Student en geld/Gerard Verhoogt
Foto’s/Bart van Overbeeke
Studeren kost geld, zoveel is zeker. Hoevéél is echter de vraag,
zeker als je net begint. Alle studenten hebben een basisbeurs, al dan niet met
aanvullende beurs en lening of ouderbijdrage. Kun je van een maximale beurs -voor
uitwonenden 692,72 euro per maand, thuiswonenden krijgen 526, 23 euro- ook een studentenleven leiden? Het antwoord is
waarschijnlijk ‘ja, maar niet erg riant’, al hangt dat ook van je
eisen af. Wie tekort komt, kan natuurlijk zijn of haar ouders lief aankijken,
extra geld lenen of een bijbaantje zoeken. Dat scheelt ook in je studieschuld
bij de Informatie Beheer Groep. Al is het de vraag hoe erg je daar tijdens je
studie al over moet inzitten.
Nederland kent geen verschil in collegegeld tussen de alfa-, bèta- en gammaopleidingen;
elke student betaalt dit jaar 1445 euro. Wel kunnen er per universiteit extra
kosten bijkomen. Aan de TU/e is dat, afgezien van de aanschaf van een notebook,
niet het geval. Ook niet voor bijvoorbeeld studenten Bouwkunde die veel maquettes
moeten maken, want die materialen zijn bij het collegegeld inbegrepen.
Overigens staat het huidige stelsel van studiefinanciering ter discussie. Een
commissie onder leiding van oud-minister Vermeend zal midden oktober haar eerste
verslag publiceren, met daarin een verkenning van mogelijke nieuwe stelsels. Berichten
in de krant repten eerder van voorstellen om het collegegeld af te schaffen, waar
dan de invoering van een (sociaal) leenstelsel tegenover zou moeten staan. Na
hun studie zouden studenten dan, naar draagkracht, het geleende studiegeld moeten
terugbetalen.
Van de volledige beurs voor uitwonende studenten is volgens de IB-Groep 491,82
euro bestemd voor levensonderhoud zoals kamerhuur, eten en drinken, sporten, stappen, kleding en
vakantie. Of dat toereikend is en in welke mate, kun je een beetje afmeten aan
de resultaten van een onderzoek van het NIBUD. Dit Nationaal Instituut Budgetvoorlichting voerde het onderzoek uit onder alle hogeschool- en universitaire
studenten in Nederland. De grootste kostenpost voor uitwonende studenten vormen
de woonlasten. Een kamer kost al gauw 160 tot 225 euro per maand. De boodschappen
worden geschat op ruim 136 euro per maand, telefoonkosten op 11,50 euro. Behalve
aan de openbaarvervoerkaart besteden studenten maandelijks nog zo’n veertien
euro aan vervoer; één op de zeven studenten heeft een auto, die
ze ongeveer 91 euro per maand kost. Aan uitgaan besteedt de gemiddelde student
23 tot 34 euro per maand, aan kleding en persoonlijke verzorging maandelijks 34
tot 45 euro.
Noodfonds
Volgens het NIBUD geeft meer dan de helft van de studenten niets uit aan een
aansprakelijkheids- of een inboedelverzekering. Misschien betalen de ouders
deze kosten, samen met de ziektekosten, maar er zijn ongetwijfeld ook studenten
die het gewoonweg vergeten, met alle mogelijke vervelende consequenties van
dien.
Studenten hebben weinig spaargeld. Veertig procent heeft bijna niets; tien procent
tussen de 227 euro en 454 euro, een kwart heeft meer dan 1361 euro op de spaarrekening.
Eén op de drie studenten staat volgens het NIBUD-onderzoek rood of heeft
een andere schuld. Vaak gaat het om een paar honderd euro. Eén op de
zeven studenten blijkt echter meer dan 681 euro aan schuld te hebben, hetgeen
gezien de inkomens van studenten een fors bedrag is. Uitwonende studenten blijken
meer geld van hun ouders te krijgen; daarnaast lenen ze meer van de overheid
én staan ze vaker rood.
Hoeveel studenten per jaar echt in de financiële problemen komen, is niet
te achterhalen. Oplossingen bestaan uit het sluiten van een lening of (nog)
meer werken, met het risico dat je studie gevaar loopt. Voor bijzondere gevallen
heeft de TU/e een Noodfonds, waarvan het geld wel
terugbetaald moet worden. In het verleden werd hiermee bijvoorbeeld een student
uit Indonesië geholpen, omdat de waarde van de roepia zodanig was gekelderd
dat zijn geld niet veel meer waard was. Daarnaast is er het Afstudeerfonds.
Dat kun je aanvragen wanneer je door overmacht je studie niet op tijd kunt afmaken,
zoals in het geval van langdurige ziekte.
Terugbetaling
Wie geld tekort komt, kan een baantje zoeken of een lening afsluiten. Bij de
IB-Groep is dat laatste het goedkoopste; dit jaar bedraagt de rente 3,73 procent.
Per maand kan maximaal 245,04 euro worden geleend. Wat je aan het eind van je
studie moet terugbetalen, hangt af van hoeveel je geleend hebt en in hoeverre
je voldaan hebt aan de prestatienorm.
Daniël Blok van de IB-Groep: “Met het terugbetalen moet je minimaal
na twee jaar beginnen, ingaande vanaf januari na het stoppen van de studiefinanciering.
Wij maken een berekening, afgaande op de hoogte van de schuld en de tijd die
er is om af te lossen. Dat levert een bepaald maandbedrag op. Wie dat niet kan
betalen, kan een draagkostenmeting aanvragen. Er wordt gekeken wat je inkomen
is en afhankelijk daarvan wordt bekeken hoeveel je kunt betalen. Meestal resulteert
dat in een lager maandbedrag.” De maximale periode om terug te betalen
bedraagt vijftien jaar, aldus Blok.
Banken hanteren niet alleen een hoger rentepercentage voor een lening, ze eisen
ook dat je het eerste jaar hebt afgerond. Maximaal kun je er zesduizend euro
lenen (Rabobank, tegen 7,9 procent rente). Overigens lenen studenten steeds
meer bij de IB-Groep; in 2002 in totaal voor ruim 477 miljoen euro, bijna twee
keer zo veel als vijf jaar geleden. De gemiddelde schuld, van studenten die
nu aflossen, bedraagt 5131 euro (vijf jaar geleden 3839 euro)./.
|