/Voorpagina
/Nieuws
/Mensen
/Achtergrond
/Academie
/Onderzoek
/Opinie
/Reportage
/Bestuur
/Cultuur
/Studentenleven
/Ruis
/Harmpje
/Colofon
/Vacatures
/Mensa
/Oude cursors
/pdf formaat
/Faculteits Berichten
/Zoeken
/TUE
/ Cursor nummer 6

jaargang 42, 14 oktober 1999


Achtergrond

De Eindhovense School kenmerkt zich door diversiteit

Eindhovense School/Han Konings en Gerard Verhoogt

Elf jaar geleden vond in Antwerpen een expositie plaats over de Eindhovense School. Werk van oud-studenten van de faculteit Bouwkunde werd voor het eerst onder deze noemer gepresenteerd. Vanaf zondag 17 oktober wordt in het cultuurcentrum de Witte Dame wederom voor drie weken aandacht besteed aan dit moeilijk te definiëren fenomeen. Waar staat de Eindhovense School nu eigenlijk voor en is er wel sprake van een school?

Na meer dan tien jaar acht het Architectuur Centrum Eindhoven de tijd rijp om weer een tentoonstelling en een boekwerkje te wijden aan de Eindhovense School. Onder de titel ‘Het verlangen naar architectuur’ belicht men vier generaties architecten die sinds de oprichting van de faculteit Bouwkunde in 1967 tot heden aan de Technische Universiteit Eindhoven (TUE) gestudeerd hebben. Van nationaal en internationaal bekende TUE-architecten is werk te zien: Wiel Arets, Wim van den Bergh, Ralph Brodrück, Jo Coenen, Bert Dirrix, Pascal Grosfeld, Martien Jansen, Annette Marx & Ady Steketee, Sjoerd Soeters, Bert Staal en Rudy Uytenhaak.

Maar wat is nu zo kenmerkend voor de Eindhovense School en mag de jongste generatie architecten er ook nog toe gerekend worden? Volgens prof.dr.ir. Gerard van Zeijl, hoogleraar architectuurgeschiedenis en theorie, is bij de Eindhovense School nooit sprake geweest van een ‘school’ in de oude betekenis van het woord. “Men was er niet op uit om een nieuw centrum te vormen, maar richtte de blik duidelijk naar buiten toe. Ook heeft men niet te maken met een groep architecten die duidelijke stilistische overeenkomsten vertonen, of die naar buiten treden met een vastomlijnd beginselprogramma, zoals bijvoorbeeld bij de Amsterdamse School en de Delftse School.”

Balans

In de beginjaren van de opleiding wilde men volgens Van Zeijl tegenwicht bieden aan hetgeen in Delft aan de bouwkundefaculteit gebeurde. Dat milieu werd betiteld als te artistiek, er werd zelfs gesproken over elite-onderwijs. In Eindhoven zou het onderwijs gestoeld worden op een rationele grondslag. Van Zeijl laat weten dat deze stringente opvatting gelukkig weer snel verlaten werd. “Op architectuurgebied ontstond al snel een evenwicht tussen een artistieke aanpak en een reflectief bewustzijn. Er vond een oriëntatie plaats op de culturele grondslagen van de architectuur, waarbij die architectuur ook duidelijk werd geponeerd als onderzoeksobject. Men zocht naar een balans tussen techniek en culturele notie.”

Volgens Bart Lootsma, oud-student, architectuurcriticus en medeorganisator van de tentoonstelling, is het werk van de architecten uit Eindhoven te divers om van een school te spreken. Wel hebben ze met elkaar gemeen dat ze het belangrijk vinden om op een theoretische wijze met de architectuur om te gaan en dat ze waarde hechten aan architectuur met een uitgesproken karakter. Dat zou dan niet alleen blijken uit hun gebouwde werk en de toelichting daarop, maar ook uit de functies die zij bekleden aan onderwijsinstellingen in Nederland en daarbuiten. Ook vindt een aantal Eindhovense architecten het belangrijk om artikelen en boeken te publiceren.

