Bij Informatica gebruikt dr.ir. Tom Verhoeff het programma
PEACH om zijn studenten te controleren op kopieergedrag van eerder gemaakte
werkstukken. Hoewel dat niet de hoofdreden was om PEACH in te voeren.
Verhoeff: “PEACH heeft vooral veel organisatorische en administratieve
voordelen. Het maakt de eerste analyse van een opgave en slaat alle gegevens
op in overzichtelijke lijsten, die studenten ook kunnen inzien. Docenten
zien meteen wie iets te laat inlevert, wie doorlopend slecht presteert
of als veel studenten dezelfde opgave fout maken. Dat kun je weer bij
je lesvoorbereiding gebruiken”.
Wat niet wil zeggen dat PEACH voor alle vakken geschikt
is. Bij Verhoeff schrijven studenten vaak computerprogramma’s en
die zijn makkelijk te controleren op kopiëren. Bij essays ligt dat
moeilijker, hoewel er inmiddels programma’s zijn die op tekst
en inhoud controleren. PEACH verricht de eerste controle, bij twijfel
controleert de docent verder. “Een derdejaars had een essay ongevraagd
in het Engels gemaakt in bijna vlekkeloos Engels. Een collega had dezelfde
ervaring, met dezelfde student. Terwijl werkstukken meestal erg slecht
zijn, zowel taalkundig als de opbouw van het betoog. Je denkt dan dat
er sprake is van fraude, maar dat is een indruk. Die is soms moeilijk
te onderbouwen. We namen aan dat de student wel talent had voor schrijven
in het Engels. Zijn schriftelijk tentamen in het Nederlands zat taalkundig
ook goed in elkaar en op internet kon ik geen origineel vinden. We hebben
met hem gesproken en hij kwam met een andere uitleg. Die overtuigde ons
niet, maar we zaten daarna vast. Van een andere student kon mijn collega
op internet wél achterhalen dat hij van drie teksten één
werkstuk had gemaakt, daarbij pogend de sporen van kopiëren uit te
wissen. Hij had wel een eigen inleiding, maar gaf géén bronvermelding
en dat mag dus niet”, aldus Verhoeff.
Bij Informatica worden eerstejaars duidelijk geïnstrueerd over de
gebruikte controlemethoden. Desalniettemin kunnen sommige studenten de
kopieerdrift niet weerstaan. De meest genoemde redenen zijn volgens Verhoeff
redelijk onschuldig: ‘te weinig tijd’ en ‘met een vriend
samen gedaan’. Volgend jaar gaat Verhoeff de richtlijnen voor essays
aanscherpen. Studenten moeten een duidelijk doel aangeven en ze moeten
echt bewijs leveren, inclusief verwijzingen naar betrouwbare bronnen.
Verhoeff: “Regelmatig krijg ik alleen webadressen, met het argument
‘dat het bij OGO zo wél mag’. Nou, bij mij niet, want
dan ligt de bewijslast bij wetenschappelijke verhandelingen weer bij de
lezer en dat is niet de bedoeling”.
Straf
Bij de capaciteitsgroepen Bedrijfskunde en TeMa worden verhoudingsgewijs
veel werkstukken gemaakt. Volgens Mirjam Sannes, secretaris van de examencommissie
Bedrijfskunde, wordt hier twee à drie keer jaar iemand betrapt
op kopieerfraude, meestal eerstejaars. De controle gebeurt vooral door
hun werk te vergelijken met eerder gemaakte werkstukken, en soms met internet.
Sannes: “Sommige docenten controleren standaard, anderen alleen
bij twijfel. Bijvoorbeeld als er rare aannames in een werkstuk zitten.
Bij bepaalde vakken moeten studenten modellen maken en daar valt plagiaat
al snel op”.
De zwaarste straf is een jaar uitsluiting van het vak. Dat wordt als ‘niet
gemaakt’ beschouwd, dus dat moet worden overgedaan. De hoogte van
de straf hangt af van de reden en de zwaarte van de overtreding.
