het beroepsonderwijs; in 1999 ben ik als docent gaan werken bij het Da Vinci College in Dordrecht. Eerst aan de ICT Academie, in 2005 ben ik overgestapt naar Sociaal Pedagogisch Werk.”

Aan het regionaal opleidingencentrum werden in 2001 twee innovatieve, competentiegerichte leeromgevingen ingevoerd: projectonderwijs en natuurlijk leren. Bij projectonderwijs werken de leerlingen in groepen aan een opdracht voor een externe opdrachtgever. De docent stuurt bij, begeleidt studenten, geeft informatie en stimuleert ze. Natuurlijk leren vereist van de leerling een veel grotere eigen verantwoordelijkheid en intrinsieke motivatie. De leerlingen bepalen alles zelf: wat ze willen leren, hoe en wanneer. De insteek is: laat leerlingen zelf projecten bedenken. Komen ze daar niet mee, dan is het jammer, dan hebben ze blijkbaar meer tijd nodig. Op de ict-afdeling werd in dezelfde periode ook een elektronische leeromgeving ingevoerd, zodat leerlingen opdrachten voor het projectwerk konden downloaden, informatie konden opzoeken en feedback konden krijgen.

Oemar Said onderzocht of de trend van een dalende motivatie veranderde met de invoering van bovengenoemde leeromgevingen. Hij zocht vooral naar een verband tussen motivatie, (de perceptie van) de leeromgeving, de regulatievoorkeur van leerlingen en zelfsturing. Regulatie is het bewaken van het leerproces en de besluiten die leerlingen nemen over de volgende stap in het leerproces. Door regulatie stuurt de leerling het leren voortdurend bij. Leeromgevingen als projectonderwijs en natuurlijk leren zouden die reflectie op het leerproces en zelfsturing van leerlingen stimuleren.

In zijn onderzoek baseerde Oemar Said zich met name op de ‘Self-determination Theory’ van Ryan en Deci (2000) en op de ‘Engagement Theory’ van Kearsly en Shneiderman (1998). Oemar Said: “De Self-determination Theory stelt dat competentie, autonomie en verbondenheid bijdragen aan de motivatie en regulatie van leerlingen. Door een verbeterde intrinsieke motivatie vindt de zelfregulatie heel bewust plaats, wat weer leidt -of zou moeten leiden- tot een betere manier van leren. De Engagement Theory stelt onder meer dat een ambitieus project de motivatie kan verhogen als leerlingen een opdracht voor een opdrachtgever van buiten de school doen. Verder heb ik bestaande onderzoeksdata proberen te verzamelen, maar naar dit onderwerp bleek in het mbo nauwelijks onderzoek gedaan - in tegenstelling tot aan het vwo en in het hoger onderwijs.”

Het onderzoek zelf betrof 544 leerlingen tussen de 15 en 24 jaar, die niet bekend waren met projectmatig werken of natuurlijk leren. Hun ervaringen werden in kaart gebracht met vragenlijsten. De eerste meting onder zijn leerlingen deed Oemar Said in september 2001, de laatste in maart 2004. Daarbij maakte hij gebruik van bestaande vragenlijsten die hij vertaalde naar zijn doelgroep in het mbo.

Oemar Said zette de projectgroepen af tegen de groepen van natuurlijk leren, met steeds een voormeting in september en een meting in maart. Daarbij keek hij naar het verschil in motivatie bij de projectgroepen en de natuurlijk-lerengroepen en bekeek hij de verschillen tussen de september- en maartmeting. “Alleen kijkend naar de meting in maart, leek de groep natuurlijk leren iets meer gemotiveerd dan de groep in het projectonderwijs. Vooral op de aspecten intrinsieke en extrinsieke motivatie en zelfsturing scoorden deze leerlingen hoger.”

Het natuurlijk leren leek dus in het voordeel, maar Oemar Saids copromotor had er de nodige bedenkingen en kritische kanttekeningen bij. “Even leek het of het hele fundament onder mijn onderzoek werd weggevaagd. Dat was het moeilijkste moment van mijn hele onderzoek. Daarna heb ik een multi-level-analyse uitgevoerd. Daarin heb ik ook achtergrondvariabelen meegenomen als leeftijd, geslacht, vooropleiding, fulltime studie of leer-werkplaats, et cetera. En toen bleek dat alle verschillen tussen de twee soorten leeromgeving wegvielen, dat de motivatie bij het projectonderwijs niet méér gezakt was dan bij het natuurlijk leren, wat ik een goede prestatie vind. Zoals ik ook blij ben dat er geen verschillen bleken te zijn in de motivatietrend tussen natuurlijk leren en het projectonderwijs. De aanvankelijke verschillen blijken dus te worden veroorzaakt door verschillen in achtergrondvariabelen, niet door de leeromgeving. Ik was erg verbaasd, maar vooral blij dat de oogjes van de leerlingen in de loop van het jaar minder dof werden.”

Inmiddels is de situatie in 2009 veel veranderd ten opzichte van de jaren 2002-2004. Het natuurlijk leren is afgebouwd en de goede onderdelen ervan zijn geïntegreerd in het competentiegericht onderwijs, dat nu de mbo-breed wordt ingevoerd. Ook Oemar Saids adviezen, die hij in het proefschrift geeft, om deze leeromgevingen gefaseerd in te voeren en klein te beginnen om de projecten steeds iets groter te maken, zijn -met succes- ingevoerd. (GV)/.