spacer.png, 0 kB
Volg Cursor via Twitter Volg Cursor via Facebook Cursor RSS feed
spacer.png, 0 kB

spacer.png, 0 kB
Cursor in PDF formaatCursor als PDF
    PrintE-mail Tweet dit artikel Deel dit artikel op Facebook

    Europa zoekt lef en kapitaal voor innovatieve starters

    23 juni 2011 - Terwijl de Amerikanen met durf en optimisme investeren in innovatieve bedrijfjes, blijft Europa vaak te verdeeld en afwachtend. Dat moet beter, zo besloot het Europees Parlement vorige maand in Straatsburg. Meer geld, minder bureaucratie, meer samenwerking, maar vooral een sterker vertrouwen in jonge creatieve starters moeten ervoor zorgen dat de oude wereld de concurrentie met de rest aan kan. Hoe kijken innovatieve starters in Eindhoven daar tegenaan? “Ik weet niet of je met formele structuren dit soort informele verschillen zomaar kunt overbruggen.”


    Judith Merkies

    Gestoken in een rood mantelpakje, met een bescheiden glimlach om haar mond, boekte Europarlementariër Judith Merkies (PvdA) vorige maand een persoonlijke triomf in Straatsburg. Een periode van ‘maanden werk vol slapeloze nachten’ werd bekroond met de aanvaarding van haar ontwerpresolutie door het Europees Parlement.

    ‘De Innovatie-Unie: voorbereiding van Europa op een wereld na de crisis’, zo luidt de titel van haar lijvige rapport. Bedoeld om Europa voor 2020 naar een hoger tempo op te zwepen als het gaat om innovatie. Een aantal kernpunten: verhoog het garantiefonds op leningen aan innovatieve, maar risicovolle, ondernemingen van 1 naar 5 miljard euro. Zorg voor één Europees octrooi. Bouw een one-stop-shop voor alle Europese innovatieve starters. Verhoog het aantal vrouwelijke onderzoekers.

    ‘Het versnellen van onderzoek en innovatie is essentieel voor onze concurrentiepositie en behoud van werkgelegenheid. Maar ook om maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing, voedselproductie en duurzame energie aan te kunnen.’ Ware, maar weinig verrassende zinnen uit het verslag.

    Martin Schuurmans sprak bijna drie jaar geleden exact dezelfde woorden bij zijn aanstelling als voorzitter van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). En Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, deed het dit voorjaar nog eens dunnetjes over tijdens de presentatie Brainport 2020. Zij hebben bedrijven als Philips, DSM en ASML al bereid gevonden om honderden miljoen te investeren en innovatie te vermarkten.

    Wat kan Europese regelgeving toevoegen aan deze initiatieven?
    Merkies: “We hadden allang bezig moeten zijn. Maar innovatie is een spel van de regio’s, de lidstaten en Europa samen. Ieder met een eigen, wisselende politieke kleur. Hierdoor is de echte interne Europese markt nog verre van perfect. Met Europese regelgeving moeten we daar dus aan bouwen. Zodat iemand van Brainport zijn uitvinding gemakkelijk kan opschalen naar de Europese markt. Europa kan ook de financiering makkelijker maken. Tenslotte is het hele financiële netwerk niet alleen maar Nederlands, maar Europees. Met de ‘Innovatie-Unie’ willen we banken ook een steuntje in de rug geven om meer risico’s aan te gaan. Om met meer durf te investeren in jonge innovatieve starters. We moeten ook echt kijken naar allerlei soorten regelgeving die over de grenzen gaat. Zoals de faillissementsregeling. Je wordt in vrijwel elk Europees land voor lange tijd gestraft als je failliet gaat. Dat ontneemt starters de moed om met risicovolle innovatieve producten op de markt te komen.”

    Wat moet ik me voorstellen bij een one-stop-shop?
    “Eén deur waarop staat: ‘Innovatie hier’. Op dit moment is het een woud van deuren. Het moet nu meer een hobby zijn voor ondernemers om in de avond-uren te gaan bestuderen achter welke deur hij moet zijn. Dat is onhandig. Als wij innovatie willen stimuleren, moeten we het makkelijker maken. Dus één -digitale- deur met daarachter iemand die je naar de juiste partner of investeerder leidt.”

    Aan innovatie gaat een stuk onderwijs vooraf. Overal wordt bezuinigd op onderwijs. Kan het Europees Parlement daar iets aan doen?
    “Er zijn competenties die Europa niet heeft, waaronder gezondheidszorg en onderwijs. Natuurlijk moet er veel gebeuren aan onderwijs. Maar kijk eerst of je efficiënt bezig bent en gooi er niet zomaar meer geld tegenaan. Als je innovatie en groei propageert, dan denk je toch niet alleen na over de komende zes maanden? Dan moet je kijken naar de komende twintig jaar. We zijn er goed in om het gemiddelde niveau van studenten op te trekken, maar minder goed in het stimuleren van excellentie. Omdat we denken dat het met elkaar in tegenspraak is. Je moet het één niet als de vijand van het ander zien. Zorg dat mensen vragen stellen, nieuwsgierig zijn, risico’s durven nemen.”

