De voorspellingen komen uit een rapport dat het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt vandaag bekend heeft gemaakt. Voor veertig procent van de universitaire afgestudeerden zijn de baankansen ‘goed tot zeer goed’. Dat komt doordat tot 2016 jaarlijks gemiddeld vier procent van de huidige banen vrijkomt, terwijl in principe slechts 3,5 procent daarvan kan worden vervuld met nieuwe afgestudeerden.
De jaarlijkse groei van het aantal banen voor ‘WO-techniek’ valt tegen en wordt geraamd op 0,4 procent per jaar voor de periode 2011-2016, terwijl die groei over de achterliggende periode 2006-2010 nog bijna 5 procent was. De ‘vervangingsvraag’ naar werknemers in deze categorie is echter gemiddeld, waardoor de banenmarkt er voor ingenieurs toch gunstig uitziet. Met name bouwkundigen en werktuigbouwkundigen zullen vlot een goede baan vinden.
Nu de babyboomgeneratie oud wordt, is het logisch dat medische opleidingen zeer goed uit de bus komen: in geen enkele andere sector zal de werkgelegenheid zo hard groeien. Voor farmacie en medische biologie is het perspectief ‘goed’, voor de overige medische opleidingen zelfs ‘zeer goed’. Daar springen tandheelkunde en diergeneeskunde nog bovenuit.
Overigens zijn er regionale verschillen in werkgelegenheid: in het westen van het land is meer werk dan in het noorden. Maar voor hoogopgeleiden is dat niet zo’n punt, meent het ROA. Die verhuizen sneller voor een baan dan laagopgeleiden.
Garanties kan het ROA niet geven: het rapport verschijnt in een “onzekere periode”. Als mensen langer blijven werken, zal de werkgelegenheid logischerwijs afnemen. Mocht de overheid bezuinigen op zorg, dan wordt de vraag naar werknemers minder nijpend dan nu voorzien. Werkgevers zouden ook hun deeltijders kunnen vragen om langer te werken, zodat er geen extra personeel gezocht hoeft te worden. (HOP/TJ) |