Bestuur/Beleid

“Nederlands is een mooie hobby”

Voertaal/Paula van de Riet
Foto/Bart van Overbeeke

Heeft het Nederlands als voertaal op de universiteit zijn langste tijd gehad? Of moeten buitenlandse studenten juist Nederlands leren? Het antwoord op deze vragen is niet eenvoudig te geven, maar één ding is zeker: als in het hoger onderwijs in de toekomst alleen nog Engels gesproken wordt, krijgen we hier een laagopgeleide bevolking die Nederlands spreekt en een hoogopgeleid Engelstalig deel. Hetzelfde gebeurde in België met het Vlaams en Frans.
Cursor inventariseerde enkele meningen binnen de TU/e.



De Bulgaarse AIO Georgi Jojgov slaagde bij het CTT onlangs als eerste buitenlandse student voor het Staatsexamen Nederlands. Rechts op de foto Monique Bouwman van het CTT.

Rector magnificus prof.dr. Rutger van Santen is duidelijk als de rol van het Nederlands op de universiteit ter sprake komt. “Nederlands is een mooie hobby”, stelt hij. “Maar het Engels is echt de enige internationale wetenschappelijke taal. Als we op wetenschapsgebied iets willen betekenen, moeten we daarin werken.” Dat eenmaal gezegd hebbende, memoreert Van Santen dat Nederlands leren natuurlijk een goed idee is voor AIO’s die van plan zijn in ons land te blijven wonen en werken. “Bij mijn capaciteitsgroep bij Scheikundige Technologie heb ik vaak geld uitgetrokken voor extra cursussen voor AIO’s. Het Nederlands is voor het sociale leven wel degelijk belangrijk.”
Opleidingsdirecteur ir. Han Smits van de nieuwe TU/e-faculteit Industrial Design is enthousiast over de prestaties en vorderingen van de zeventig eerstejaars studenten in het Engels, de officiële voertaal bij ID. “Het gaat hartstikke goed, echt boven verwachting. Ik had al verschillende bedrijven gevraagd of ze cursussen konden geven als het te moeilijk werd, maar dat is nog niet nodig geweest. We hebben pas onze Raad van Advies op bezoek gehad, waar leden in zitten uit Chicago, Milaan en Parijs. De studenten gingen in vlot Engels met deze mensen in discussie. Ze hebben goed stand gehouden”, vertelt Smits.
“Veel van onze communicatie gaat in het Engels, dat is nodig omdat een aantal van onze docenten het Nederlands niet machtig is en door het internationale klimaat dat heerst in ons vakgebied. Nederlandse studenten en docenten praten Nederlands onder elkaar, maar van de buitenlandse docenten leren ze zich al doende op een goede manier uitdrukken in het Engels.”
In eerste instantie had Smits niet gedacht dat het nodig zou zijn voor de buitenlandse docenten om Nederlands te leren. “Er blijkt toch een behoefte te zijn om Nederlands te leren, puur uit sociale overwegingen. Een aantal van onze docenten gaat deze zomer naar de nonnen in Vught voor een stoomcursus.”
“Of het goed is dat op een Nederlandse universiteit alleen Engels gesproken wordt? Ik denk dat de kloof tussen laag- en hoogopgeleid er toch al is. De voordelen van internationalisering en goed Engels kunnen spreken, wegen op tegen de nadelen. Het is meer een kwestie van evolutie, van integratie. Moeten we nou zo nodig vasthouden aan onze klompen? We lopen tegenwoordig toch allemaal op leren schoenen en blij toe. Aan de andere kant: het zou toch jammer zijn als niemand meer Couperus in het Nederlands kan lezen.”