    Volgens uw rapport zijn er in Europa tot 2020 een miljoen extra onderzoekers nodig. Om dat te halen, zijn meer vrouwen nodig. Het werven van meisjes voor een bètastudie gaat echter moeizaam.
    “Kijk welk resultaat je wilt bereiken en stem daar je onderwijs op af. Wij denken de hele tijd maar dat met het huidige onderwijs de meisjes uiteindelijk vanzelf wel komen. Misschien willen meisjes wel op een heel andere manier studeren en krijgen we daardoor wel de resultaten. Als je de opbrengst van een studie duidelijk en pragmatisch maakt, wordt het veel interessanter om eraan te beginnen. Ik denk dat vrouwen resultaten willen zien. Die willen niet alleen het academisch debat, maar ook weten wat een studie in de praktijk betekent. Dus ontwikkel nou eens een keertje een andere vorm van onderwijs voor meisjes. Waarom mogen we niet differentiëren om hetzelfde resultaat te krijgen?”

    Wat gaat er met uw rapport gebeuren?
    “We hebben heel hard gewerkt aan dit rapport om een grote consensus te bereiken. Innovatie moet niet gaan over groepen buitensluiten. Daar moeten we allemaal achter staan. Laat bij voorkeur innovatie niet controversieel zijn in het beleid. Daarna wordt het al controversieel genoeg.”

     

    “Tijd is geld in het kwadraat voor een ondernemer”


    Robin de Bruijn en Fränk de Jong. Foto | Bart van Overbeeke

    EmulTech bv, is gestart in 2009 en opgericht door Robin de Bruijn en Fränk de Jong. Het bedrijfje heeft een proces ontwikkeld voor gecontroleerde afgifte van medicijnen. Dat gebeurt met druppelvorming in microkanalen. Hierdoor kan met minder toedieningen en minder bijwerkingen een hoger therapeutisch resultaat worden gerealiseerd.

    Het opzetten van een eigen bedrijf? Appeltje, eitje. Dat is althans de mening van Robin de Bruijn van EmulTech, een spin-off van de faculteit Scheikundige Technologie. “Ik vond het heel erg meevallen. Het werk wordt vooral gedaan door andere mensen. Inschrijven bij Kamer van Koophandel en de notaris. That’s it. Wij komen uit het entrepeneurship-traject. Ik heb tijdens mijn afstuderen een certificaatprogramma gehaald en samen met Fränk de businessplannen geschreven.”

    En toen?
    “Netwerken is het allerbelangrijkste. Je moet mensen kennen, en via hen weer andere contacten opdoen. Het is nog altijd mensenwerk. Technologie is wel heel mooi, maar uiteindelijk niet meer dan de oplossing voor iemand. En die iemand moet je niet alleen zien te spreken, maar ook goed kennen. Als jij gewoon uit het niets komt met: ‘ik heb een oplossing voor je probleem’, worden mensen wantrouwig. Zodra iemand zegt: ‘hé, ik ken een paar jongens die dat probleem kunnen oplossen voor jou’, dan werkt dat veel beter. Ik probeer naar zoveel mogelijk mensen te luisteren. Het gaat allemaal om inspiratie zoeken. Niet alleen om de huidige problemen op te lossen, maar ook om klaar te zijn met inzichten voor de toekomst. Dat doe ik uit mezelf, omdat ik het belangrijk vind.”

    Had je dan niet beter in de Randstad kunnen zitten?
    “Qua faciliteren is het hier goed. De wil om mooie dingen te doen, is aanwezig. Waarom verhuizen? De meeste zaken verlopen tegenwoordig virtueel en internationaal. Uiteraard zouden de contacten makkelijker lopen als wij in het Bio Science Park van Leiden zitten. Maar het is ons nu ook gelukt om een ingang te vinden bij bedrijven daar. We zijn heel actief geweest. Het hele netwerk in Nederland kennen we inmiddels. Klein land, kleine branche. Onze scoop is Engeland, Frankrijk, Zwitserland en vooral de VS.”

    De EU wil een one-stop-shop voor innovatieve starters.
    “Ja, dat willen ze natuurlijk altijd. Ook in Nederland is dat al in een paar regeerakkoorden meerdere keren gezegd en begint nu pas mondjesmaat vorm te krijgen. In Europees verband zie ik alleen maar nog meer bureaucratie ontstaan.”

