Onderzoek/Onderwijs

“Vrijheid voor veel studenten juist een probleem”

Bindend studieadvies/Monique van de Ven
Illustratie/Jeannette Bos


‘Studenten massaal van school gestuurd’, kopte de Volkskrant half juli op de voorpagina. Universiteiten en hogescholen zouden beginnende studenten steeds harder aanpakken door ze weg te sturen als ze te weinig studiepunten halen. Het zogeheten bindend studieadvies (BSA) is omstreden. De één juicht erover, terwijl de ander ervan gruwelt omdat de academische vrijheid van studenten ermee in gevaar zou komen. Een typisch Nederlandse discussie, zegt drs. Dirk-Jan Mulders van het Onderwijs Service Centrum van de TU/e: “Men is het hier niet gewend dat er eisen aan je worden gesteld”.



Het bindend studieadvies was de afgelopen maanden regelmatig in het nieuws. De Erasmus Universiteit wees trots op het -mede dankzij die maatregel- gestegen studierendement binnen haar opleiding Bedrijfskunde en verschillende andere universiteiten, waaronder in Tilburg en Amsterdam, meldden alsnog met het BSA aan de slag te willen gaan.
Intussen sputterde de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb) in zijn rapport ‘Bende Studenten Afgeschreven’ hevig tegen. De LSVb ziet het liefst dat het bindend studieadvies wordt afgeschaft en vindt het tijd voor een grondige evaluatie. Volgens de bond is het BSA geen goede manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, maar is het vooral ‘een ernstige beperking van de keuzevrijheid van de student’.
De eerste Nederlandse universiteit die een paar jaar geleden het bindend studieadvies invoerde, was Leiden. De Leidse Studentenbond verzette zich hevig tegen de maatregel: “Liever geboeid door de studie dan gebonden door een advies”, zo verwoordde de toenmalige voorzitter Joeri Oudshoorn de gevoelens hierover.
Ook de Rotterdamse Erasmus Universiteit was er redelijk snel bij met de invoering van het bindend studieadvies. Drs. Dirk-Jan Mulders, tegenwoordig medewerker van het Onderwijs Service Centrum van de TU/e, was er destijds nauw bij betrokken als beleidsmedewerker onderwijs van de Rotterdamse faculteit Bedrijfskunde. “De indruk bestond dat teveel studenten jaren bleven aanmodderen en dan na vier jaar en veel leed alsnog afhaakten. We hadden al van alles geprobeerd op het gebied van begeleiding en studievoorlichting, maar niets hielp. Studenten waren gewoon té vrij; ze klampten zich vast aan illusies”, zegt Mulders.

Taboesfeer
Uit een onderzoek dat de universiteit hield, rolden duidelijke conclusies. De belangrijkste: aan de faculteit Bedrijfskunde was het aantal behaalde studiepunten na één jaar een perfecte voorspeller van de kans op studiesucces.
De meeste andere faculteiten wilden volgens de onderwijskundige aanvankelijk niks weten van het bindend studieadvies. “Ook binnen de universiteitsraad lag het onderwerp om ideologische redenen in de taboesfeer. De discussie belandde al gauw in de sfeer van termen als ‘academische vrijheid’ en dergelijke. Opvallend was dat de studenten van de faculteit zelf vóór de invoering van het bindend studieadvies waren, omdat het in hun ogen helder was dat die vrijheid juist een probleem vormde.”
Het voorstel om het bindend studieadvies bij wijze van pilot in te voeren, strandde desondanks in de Rotterdamse U-raad. Mulders: “We zijn vervolgens nog meer gegevens gaan verzamelen, onder meer over soepele trajecten die waren opgezet in het hbo, waarbij studenten zonder veel tijdverlies op een andere opleiding konden overstappen. In 1999 hebben we opnieuw een voorstel ingediend en nu was een meerderheid van de U-raad vóór”.
Het BSA heeft in Rotterdam zeker vruchten afgeworpen, zo blijkt uit cijfers van de Erasmus Universiteit. Het aantal bedrijfskundestudenten dat in één jaar zijn propedeuse afrondt, is dankzij de maatregel en de bijbehorende intensievere begeleiding opgelopen van één op vijf tot bijna één op drie.
Ondanks de grote tevredenheid in de Maasstad staan lang niet alle universiteiten te popelen om met het bindend studieadvies te beginnen. Mulders: “In andere landen getuigt een dergelijke eis juist van status; een diploma zonder strenge eisen stelt daar niks voor. Hier in Nederland moeten mensen het blijkbaar maar eindeloos blijven proberen. Academische vrijheid wordt in de praktijk vaak gezien als academische vrijblíjvendheid. Men is het hier niet gewend dat er eisen aan je worden gesteld. En het zou kunnen dat studenten dat later op de arbeidsmarkt moeten bekopen, want daar worden wél eisen aan ze gesteld”.
Ook de TU/e ziet het bindend studieadvies tot nu toe niet zitten. “‘Dat moet je niet willen’, is hier het idee”, zegt Mulders. De vorige rector, prof.dr. Martin Rem, zei een paar jaar geleden: “Mocht het ooit zover komen, dan eisen we allereerst van de faculteiten een uitstekend studeerbaar programma. Want als het fout gaat, willen we zeker weten dat de oorzaak bij de student ligt”.
De huidige rector prof.dr. Rutger van Santen sluit niet uit dat er nog wel een serieuze discussie over het onderwerp komt. “Het studierendement is en blijft een zorg”, constateert de rector. “Er zit namelijk geen vooruitgang in, ondanks diverse verbeteringen aan de onderwijsprogramma’s zoals de invoering van het ontwerpgericht onderwijs.”
De rector vervolgt: “Misschien kunnen we de studieprogramma’s meer richten op de arbeidsmarkt. We moeten in elk geval iets doen aan de motivatie van studenten, kijken welke andere prikkels we ze kunnen geven. Misschien moeten we wel duidelijkere eisen aan studenten gaan stellen en daar consequent in zijn.”
Momenteel worden aan TU/e-studenten nauwelijks echte eisen gesteld. Wel krijgen alle studenten aan het einde van het eerste jaar een studieadvies, maar dit is niet bindend, zegt dr. Karen Ali, hoofd van het Studenten Service Centrum (STU): “De student draagt zelf de verantwoordelijkheid bij de keuze voor het wel of niet vervolgen van de studie”. Wel wordt volgens Ali binnen elke faculteit ‘gedegen aandacht’ besteed aan het verhogen van het studierendement. Hoe dat gebeurt, “is per faculteit verschillend, ik beschik niet over een overzicht”. Studenten kunnen daarnaast bij het STU terecht voor steun en advies in de vorm van een individueel gesprek, trainingen of workshops.