Waardering
Prof.dr.ir. Martin de Wit van de capaciteitsgroep Bouwfysica vindt het feitelijk niet juist dat Nederlandse studenten aan de TU/e technisch Engels moeten leren, terwijl buitenlanders niet verplicht zijn Nederlands te leren. Elders is dat anders. In Cambridge zijn buitenlanders verplicht voor hun komst al een proeve van bekwaamheid in het Engels af te leggen. Als het aan De Wit lag, zou hij alle buitenlandse AIO’s voortaan willen vragen Nederlands te leren. De Wit: “Maar ja, onze cultuur is zo dat iedere promotor daarover zelf beslist. In de praktijk is het al zo dat de mensen die hier blijven uit zichzelf Nederlands leren. Ik ben niet bang dat we het Nederlands verliezen als taal. We hoeven echt niet zo bescheiden over het Nederlands te doen. Zo’n verschrikkelijk klein taalgebied is het nou ook weer niet”.
Monique Bouwman, hoofd van het Centrum voor Taal en Techniek (CTT) en docent Spaans, constateert dat er weinig waardering is voor de inspanningen van AIO’s die Nederlands leren. “Ik heb wel te doen met de buitenlandse AIO’s aan de TU/e”, zegt Bouwman. “Het lijkt wel of we vergeten zijn dat het gaat om mensen ín Nederland. Bij het CTT maken wij steeds vaker mee dat AIO’s na de basiscursus Nederlands al les moeten geven in hun eigen vak. Aangezien dat in de tweede taal van alle betrokkenen gaat, namelijk Engels, is dat zwaar. Ik merk dat het nogal frustrerend voor ze is dat er zo weinig belangstelling vanuit de TU/e is voor het Nederlands. Het wordt niet nodig geacht. De waardering voor het leren van Nederlands is er niet, terwijl een taal leren een zeer intensieve bezigheid is die veel tijd kost. Ondanks dat willen de meeste AIO’s wel, maar ze moeten de Nederlandse les na de beginnerscursus meestal zelf bekostigen. Goed Nederlands leren wordt zo ongeveer gelijkgesteld met de tennis- of macraméles.”
De Bulgaar Georgi Jojgov slaagde bij het CTT onlangs als eerste buitenlandse student voor het Staatsexamen Nederlands. Hij werkt sinds 2000 als AIO bij Informatica. Het CTT was trots op zijn prestatie en gaf vorige week een feestje voor de nietsvermoedende Jojgov. “Voor mijn wetenschappelijk werk heb ik het Nederlands niet nodig”, vertelt hij. “Maar in mijn dagelijks leven is het belangrijk. Ik wil met mensen kunnen omgaan. Ik wil geïntegreerd zijn, niet geïsoleerd. Dat is belangrijk voor iemand die uit het buitenland komt. Ik heb nog niet besloten of ik hier wil blijven, maar ik ben hier in ieder geval vier jaar van mijn leven. Bovendien is het leuk om een taal te leren.”
Jojgov spreekt behalve het Bulgaars goed Engels, dankzij het feit dat Engelse les een prioriteit was op zijn middelbare school in verband met het leren omgaan met computers. Ook verstaat hij Russisch. Nederlands vindt hij gemakkelijker dan sommige andere talen. “Ik denk omdat de regels en de uitspraak vrij consequent zijn. In het begin vond ik de Belgische uitspraak beter te begrijpen. Ik weet ook niet hoe dat komt.”

Geïsoleerd
Bright N’Gandu, een Bouwkunde-AIO afkomstig uit Zambia, heeft zojuist, na bijna een jaar, zijn gezin in Nederland kunnen verwelkomen. Hij heeft zich zonder gezin en zonder kennis van de Nederlandse taal enorm geïsoleerd gevoeld. Hij vertelt breed lachend dat hij zijn eerste examen Nederlands gaat afleggen. “Je zou denken dat ik Nederlandse woorden die lijken op Engelse zou verstaan, maar dat heeft lang geduurd. Ik dacht in het begin dat één van mijn huisgenoten Woensdag heette. Later kwam ik erachter dat er geen namen op de corveelijst stonden, maar dagen.”
N’Gandu heeft sindsdien met stijgende verbazing een lijst Nederlandse woorden aangelegd uit zijn moedertaal Tonga. ‘Pas op’ wordt ‘basop’ in Tonga. De Nederlandse woorden ‘hempie’, ‘jas’ en ‘broekje’ zijn bijna hetzelfde. Hij heeft aan een honderdjarige oom gevraagd hoe dat mogelijk is. Het blijkt dat veel Zambianen in de Zuid-Afrikaanse mijnen hebben gewerkt in het begin van de vorige eeuw. Zij zijn de Afrikaanse woorden in het Tonga gaan gebruiken. “Voordat ik hier kwam, had ik geen idee dat er Nederlandse woorden in het Tonga waren opgenomen.”
Taal- en geschiedkundige Andrew Dalby publiceerde onlangs een boek waarin hij becijfert dat elke twee weken één van de circa vijfduizend talen die nog in de wereld gesproken worden, verloren gaat. Als deze trend doorzet, hebben we binnen tweehonderd jaar nog maar één wereldtaal. Dalby ziet dit als een gevaar voor de toekomst van de mens. Interactie met andere talen maakt een taal flexibel en creatief. Dalby is ervan overtuigd dat een eentalige wereld de evolutie van het menselijk brein aanmerkelijk zal vertragen.
Sommige mensen zetten vraagtekens bij het kwalitatieve gehalte van het wetenschappelijk Engels van Nederlandse wetenschappers. De Britse Joy Burrough-Boenisch promoveerde vorige week in Nijmegen op haar onderzoek naar het Engels van Nederlandse onderzoekers. Volgens haar roept het onbeleefde en omslachtige ‘Dunglish’ (Dutch English) bij veel buitenlanders grote irritatie op. Nederlanders vindt ze te direct en kortaf. Ze schrijven korte zinnen, waarin ze stellig dingen beweren, zonder een spoor van terughoudendheid of gerechtvaardigde twijfel. Burrough adviseert wetenschappers die een breder internationaal publiek willen bereiken meer opbouw en samenhang in hun teksten aan te brengen en beleefde terughoudendheid te betrachten bij het poneren van bewijzen. In De Volkskrant van afgelopen maandag werden door de Leidse hoogleraar Frits Rosendaal de uitkomsten van dit proefschrift gehekeld. Volgens Rosendaal heeft het Engels van wetenschappelijke publicaties niets te maken met de taal die in Engeland en de VS gesproken wordt. Het is volgens hem een linua franca, zoals ooit eerder het Latijn, het Frans en het Duits dat waren. Rosendaal laat echter ook weten dat hij bang is dat de invoering van het Engels als voertaal binnen het Neder-landse universitaire onderwijs de kwaliteit zal schaden./.