Van Zeijl wijst erop dat er binnen de faculteit ook altijd een grote behoefte bestond om nieuwe perspectieven te verkennen. “Zo zette men zich duidelijk af tegen het zogeheten Nieuwe Bouwen. Dat was enkel nog bouwen om het bouwen zelf en cultureel volledig uitgehold. Alles uit het verleden werd daarbij afgewezen. In Eindhoven vond een heroriëntatie op het vakgebied plaats en werd de historische achtergrond van de architectuur in ogenschouw genomen, zowel de technische als de culturele aspecten daarvan. Ook steden werden vanuit een ander perspectief bekeken. De stad was een opengeslagen boek, met daarin vele pagina’s en teksten.”

De Eindhovense architectuuropleiding probeerde ook aansluiting te vinden bij de internationale discussie die op dit gebied werd gevoerd. Want wat in Eindhoven gebeurde was volgens Van Zeijl zeker niet origineel. Toch spreekt hij met een gevoel van trots over een tentoonstelling van de Eindhovense School aan de Technische Hogeschool in Zürich in 1991. De expositie in Zwitserland viel in goede aarde volgens Van Zeijl. “De technische component werd gecombineerd met een civiele discipline, met de architectuur. Dat maakte het Eindhovense klimaat meerduidiger en opener. Er vond geen polarisatie plaats tussen techniek en cultuur, maar men koos voor het beste van twee werelden.” In Zürich was onder meer werk te zien van Wiel Arets, John Körmeling, Bert Staal, Jo Coenen en Rudy Uytenhaak. Een klein jaar daarvoor had het architectuurblad Forum al een nummer grotendeels aan de Eindhovense stroming gewijd.

Kijken

Rudy Uytenhaak, is een vertegenwoor-diger van de eerste generatie architecten van de Eindhovense School, en onlangs verscheen van zijn hand op het TUE-terrein het nieuwe gebouw van Warmte & Stroming. Het werd alom geprezen en begin dit jaar stond het nog op de nominatie voor de Architectuurprijs van de gemeente Eindhoven. Uytenhaak, ooit hoogleraar in Eindhoven, schreef een essay voor het boekwerk dat wordt gepresenteerd op de openingsdag van de ten-toonstelling. Daarin laat hij weten dat architectuur, zoals hij het aan de TUE leerde, een kwestie van onbeperkt kijken was.

Uytenhaak: “Waar gekeken is en ontdekkingen zijn gedaan omtrent het fenomeen dat ons in de ban heeft, laait het vuur op. Misschien dat die benadering de school van Eindhoven maakt, niet gebonden aan een standpunt, maar aan een onvoorwaardelijke toewijding aan ons vak, in de breedte, ongecensureerd door een voorbeeldige meester.” Overigens wijst hij er ook op dat de stad Eindhoven en de TUE nu niet bepaald de meest inspirerende omgevingen zijn voor de architect in spe. “De vraag is wat de invloed is van het onderwijs op architectuurstudenten die vijf of zes jaar rondlopen op deze campus, met zijn gangen met tl-plafonds, waar slechts de bonkige buis van de airconditioning als ruimtelijk houvast dient.”

Dat architecten van de jongere generaties ook tot de Eindhovense School gerekend mogen worden, is volgens prof.dr. Harry Timmermans, decaan van de faculteit Bouwkunde, zeker het geval. Volgens hem vormen integratie en theoretische reflectie nog steeds de essentiële ingrediënten van het huidige onderwijs-aanbod van de faculteit. Ook Lootsma is van mening dat er nog steeds sprake is van een vruchtbare voedingsbodem.

