Veel patiënten met kanker komen in de loop van hun ziekteproces in aanraking
met chemotherapie. Een veelvoorkomende bijwerking van deze behandeling is haaruitval.
Hoewel door middel van hoofdhuidkoeling al jarenlang wordt geprobeerd dit bijverschijnsel
zoveel mogelijk de kop in te drukken, zijn de ervaringen met het systeem nog lang
niet bevredigend. Ir. Francis-Paul Janssen, promovendus aan de faculteit Biomedische
Technologie, hoopt hierin
verandering te brengen. Hij doet sinds april onderzoek naar de effecten van de
bestaande koelmethoden en de
mogelijkheden tot verbetering.
Bij een chemokuurbehandeling krijgt iemand met kanker, via bijvoorbeeld een
infuus of tablet, medicijnen toegediend die de celdeling remmen: cytostatica.
Een probleem is dat deze niet alleen de kankercellen te lijf gaan, maar ook
de gezonde cellen die zich veelvuldig delen, zoals de haarwortelcellen. Het
haar kan daardoor broos worden of uitvallen. Koeling van de hoofdhuid van de
patiënt kan dit verminderen of tegengaan. Nieuw is die methode niet, benadrukt
assistent in opleiding Francis-Paul Janssen. “Voor zover ik weet, werd
in de jaren zeventig al zoiets gedaan door bij patiënten ijs op het hoofd
te leggen.”
Sinds een aantal jaren wordt gebruikgemaakt van zogenoemde cold caps: koelkappen
die strak op het hoofd worden bevestigd, waarmee de hoofdhuid wordt afgekoeld
tot ongeveer tien graden Celsius. Er bestaan ruwweg twee soorten: ‘losse’
caps uit de vriezer, die opwarmen tijdens gebruik en daardoor een stuk kouder
moeten zijn, en kappen die met behulp van een apparaat continu op de juiste
koeltemperatuur gehouden kunnen worden. Hiermee is de temperatuur van de hoofdhuid
makkelijker te controleren.
Hoewel bijvoorbeeld in het Tilburgse Elisabeth Ziekenhuis goede ervaringen zijn
opgedaan met de cold caps, wordt deze methode in Nederland (nog) niet op grote
schaal toegepast. Gepensioneerd oncoloog dr. Wim Breed, die zich bezighoudt
met de verbetering van de cold caps, spreekt van een achtergebleven terrein.
Volgens hem wordt de belasting van haaruitval voor patiënten onderschat
en is men vaak niet op de hoogte van de bemoedigende resultaten die elders met
het systeem zijn geboekt (informatiebulletin OncoLogisch, februari 2003).
Een belangrijk probleem van de cold caps, aldus TU/e-onderzoeker Janssen, is
het ‘trial-and-error’-karakter van het systeem en van de studies
die ernaar verricht zijn. “De resultaten zijn erg
wisselend. Soms werkt de hoofdhuidkoeling, soms niet, soms deels. Maar waardoor
dat kómt, weten we niet. Het motto is een beetje van ‘we zien wel
hoe het uitpakt’.” Aspecten die van invloed zijn op het resultaat
van de koeling, zijn de duur en de temperatuur waarop wordt gekoeld. Maar ook
de bevestiging en aansluiting van de kap op de hoofdhuid spelen een rol, evenals
lichamelijke eigenschappen zoals de diepte van de haarwortel en de dikte van
de hoofdhuid van een patiënt, zo legt Janssen uit.
Er is in elk geval behoefte aan een grondige studie. Het belangrijkste doel
van het project, dat afgelopen april aan de TU/e van start ging, is dan ook
om meer inzicht te krijgen in de fysiologische detailaspecten van hoofdhuidkoeling.
“We weten dát die cold caps in veel gevallen werken, maar weten
niet waaróm. Wat gebeurt er precies in die haarwortelcellen als de hoofdhuid
wordt gekoeld? We gaan er vanuit dat er door een lagere temperatuur minder bloed
naar de cellen stroomt, waardoor de toevoer van medicijnen verminderd wordt.
Daarnaast wordt door koeling de reactiesnelheid trager. Dat is hypothetisch.
Op die aannames is dit onderzoek gebaseerd.”
Janssen werd een klein jaar geleden voor het onderzoek benaderd door prof.dr.ir.
Anton van Steenhoven (Werktuigbouwkunde) en dr. Gerard van Leeuwen (Biomedische
Technologie). Janssen zat op dat moment in de laatste fase van zijn studie Werktuigkundige
Medische Technologie, de voorloper van de huidige opleiding en faculteit Biomedische
Technologie (BMT). Voor zijn afstudeeronderzoek werkte de student aan een numeriek
model voor het opwarmen van patiënten en het bijhouden van hun temperatuur
tijdens hartoperaties.
Janssen hoefde naar eigen zeggen niet lang na te denken over het aanbod. Hoewel
zijn beide opa’s zijn overleden aan kanker, was het niet specifiek dit
onderwerp dat de doorslag gaf. Het trok hem vooral om te gaan werken als
assistent in opleiding: “Je hebt veel vrijheid. Je bepaalt in feite zelf
welke kant het onderzoek opgaat en hoe je het benadert”. Voorwaarde was
wel dat de student voor april jongstleden moest afstuderen, want dan zou het
project van start gaan. Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd binnen de sectie
Werktuigkundige Energietechnologie, kreeg financiële steun van het inmiddels
opgeheven SamenwerkingsOrgaan Brabantse Universiteiten (SOBU).
