De definitieve percentages na een jaar BSA wijken nauwelijks af van de voorlopige cijfers van eind juli; in de interimperiode in augustus wisten slechts zestien ‘twijfelgevallen’ het tij in hun voordeel te keren. Van alle eerstejaars afkomstig van het vwo kreeg 63 procent een positief advies (15 procent daarvan vergezeld van een studiecontract waarin de student en opleiding afspraken maken over de verdere voortgang) en 19 procent een negatief advies.
Zeventien procent van de nieuwkomers kreeg geen advies, omdat ze zich voor 1 februari 2010 al uitschreven. De CCKO ziet hierin een belangrijk positief effect van het BSA: studenten die onder de norm presteren, besluiten eerder over te stappen op een andere opleiding.
Dat laatste onderschreven ook de opleidingsdirecteuren die zich dinsdag over de voorlopige evaluatie bogen. Een deel van hen had wel bedenkingen bij de conclusie van de CCKO dat het BSA niet tot verbetering van de studievoortgang heeft geleid. Onder anderen opleidingsdirecteur dr.ir. Faas Moonen van Bouw-kunde stelde vanuit zijn eigen faculteit (in studentenaantallen de grootste van de TU/e) andere signalen te hebben gekregen en vroeg om nadere informatie over de voortgang ten opzichte van voorgaande jaren, uitgesplitst naar opleiding.
De CCKO is in zijn evaluatie terughoudend als het gaat om een eventuele aanscherping van de BSA-norm, waarvoor onder anderen rector prof.dr.ir. Hans van Duijn eerder pleitte. Bij een verhoging van de norm van de huidige 30 naar bijvoorbeeld 40 ECTS en bij gelijkblijvende presentaties, zou het percentage studenten (totale studentenpopulatie) boven de norm dalen van 65 naar 51 procent. ‘Voorzichtigheid is geboden bij een eventuele verhoging van de BSA-norm’, beklemtoont de commissie.
Na inventarisatie van de reacties en ervaringen vanuit de opleidingen en na verder overleg binnen de CCKO wordt een definitieve evaluatie opgesteld. (MvdV)
|