Vooruitlopend op zijn aanstelling tot hoogleraar ontving Stupp in april 2009 uit handen van zijn wetenschappelijke vriend prof.dr. Bert Meijer al een eredoctoraat. Stupp leerde Meijer, hoogleraar aan de TU/e-faculteiten Biomedische Technologie en Scheikundige Technologie en wetenschappelijk directeur van het ICMS, in de jaren negentig kennen. “Dat was vlak nadat Bert in Eindhoven was komen werken. Het klikte al snel tussen ons, ook omdat we geïnteresseerd zijn in dezelfde onderwerpen. We houden ons allebei bezig met supramoleculaire chemie, wat je zou kunnen omschrijven als de chemie van de wisselwerking tussen moleculen. En met die supramoleculaire chemie willen we via moleculaire zelfassemblage functionele materialen maken”, vertelt Stupp. Met andere woorden: Stupp, Meijer en hun vakgenoten willen moleculen maken die uit zichzelf op een bepaalde manier gaan samenklitten (bijvoorbeeld als je ze in een bekerglas bij elkaar voegt) waardoor ze bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden in de geneeskunde. “Veel onderzoekers zijn vooral geïnteresseerd in de prachtige structuren die je kunt maken met speciaal ontworpen moleculen en proberen uit te vinden hoe dat precies werkt. Maar weinigen richten zich ook op de functionaliteit van deze moleculen. Bert en ik doen dat wel, dat vormt een natuurlijke connectie tussen ons.”
Net als Meijer leidt Stupp een interdisciplinair onderzoeksinstituut, aan de Northwestern University in Chicago: het Institute for BioNanotechnology in Medicine. Die naam dekt echter slechts de lading van een deel van Stupps interesses. Het lab van de Amerikaanse duizendpoot doet namelijk ook onderzoek naar zonnecellen. Stupp: “Het energieprobleem is heel ernstig en energie is uiteraard essentieel voor ons welzijn op deze planeet. Daarom houdt een deel van mijn onderzoeksgroep zich ook met zonnecellen bezig.”
De verbindende factor tussen zijn medische onderzoek en dat naar energiebronnen is wederom het begrip ‘supramoleculaire’ systemen: conglomeraten van kleine of grotere moleculen die onder invloed van relatief zwakke krachten spontaan bijvoorbeeld lange linten of dunne vliezen vormen. Deze spontane ordening levert structuren op die als raamwerk kunnen dienen voor het kunstmatig kweken van spier- of botcellen, maar ze kunnen ook de basis vormen voor nieuwe zonnecellen van zinkoxide. “Supramoleculaire chemie is voor ons een strategie om oplossingen te vinden voor zowel de geneeskunde als het energieprobleem.”
Hoewel Bert Meijer zijn voornaamste contactpersoon is aan de TU/e, onderhoudt de veelzijdige Stupp ook wetenschappelijke relaties met diverse andere Eindhovense kopstukken. “Ik kom hier al jaren en praat dan ook altijd met bijvoorbeeld René Janssen en Dick Broer. En Piet Lemstra ken ik zelfs al veel langer. Maar mijn belangrijkste gesprekspartner was altijd Bert Meijer. Het onderzoeksthema van het ICMS sluit goed aan bij wat ik zelf doe. Het vakgebied van complexe moleculaire systemen komt momenteel echt tot bloei en inspireert veel studenten. Je ziet ook dat wetenschap van vandaag steeds meer gericht is op het begrijpen van complexe systemen. ”
Volgens Stupp is de ultieme complexiteit te vinden in de biologie. Hij ziet biologie dan ook als dé wetenschap van de 21ste eeuw. “Je ziet dat het zwaartepunt van het onderzoek steeds meer naar de biologie verschuift. Toen ik ging studeren was de biologie nog een betrekkelijk passieve discipline, waar het vooral draaide om beschrijven. Biologen hadden nog niet de mogelijkheden om in te grijpen in de wereld zoals scheikundigen dat wel konden. Terwijl ik juist wilde kunnen ingrijpen. Daarom ben ik ook scheikunde gaan studeren en later materiaalkunde. Maar als ik nu opnieuw een studie zou moeten kiezen, zou die keuze een stuk moeilijker zijn.”
Stupp houdt zich allang niet meer alleen bezig met het maken van moleculen. “Ik heb me gestort op de geneeskunde omdat het me vanzelfsprekend nuttig leek mensen die ziek zijn of gewond zijn geraakt te helpen. En daarvoor heb ik veel over biologie moeten leren. De interessantste ontwikkelingen spelen zich nu allemaal af op de grensvlakken tussen chemie, natuurkunde en biologie.”
Niet alleen ontstaat er steeds meer overlap tussen de verschillende wetenschappelijke disciplines, ook de grenzen tussen de werelddelen vervagen. Volgens Stupp is het voor toponderzoekers belangrijk om te beschikken over een uitgebreid internationaal netwerk van mensen met uiteenlopende achtergronden, en niet alleen qua vakgebied. “Cultuur heeft ook invloed op hoe mensen wetenschap beoefenen. In sommige culturen ligt de nadruk op creativiteit, op andere plekken, zoals de Verenigde Staten, ligt de focus heel erg op ondernemerschap. Daar is het te gelde maken van onderzoek, maar ook het maatschappelijk nut ervan, heel belangrijk. En in sommige landen ziet men ‘big science’, met enorme onderzoeksfaciliteiten, als de beste wetenschap. Anderen richten zich juist op ultieme precisie. Waar het op neerkomt, is dat als je geïsoleerd onderzoek doet, je een vertekend beeld krijgt van wat wel en niet belangrijk of mogelijk is. Dat kun je voorkomen door veel te reizen en samen te werken met collega’s uit andere landen. Daarom vind ik mijn aanstelling hier in Eind-hoven ook zo belangrijk.”
De distinguished professor geeft een voorbeeld: enkele weken geleden was de hij nog op bezoek bij een gemeenschappelijke vriend van hem en Bert Meijer in Japan. “Toen hebben we vanuit Tokio nog naar Eindhoven gebeld en met zijn drieën een aantal zaken besproken. Ik vind het erg spannend om zulke contacten te onderhouden met mensen aan de andere kant van de wereld. Ik stel ook bewust mensen uit andere culturen aan in mijn onderzoeksgroep, om zo als het ware een nieuwe cultuur te kweken.”(TJ)/.
|