Voorkeuren

Ralph Brodrück, die in 1990 afstudeerde en nu parttime doceert aan de TUE, glimlacht als de Eindhovense School ter sprake komt. “De Eindhovense School? Ik heb er wel eens van gehoord en ik lees er wel eens iets over.” Op een serieuzere toon vervolgt hij: “De betekenis ervan ligt niet vast, iedereen interpreteert dat anders of ziet er zijn eigen nut in.” Volgens Brodrück werkte zijn lichting, hij begon in 1983 en studeerde in 1990 af, heel zelfstandig. “We formuleerden onze eigen werkopgaven. Je kon veel verschillende dingen bedenken, waarbij je je eigen ambitie en voorkeuren ontwikkelde. Dat leidde tot een eigen interpretatie van architectuur.” Of theoretische reflectie daarbij zo’n belangrijk rol speelt, weet hij niet. “Dat zal voor sommigen wel zo geweest zijn. Ik moet bij wijze van spreken het eerste boek nog lezen, ik was meer gericht op het maken.” Voor de oud-student is de Eindhovense School niet één stijl, maar meer een mooi concept waarin iedereen zijn eigen weg kan vinden. “Als je hier klaar bent moet je weten wat je wil en wat je kunt. Als dat samenvalt is het prachtig.”

Enige jaren terug dreigde de sectie Architectuur in het slop te raken. Volgens Van Zeijl was er al een aantal jaren een pas op de plaats gemaakt. Oud-studenten, die inmiddels naam gemaakt hadden, schoten te hulp om de zaak weer op de rails te krijgen en er ook zelf de schouders onder te zetten. Die onderlinge band en loyaliteit is volgens Van Zeijl ook een kenmerk van de Eindhovense School. “Binnen de faculteit werd toen de vraag gesteld: ‘Wat hebben we gemeenschappelijk?’. Het is een misverstand om te denken dat alleen architecten ontwerpen en dat alle andere vakdisciplines enkel maar dienstbaar moeten zijn aan de architectuur. Ieder moet gewaardeerd worden voor de wijze waarop met zijn of haar vak een bijdrage geleverd kan worden aan een succesvolle synthese. Daarbij komt ook nog dat de positie van de architect tegenwoordig minder dwingend is. Eigenlijk moet hij er voor zorgen dat ook anderen binnen hun vakdiscipline de grenzen gaan opzoeken.”

Volgens Van Zeijl richt de Eindhovense School zich momenteel op het multiraciale en multiculturele in de samenleving. “Jongere generaties hebben andere doelen, dus moet je als opleiding je aanpak ook voortdurend aanpassen. Dat maakt zo’n school enerzijds ongrijpbaar en ondefinieerbaar, maar anderzijds betekent het wel een assertief omgaan met de werkelijkheid.”/.

De tentoonstelling is van 17 oktober tot en met 7 november te zien in het Architectuur Centrum Eindhoven, gevestigd in de Witte Dame. Van maandag t/m vrijdag open van 10.00-18.00 uur, zaterdag van 11.00-17.00 uur, zondag van 13.00-17.00 uur.

Het boek ‘Het verlangen naar architectuur’ (redactie Bart Lootsma en Mariëtte van Stralen, uitgeverij Thoth, fl. 44,50), dat verschijnt op de openingsdag van de tentoonstelling, bevat documentatie van verschillende projecten van de twintig geselecteerde architecten. Het wordt vooraf gegaan door een inleiding, gevolgd door vier essay’s die geschreven zijn door Rudy Uytenhaak, Bart Lootsma, Arthur Wortmann en Joost Ector, allen oud-studenten van de TUE-faculteit Bouwkunde.

/.

Bluetooth: inpluggen wordt verleden tijd

De nieuwste technologie in draadloos communiceren heet Bluetooth. Voor het eind van het jaar wordt op de TUE een proef gedaan met wat al de nieuwste wereldwijde standaard in elektronische, draadloze communicatie wordt genoemd.

Wat is Bluetooth?

Het principe is gebaseerd op een korte golf radiotransmissie, die werkt op de 2,45 GHz ISM band en wereldwijd aanwezig is. Omdat het hier om radiotransmissie gaat, is het niet alleen mogelijk data, maar ook stemgeluiden te versturen.

Hoe werkt Bluetooth?

