En ik vind...

Vrijheid voor veel studenten een probleem?

Het is interessant om weer eens iets te lezen in Cursor over het bindend studieadvies (BSA), maar waarom een paginagroot artikel in zoveel oppervlakkigheid blijft steken, ontgaat mij. Daarom een reactie.
Tot een uitgebreide discussie is het op de TU/e nog niet gekomen, aldus Dirk-Jan Mulders. Hij is blijkbaar niet op de hoogte van de discussies die door de gezamenlijke studieadviseurs en het STU halverwege de jaren negentig gevoerd zijn naar aanleiding van de eerste invoering van het bindend studieadvies door de universiteit van Leiden. De conclusie destijds was helder: een bindend studieadvies is een zwaktebod. Met goede studiebegeleiding heb je een bindend advies niet nodig, want goede studiebegeleiding houdt in dat je studenten overtuigt dat zij niet op de goede plek zitten. Te overwegen zou zijn om het bindend studieadvies als een stok achter de deur te hebben, maar een faculteit die het BSA feitelijk gebruikt, diskwalificeert zijn eigen studiebegeleiding.
Een belangrijk element in de discussie was ook het feit dat een opzichzelfstaand BSA de functie van de propedeuse aantast. Hoe kun je waarmaken dat een eerste jaar een selecterende, oriënterende en verwijzende functie heeft als je op een gegeven moment studenten gewoon wegstuurt? Studieadviseurs uit Rotterdam en Leiden bevestigen dat zij niet weten wat er met de weggestuurde studenten gebeurt. Als dat de praktijk is, dan wordt de functie van de propedeuse geweld aangedaan.
Het minste dat je moet doen naast een negatief BSA is een student op een deugdelijke manier verwijzen. En als dat toch al de opzet is, is mijn ervaring dat je helemaal geen bindend advies nodig hebt.
Het belangrijkste argument vóór een BSA is dat studenten te vaak en te lang in een verkeerde studie blijven hangen, dus dat de selectie in de propedeuse niet voldoet. ‘Jarenlang blijven voortmodderen’, noemt het artikel in Cursor van 19 september dat. Schandelijk genoeg kunnen weinig
faculteiten met feiten onderbouwen hoeveel studenten er in hun opleidingen jarenlang aan het voortmodderen zijn. Het bestaan van dit soort studenten is een slechte zaak, maar nog slechter is dat een faculteit het niet weet. De oorzaak die in het artikel genoemd wordt voor het ‘voortmodderen’, slaat dan ook nergens op: er zouden ‘nauwelijks echte’ eisen worden gesteld aan onze studenten. Wat een onzin!
Bij de faculteit Elektrotechniek kan ik garanderen dat deze ‘jarenlang voortmodderende’ studenten er niet zijn. Onze tweedejaarsstudenten met achterstand krijgen al sinds eind jaren tachtig te maken met een verplichte jaarplanning die wordt beoordeeld door de studieadviseur, en die moet worden goedgekeurd door de examencommissie. Van deze planning mag niet zonder meer worden afgeweken, wat kan betekenen dat studenten bepaalde kandidaatsvakken niet mogen doen. Contracten sluiten we niet af, de Onderwijs- en Examenregeling van de faculteit regelt dit afdoende.
Later in hun studie komen studenten via diverse kanalen bij mij terecht als zij een tijdlang weinig studievoortgang hebben. ‘Aanmodderen’ blijkt in deze gevallen een complex van meestal uiterst valide oorzaken te hebben, bijvoorbeeld werken naast de studie. Je kunt zeker niet automatisch de conclusie trekken dat de studie niet de goede keuze zou zijn geweest.
Al met al wordt het argument van de ‘jarenlang aanmodderende student’ te weinig onderbouwd. Dat geldt ook voor het argument dat het BSA slechte studierendementen zou verbeteren. Voor onze opleiding Elektrotechniek komt het
P-rendement al jaren niet boven de zestig procent uit, maar dat zegt niets over de kwaliteit van de opleiding, en evenmin zou een BSA hierin verbetering brengen. Want scholieren die op het vwo twijfelen tussen de universitaire studie Elektrotechniek en de hbo-studie, kiezen vrijwel altijd uiteindelijk voor de universitaire variant. In de loop van het eerste jaar maken zij de definitieve keuze, en kunnen ze zonder studievertraging overstappen doordat ze in januari van hun eerste jaar aan een drieënhalfjarige hbo-opleiding kunnen beginnen. Deze overstappers, ongeveer veertig procent van onze instroom, studeert na hun overstap bijna zonder uitzondering nominaal af op het hbo. Mijn conclusie hieruit: onze propedeuse selecteert en verwijst uitstekend, ondanks het lage rendementscijfer, en een BSA zou hieraan nauwelijks iets veranderen.
Studenten kunnen en willen niet met hun vrijheid omgaan, stelt het artikel. Daarom waren studenten van de Erasmusuniversiteit Rotterdam vóór de invoering van een BSA. Als dat zo is, dan hebben we hier een stevig argument tégen de invoering van het BSA. Het is een groot goed dat studenten aan een universiteit leren met een relatief grote vrijheid om te gaan, want dat is de essentie van zelfstandigheid. Met het BSA verschuift echter de verantwoordelijkheid voor de studiekeuze van de student naar de universiteit. Sommige studenten moeten hulp krijgen om hun studiekeuze opnieuw te maken, maar de verantwoordelijkheid daarvoor overnemen is iets wat een universiteit niet moet doen.

Jan Vleeshouwers,
studieadviseur faculteit Elektrotechniek



Reageren?

Mail naar Cursor@tue.nl