Sannes: “Ook bij groepswerk kan één student iets gekopieerd
hebben. Dan nog is de hele groep aansprakelijk, al wordt die ene student
zwaarder gestraft. Fraudeurs moeten voor de examencommissie verschijnen
en dan schrikken ze wel. Het geeft de nodige spanningen en emoties en
het wordt snel rondgebazuind. Leuk is het dus allemaal niet”.
Een van de problemen is volgens Sannes dat veel studenten het weglaten
van bronvermeldingen geen fraude vinden. Daar is mr.dr.ir. Lambèr
Royakkers, voorzitter van de examencommissie van TeMa, het niet helemaal
mee eens. “Vaak weten ze verdomd goed dat het plagiaat is, alleen
bij plaatjes die ze ter illustratie gebruiken, herkennen ze het niet als
zodanig. Soms zijn studenten echt naïef. Bijvoorbeeld als ze een
citaat of idee zelf anders formuleren, zonder bronvermelding. Dat is duidelijk
plagiaat en als je doorvraagt, begrijpen ze dat ook wel. Ze realiseren
zich echter niet altijd dat het werkstuk juist sterker wordt met bronvermeldingen.”
Royakkers heeft als examencommissievoorzitter dit studiejaar drie keer
met
kopieerfraude te maken gehad. Zelf weigert hij om alle werkstukken te
controleren; dit doet hij alleen bij een vermoeden van plagiaat. Liever
werkt hij preventief door studenten persoonlijk te begeleiden. Royakkers:
“Zo heb ik zicht op de opzet en voortgang van het werkstuk voordat
ze het moeten presenteren. Als je over een deelonderwerp doorvraagt, blijkt
meestal al snel of iemand iets gekopieerd heeft. Ik geef ook specifieke
opdrachten, waarbij studenten moeten aangeven welke wetenschappelijke
artikelen ze gebruikt hebben. Bij internetbronnen moeten ze duidelijk
aangeven waarom die betrouwbaar zijn. Het hoort gewoon bij een goede academische
vorming om duidelijk te maken wat plagiaat is en waarom het verkeerd is”.
Instructie
Prof.dr. Rob Kusters, die bij Technische Bedrijfskunde een colloquium
over plagiaat heeft gehouden, pleit voor een duidelijke instructie over
plagiaat voor eerstejaars. “Bij veel medewerkers leeft het in de
marge. Het zou goed zijn als je dat structureel aanpakt, want studenten
weten vaak niet eens hoe ze een goed werkstuk moeten maken, dus ook niet
wanneer en hoe ze iets moeten citeren. Ik heb begrepen dat onderwijsdirecteuren
het onderwerp internet-kopiëren inmiddels hebben opgepikt en dat
dit volgend jaar TU/e-breed meer aandacht krijgt. Als je materiaal van
anderen gebruikt, moet je dat expliciet aangeven, zo eenvoudig is het.”
Over internetadressen als bron is Kusters uiterst sceptisch: “De
belangrijkste vraag is hoe betrouwbaar en van welke kwaliteit een bron
is. Als die naar gereviewde papers verwijst, zit het meestal wel goed,
maar internetbronnen zijn vaak niet te controleren op kwaliteit. Websites
verwijzen bijvoorbeeld vaak naar papers van adviesbureaus. Ook de continuïteit
is vaak een probleem; als je sites wilt controleren, zijn ze regelmatig
verdwenen. Terwijl bronnen van heel goede kwaliteit moeten zijn, willen
ze bewijskracht hebben, of het nu boeken of websites zijn. Het beste is
om basis- of handboeken te gebruiken, daarvan is de
kwaliteit in het algemeen geaccepteerd. We leiden studenten op als wetenschappelijk
ingenieur en dan moeten ze leren dat alles wat ze beweren moet kloppen”./.
Voor het colloquium heeft Kusters onder meer gebruik
gemaakt van een artikel van universitair docent Robert Harris. Die beschrijft
het maken van werkstukken in het wetenschappelijk onderwijs, met als onderdeel
een aantal anti-plagiaat strategieën. Hij geeft zowel richtlijnen
waarmee docenten rekening kunnen houden in de colleges als tips om kopieerfraude
bij studenten te voorkomen. Het artikel is te vinden op http://www.virtualsalt.com/antiplag.htm.
|