Modules
Janssen heeft het onderzoek, dat nog in de opstartfase verkeert, ruwweg verdeeld
in drie modules: temperatuur en perfusie (doorbloeding) van de hoofdhuid, detailprocessen
en het ontwikkelen van een gedetailleerd numeriek model. Voor het eerste onderdeel
gaat de onderzoeker de effecten van een temperatuursverlaging op de doorbloeding
van de hoofdhuid bestuderen. Hiervoor moeten eerst een meetmethode en bijbehorende
apparatuur worden ontwikkeld. Een mogelijkheid is het meten volgens de Laser-Doppler-methode,
waarmee plaatselijk de microcirculatie van bloed in weefsel kan worden onderzocht.
Hiervoor is vanuit de TU/e contact gelegd met onderzoekers van de Universiteit
Twente, die zich al verder in de methode hebben verdiept.
De tweede module binnen het onderzoek richt zich meer op detailniveau, vertelt
Janssen. “Ik wil gaan bekijken wat de invloed van chemotherapie op de
haarwortelcellen en op de sterkte van het haar is. Hiervoor wil ik onder meer
gaan experimenteren met weefselkweekjes waaraan verschillende concentraties
cytostatica worden toegediend.”
Het derde onderdeel van het onderzoek bestaat uit het maken van een gedetailleerd
numeriek model, waarmee bijvoorbeeld verschillende hoofdhuiddiktes kunnen worden
nagebootst. In deze fase worden in feite de bevindingen uit de andere twee
modules samengebracht, om erachter te komen hoe de koelmethode nu eigenlijk
werkt en op basis hiervan te komen tot verbetering van de cold cap.
Een afbeelding van de dwarsdoorsnede van een haarwortel en een haar. Onderaan
in de haar bevinden zich matrixcellen. Deze maken de eigenlijke haar door zich
voortdurend te delen en vervolgens een specifieke vorm en functie aan te nemen.
Chemotherapie stopt sneldelende cellen, dus ook gezonde cellen zoals de matrixcellen.
Verstoring van deze cellen zorgt ervoor dat de totale structuur van de haar op
een nog onduidelijke manier verandert. Het resultaat is dat een haar daardoor
snel broos wordt en uiteindelijk zal breken of uitvallen, waardoor uiteindelijk
volledige of gedeeltelijke kaalheid ontstaat.
Psycholoog
Janssen werkt voor het project samen met een psycholoog van de Universiteit
van Tilburg. Terwijl de Eindhovense
onderzoeker zich richt op de biofysische aspecten, houdt drs. Marco Mulders
in Tilburg zich bezig met de psychologische kant van het onderwerp, oftewel
de psychische belasting van haaruitval bij kankerpatiënten door chemotherapie.
Janssen: “Hij is er onder meer achtergekomen dat haaruitval bij kankerpatiënten op de vierde plaats staat van de meest belastende bijverschijnselen.
Anderen, ook verplegend personeel en artsen, onderschatten dit vaak. ‘Het
is maar tijdelijk’, zegt men al snel, terwijl het voor sommige patiënten
zelfs een reden is om helemaal geen chemotherapie te nemen”.
Hoewel het onderzoek van Janssen in principe losstaat van dat van zijn Tilburgse
collega, maken ze wel gebruik van elkaars kennis en bevindingen. “Als
we een nieuw systeem willen gaan ontwikkelen, moet dat natuurlijk wel zo prettig
mogelijk zijn voor de patiënt. Wij kunnen wel verzinnen dat een temperatuur
van dertig graden onder nul het meest effectief is, maar misschien is dat wel
heel vervelend voor een patiënt en zal deze het systeem daardoor alsnog
niet gebruiken. Los daarvan is zijn informatie over de ervaringen van patiënten
voor mij een belangrijke motivatie. Als je hoort dat haaruitval voor patiënten
op de vierde plaats van meest belastende bijwerkingen staat, weet je dat dit
een serieus probleem is.”
Ook betrokken bij het onderzoek van Janssen is gepensioneerd oncoloog Wim Breed,
eerder werkzaam in het Eindhovense Catharina-ziekenhuis. Janssen: “Hij
is persoonlijk heel erg geïnteresseerd in hoofdhuidkoeling en de mogelijkheden
ervan. Hij houdt er informatiebijeenkomsten over, heeft contacten met fabrikanten
en streeft ernaar ooit een écht goed product op de markt te
brengen. Vooral de aansluiting van de cold cap op de hoofdhuid houdt hem bezig”.
Kennis
De resultaten van het onderzoek zouden uiteindelijk moeten leiden tot een verbetering
van de bestaande cold caps. Janssen is optimistisch: “Aan het einde van
deze vier jaar is er, denk ik, nog geen heel nieuw apparaat gebouwd, maar zou
in elk geval de kennis voorhanden moeten zijn om de bestaande systemen te verbeteren.
Dan moeten we in elk geval kunnen weten welke behandeling voor wie geschikt
is”.
Rechtstreeks contact met patiënten heeft hij, in tegenstelling tot zijn
Tilburgse collega, vooralsnog niet. “Mogelijk komt dat nog, maar de voorschriften
voor metingen aan proefpersonen zijn heel streng. Of ik het wel zou wíllen?
Zeker, hoewel het ook wel heel confronterend zal zijn. Maar dan zíe je
de mensen voor wie je iets hoopt te kunnen betekenen en daar gaat het toch om.”/.
|