Bluetooth is ‘gevangen’ in een chip van 9 bij 9 millimeter en kan contact leggen met allerlei apparaten, zoals een mobiele telefoon, desktop, notebook, digitale camera, hoofdtelefoon, projector, printers en scanners waar dezelfde technologie is ingebouwd. Binnen een straal van tien meter kunnen apparaten die van een radiomodule zijn voorzien met elkaar communiceren, zonder dat er een stekker aan te pas komt.

Waar komt Bluetooth vandaan?

De naam Bluetooth is gekozen door de Special Interest Group (SIG) die in 1998 startte met onderzoek naar een nieuwe elektronische communicatietechnologie. Het zijn niet de minste namen die aan dit ‘avontuur’ begonnen: Intel, Toshiba, IBM, Ericsson en Nokia. Meer dan duizend gerenommeerde bedrijven hebben zich later aangesloten bij de SIG en doen nu ook onderzoek naar Bluetooth.

De naam is ontleend aan koning Harald Blaatand de tweede, die regeerde over Denemarken van 940 tot 981. Hij had de bijnaam ‘Blauwtand’, omdat hij vaak blauwe bessen at waardoor zijn tanden blauw kleurden.

Toepassingen

Er zijn veel dingen mogelijk met Bluetooth. Als er een radio-eenheid wordt ingebouwd, kan bijna elk apparaat aan worden gesloten op het Bluetooth systeem.

Enkele voorbeelden:

•De mobiele telefoon krijgt meer mogelijkheden. Op kantoor doet ie dienst als (kostenloze) intercom. Thuis is het een draadloze telefoon tegen vast tarief en onderweg is de mobiele telefoon tegen mobiel tarief te gebruiken.

•Met je laptop kun je altijd surfen op Internet via de mobiele telefoon of via de normale kanalen zoals ISDN of LAN. Zonder in te hoeven pluggen!

•Allerlei bestanden kunnen draadloos worden verzonden, zoals presentaties. Ook is het mogelijk draadloos presentaties te geven met een projector.

•Met een draadloze headset via Bluetooth heb je altijd je handen vrij; op het werk of in de auto.

•Je kunt email gebruiken terwijl de laptop nog gewoon in de koffer zit. Via de mobiele telefoon krijg je een seintje als er email binnenkomt en kun je die op de display aflezen.

Wat kost het?

Het inbouwen van Bluetooth ligt nu nog rond de twintig dollar, maar dat moet naar vijf dollar per chip zakken in de toekomst als het massaal wordt geproduceerd.

Hoe snel gaat het?

Draadloos is leuk, maar het versturen van data moet wel snel kunnen. De SIG werkt nog hard aan het verbeteren van de snelheid via Bluetooth, die nu nog maar rond 1Mb per seconde ligt. Het doel ligt op 10 tot 12 Mb per seconde.

Toekomst Bluetooth

Bluetooth is nu nog volop in ontwikkeling bij de verschillende bedrijven. De proef op de TUE is de eerste testcase in Europa. De verwachting is dat de eerste producten met de standaard midden 2000 op de markt komen.

De Special Interest Group verwacht dat binnen afzienbare tijd bijna alle zakelijke en consumentenapparatuur deze technologie krijgt. /.

“TUE goede omgeving voor proef”

Vervolg van pagina 1

“De TUE zit in een super-unieke situatie die het gunstig maakt voor beide partijen om zo’n proef te doen”, zegt Gerlach Latour, corporate accountmanager bij Fujitsu/Siemens. Deze firma leverde dit jaar de notebooks voor de eerstejaars en is een van de ruim duizend bedrijven die zich bezighoudt met de ontwikkeling van draadloze technologie. “Kabels zijn een probleem voor de TUE en dat kan met Bluetooth verholpen worden. Van de andere kant is een technische universiteit een goede omgeving om dit te testen. Hier lopen 4000 mensen rond met een notebook en technische achtergrond.” Bluetooth is nog niet op de markt. In de eerste helft van 2000 worden de eerste producten met deze technologie op de markt verwacht. Wie er binnen de TUE meedoet aan de proef wordt half november duidelijk. /.














Website