Beoordelingsgesprek
Bij Industrial Design krijgt elke student een paar keer per jaar een beoordelingsgesprek. “Het oordeel kan variëren van ‘het gaat goed, ga zo door’ tot ‘denk er toch maar eens over na of dit voor jou de goede studie is’”, zegt studieadviseur ir. Patrick van Aarle. Aan het einde van het jaar krijgen studenten vervolgens een studieadvies. “Als een student ondanks een negatief advies per se wil doorgaan, dan kan dat”, zegt Van Aarle. “Die conclusie ligt bij de student zelf. Maar het is wel een dríngend studieadvies; we willen voorkomen dat mensen jarenlang blijven voortmodderen.”
Aan de faculteit Technologie Management wordt sinds een tijd gewerkt met studievoortgangscontracten. Een student die zijn propedeuse nog niet heeft gehaald en ook niet voldoet aan een bepaald aantal studiepunten, kan een contract aangaan. Alleen met zo’n contract, waarin een met hulp van een studieadviseur gemaakte jaarplanning wordt vastgelegd, kan de student beperkte toegang krijgen tot kandidaatsvakken. “We mogen ze niet wegsturen, maar we kunnen studenten bijvoorbeeld wel de toegang tot tweedejaars vakken ontzeggen”, verduidelijkt ing. Baukje Osinga-Kuipers, studieadviseur van de opleiding Technische Bedrijfskunde. “Per trimester wordt bekeken hoe iemand ervoor staat en of er van beide kanten nog voldoende vertrouwen is om de ingeslagen weg te vervolgen.”

Studieritme
“Veel studenten zijn in het eerste jaar vooral bezig met het studentenleven in al zijn facetten en geven dat ook toe”, vervolgt Osinga-Kuipers. “In dat jaar moeten ze er echter wél achter zien te komen of ze de gekozen opleiding leuk vinden en of ze ermee verder willen. Deze regels helpen daarbij, ook bij het vinden van een goede studiediscipline en een goed studieritme.”
Rector Van Santen noemt de studievoortgangscontracten ‘een mooie zaak’. De leden van de universiteitsraad van de TU/e waren daar eerder echter niet allemaal van overtuigd. In de vergaderingen van de U-raad is, onder meer in het kader van de Strategieschets 2002-2006, veelvuldig over het onderwerp gesoebat. Studentraadslid Jelle de Jong (PF) vroeg zich afgelopen april bijvoorbeeld af: “Zo’n contract werkt waarschijnlijk prima als alles goed gaat, maar wat als zaken fout gaan? Welke redenen kunnen studenten aandragen als verklaring dat ze hun contract niet konden nakomen? En wat zijn dan de consequenties?”.
Ook over het wel of niet invoeren van het bindend studieadvies zijn de meningen verdeeld. Terwijl U-raadslid dr. Jimme Keizer (PUR/TU-één) in april nog opperde het systeem toch eens te overwegen, lieten de studentenfracties Groep-één en PF merken er meer nadelen dan voordelen in te zien. Vooral voor de ‘actieve’ student, die veel activiteiten verricht náást zijn studie, is het bindend studieadvies volgens Groep-één een enorme beperking.
Van een uitgebreide discussie over het onderwerp is het volgens Mulders aan de TU/e nog niet gekomen, “maar het kan geen kwaad om dat wel eens te doen. Er is niks mis mee om ervoor te kiezen het bindend studieadvies niet in te voeren, maar maak die keuze dan wel bewust. Weet waaróm je het niet wilt”.
De TU/e moet volgens Mulders om te beginnen eens goed kijken “naar hoe ze zichzelf als universiteit wil neerzetten. Leiden heeft een duidelijke strategie, mikt op de top van de markt. Eindhoven wil dat ergens ook wel, maar is soms een beetje halfslachtig bezig. De TU/e moet duidelijker bepalen wíe ze wil zijn en vóór wie ze dat wil zijn. Als je dat helder hebt, kun je eventuele problemen rond het studierendement pas goed gaan aanpakken”./.