    Heb je compromissen moet sluiten met subsidieverstrekkers?
    “Links en rechts wel, ja. We zijn nu vooral bezig met de financiering te regelen zodat we de tijd krijgen om ons ding te doen. Je hebt je case opgebouwd, je hebt de contacten, alle beginnetjes open, maar nu moet er geïnvesteerd worden om alles te versnellen en toe te passen. Ook al heb je een fantastisch product, mensen kijken tegen jou aan van: kun jij ook investeren? Dat hoeft niet per se geld te zijn, maar ook tijd. En tijd is geld in het kwadraat voor een ondernemer.”

    Subsidies voor innovatieve starters worden beperkt. Hadden jullie ook zonder gekund?
    “Nou, alles wat je hier ziet, is door subsidies opgezet. Dus logischerwijs hadden we zonder niet bestaan.”

    Break-even point?
    “De bedoeling is dat we eind dit jaar de break-even halen. Voor de rest is ons businessmodel redelijk flexibel. We zijn meerdere zaken tegengekomen waarop we totaal geen invloed hadden en die leiden tot uitstel of vertraging. Als je break-even draait en je bereikt een cash flow positive dan wordt het een ander verhaal. Dat is lachen natuurlijk.”

    In vergelijking met de VS presteert Europa beduidend slechter als het gaat om aantal spin-offs. Wat is volgens jou de oorzaak van dat verschil?
    “Cultuur. Puur de cultuur. Nu ik in de VS ben geweest, heb ik gemerkt dat het daaraan ligt. In de VS zeggen ze: ik heb een idee, ik ga ervoor. Met een enorme drive en support uit hun omgeving. Niet dat mensen in mijn omgeving zeggen: dat is een waardeloos idee. Maar ondernemen wordt bij ons toch gezien als iets vreemds. Waarom ga je niet gewoon werken bij Shell? Dat is toch een mooi bedrijf? Terwijl ze het in de VS fantastisch vinden als je iets voor jezelf gaat doen. Er zijn daar veel meer risico-investeerders. Die gooien gemakkelijk een paar miljoen dollar tegen een virtueel idee aan. En al gaan er duizenden bedrijfjes kapot, één onderneming als Google maakt alles goed.”

    Waardoor wordt het succes bepaald? Het product of jullie flair?
    “Het is moeilijk om dat van jezelf te zeggen, maar ik denk wel dat het door je uitstraling komt. Er moet een goed product zijn. Dat is de basis. Maar je hebt vooral een verhaal nodig, en dat verhaal ben jij. Dat moet je verkopen. Als de onzekerheid over het voortbestaan van je bedrijf aan je vreet, moet je er niet aan beginnen. Trouwens, we zijn nu bezig met een sollicitatieronde en er komen veel kandidaten uit Oss waar MSD-Organon is uitgekleed. Dus ik hoef ze niet uit te leggen dat er weinig risicoverschil zit tussen een groot en klein bedrijf. Dat is allemaal schijn.”

    www.emultech.nl

     

    “Je moet continu verkopen waarmee je bezig bent”


    Teun Wagenaar, Andy Cumming en Casper van Oosten. Foto | Bart van Overbeeke

    Eind 2008 richtte Teun Wagenaar samen met vennoot Casper van Oosten het bedrijf Peer+ op. Het product: variabel zonwerend glas dat energie genereert. Wagenaar: “Het product is door de tijd heen iets aangepast. Toen dachten we nog dat we erg veel stroom gingen opwekken, maar we zijn door gesprekken met klanten nu veel meer voor een autonoom product dat geen bedrading nodig heeft. De stroom die wij opwekken, wordt nu gebruikt om het systeem te voeden. Oud glas eruit, nieuw glas erin, afstandbediening erbij, klaar.”

    Voor Teun Wagenaar is de start als innovatief ondernemer geleidelijk verlopen. Eerst vakantiedagen opnemen en weekeinden gebruiken. Daarna het lopende urencontract bij de werkgever stukje bij beetje inkorten. Toen het eerste subsidievoorstel werd gehonoreerd, volgde de definitieve overstap naar het ondernemerschap.

    Hebben jullie moeite gehad om de financiering rond te krijgen?
    “Het is, of was, hier in Eindhoven vrij goed geregeld. Met een persoonlijke lening en een bedrijfslening van de Rabobank hadden we, in combinatie met de toegekende subsidie, een mooi startpunt. Het is enorm belangrijk geweest omdat onze technologie nog in een vroeg stadium zit. Het gaat om productontwikkeling waarbij we de risico’s zo laag mogelijk proberen te houden, maar dan nog. In die periode zijn de inkomsten minimaal.”

    Wanneer bereiken jullie het break-even point?
    Over twee jaar willen we het product en het productieproces zo goed als klaar hebben. En dan duurt het nog eens een jaar voordat de productie gaat draaien en wij inkomsten krijgen. Er zitten dus heel veel stappen tussen voordat er geld verdiend wordt.”

    Je bent dus altijd afhankelijk van investeerders die geloven in jullie product. Kost het veel overtuigingskracht?
    Lachend: “Continu. Elke dag. Je moet wel kunnen verkopen waar je mee bezig bent, wat je aan het doen bent. Elke keer als wij een technologische stap maken, moeten we dat zichtbaar kunnen maken aan onze financiers. Je kunt niet puur research & development doen. Je moet continu klanten en investeerders overtuigen.”

    Waar loop je bij het opstarten van een innovatief bedrijf tegenaan?
    “Eigenlijk niet zo veel. In Eindhoven is een overvloed aan kennis. Er zijn veel hoogwaardige bedrijven aanwezig waaraan je dingen kunt uitbesteden. Dat is essentieel, want wij doen maar een klein gedeelte van het proces. De opzet van Incubator 3+, een broedplaats voor jonge ondernemers, en de connecties met de Rabobank maken een vliegende start mogelijk. Dat is erg positief. De volgende stap in financiering is vaak lastiger, omdat het om een grotere som geld gaat.”

    Er werd een tijd geleden in in Quote een bedrag genoemd van 1,3 miljoen euro voor jullie bedrijf als aanloop. Wat lokt de investeerders: twee bevlogen mensen of het product?
    “Het is een combinatie. Maar ik denk dat het team erg belangrijk is. Hoe pak je de dingen aan? Dat is vaak belangrijk voor investeerders. Er is overigens alweer meer geld nodig dan Quote noemde. Doordat je voortdurend met de ontwikkeling bezig bent en gesprekken met klanten voert, verandert het product. Het is niet statisch. Grote bedrijven hebben in één keer de funding voor een groot project zonder tussenwegen. Terwijl een starter die wijzigingen juist telkens moet aanbrengen omdat de realiteit hem dwingt. Elke ondernemer moet flexibel zijn en kunnen improviseren. Dat is de kern van ondernemen.”

    Wat vind je van een one-stop-shop voor alle Europese starters?
    Dat ligt heel erg aan de uitvoering. Er zijn verschillende nuttige initiatieven die met starters bezig zijn zoals Syntens, DPI, Incubator 3+ en TwentyTwenty. Wat ons heel erg heeft geholpen om concreet bezig te zijn, is New Venture. Dat is een competitie in het schrijven van businessplannen waarbij je ook coaching krijgt. Verder doe je een heleboel ervaring op door gewoon met ondernemers om te gaan. Dat soort netwerken moeten je ook liggen en je moet daar tijd voor hebben. Ik denk dat een formele structuur zoals een one-stop-shop vrij lastig gaat worden.”

    Europees octrooi?
    “Heel nuttig. Nu is het heel duur. In je eerste jaar valt het nog mee, dan zijn de kosten beperkt. Maar we zitten nu in de fase dat je per land moet gaan betalen. Daarvoor zijn de kosten vrij hoog. Per patent kan dat oplopen tot tienduizenden euro’s. Patenten zijn hartstikke duur.”

    Het Amerikaanse MIT is het succesverhaal. Waarom gaat ‘t in Europa zo moeizaam?
    “Ik denk dat het met cultuur te maken heeft. Amerikanen staan superpositief tegenover ondernemerschap. Daar wordt het op de basisschool al ingegoten. Ik weet niet of Europa met formele structuren dit soort informele verschillen in korte tijd kan overbruggen. Als je het huidige aantal start ups vergelijkt met vijftien jaar geleden, zie je dat er nu meer dynamiek in de markt is. Alleen gaat die verandering langzaam.

    In Nederland is minder venture capital aanwezig, waardoor subsidies vaak een andere eerste bron is. Deze subsidies, waardoor wij onze eerste stappen konden zetten, zijn echter kleiner of helemaal verdwenen. Het wordt voor starters een stuk moeilijker. Als een Europese structuur dat gat kan dichten, zou dat uiteraard welkom zijn.”

    www.peerplus.nl

    Innovatieve starters | Frits van Otterdijk
    Whereas Americans are daringly and optimistically investing in innovative small businesses, Europe often displays a divided and wait-and-see attitude. Last month in Strasbourg, the European Parliament decided we must do better. More money, less red tape, more collaboration, and especially a greater trust in young, creative starters, should bring the old world to a level at which it can compete with the rest of the world. What do trailblazing starters in Eindhoven think of the idea? “I’m not sure whether formal structures will be able to erase these informal differences just like that.”