Onderwijs

Onschuldige kopieerdrift of onacademisch gedrag?

Plagiaat/Gerard Verhoogt
Illustratie/Paul Weehuizen

Bij Informatica gebruikt dr.ir. Tom Verhoeff het programma PEACH om zijn studenten te controleren op kopieergedrag van eerder gemaakte werkstukken. Hoewel dat niet de hoofdreden was om PEACH in te voeren. Verhoeff: “PEACH heeft vooral veel organisatorische en administratieve voordelen. Het maakt de eerste analyse van een opgave en slaat alle gegevens op in overzichtelijke lijsten, die studenten ook kunnen inzien. Docenten zien meteen wie iets te laat inlevert, wie doorlopend slecht presteert of als veel studenten dezelfde opgave fout maken. Dat kun je weer bij je lesvoorbereiding gebruiken”.

Wat niet wil zeggen dat PEACH voor alle vakken geschikt is. Bij Verhoeff schrijven studenten vaak computerprogramma’s en die zijn makkelijk te controleren op kopiëren. Bij essays ligt dat moeilijker, hoewel er inmiddels programma’s zijn die op tekst en inhoud controleren. PEACH verricht de eerste controle, bij twijfel controleert de docent verder. “Een derdejaars had een essay ongevraagd in het Engels gemaakt in bijna vlekkeloos Engels. Een collega had dezelfde ervaring, met dezelfde student. Terwijl werkstukken meestal erg slecht zijn, zowel taalkundig als de opbouw van het betoog. Je denkt dan dat er sprake is van fraude, maar dat is een indruk. Die is soms moeilijk te onderbouwen. We namen aan dat de student wel talent had voor schrijven in het Engels. Zijn schriftelijk tentamen in het Nederlands zat taalkundig ook goed in elkaar en op internet kon ik geen origineel vinden. We hebben met hem gesproken en hij kwam met een andere uitleg. Die overtuigde ons niet, maar we zaten daarna vast. Van een andere student kon mijn collega op internet wél achterhalen dat hij van drie teksten één werkstuk had gemaakt, daarbij pogend de sporen van kopiëren uit te wissen. Hij had wel een eigen inleiding, maar gaf géén bronvermelding en dat mag dus niet”, aldus Verhoeff.
Bij Informatica worden eerstejaars duidelijk geïnstrueerd over de
gebruikte controlemethoden. Desalniettemin kunnen sommige studenten de kopieerdrift niet weerstaan. De meest genoemde redenen zijn volgens Verhoeff redelijk onschuldig: ‘te weinig tijd’ en ‘met een vriend samen gedaan’. Volgend jaar gaat Verhoeff de richtlijnen voor essays aanscherpen. Studenten moeten een duidelijk doel aangeven en ze moeten echt bewijs leveren, inclusief verwijzingen naar betrouwbare bronnen. Verhoeff: “Regelmatig krijg ik alleen webadressen, met het argument ‘dat het bij OGO zo wél mag’. Nou, bij mij niet, want dan ligt de bewijslast bij wetenschappelijke verhandelingen weer bij de lezer en dat is niet de bedoeling”.

Straf
Bij de capaciteitsgroepen Bedrijfskunde en TeMa worden verhoudingsgewijs veel werkstukken gemaakt. Volgens Mirjam Sannes, secretaris van de examencommissie Bedrijfskunde, wordt hier twee à drie keer jaar iemand betrapt op kopieerfraude, meestal eerstejaars. De controle gebeurt vooral door hun werk te vergelijken met eerder gemaakte werkstukken, en soms met internet.
Sannes: “Sommige docenten controleren standaard, anderen alleen bij twijfel. Bijvoorbeeld als er rare aannames in een werkstuk zitten. Bij bepaalde vakken moeten studenten modellen maken en daar valt plagiaat al snel op”.
De zwaarste straf is een jaar uitsluiting van het vak. Dat wordt als ‘niet gemaakt’ beschouwd, dus dat moet worden overgedaan. De hoogte van de straf hangt af van de reden en de zwaarte van de overtreding.
Sannes: “Ook bij groepswerk kan één student iets gekopieerd hebben. Dan nog is de hele groep aansprakelijk, al wordt die ene student zwaarder gestraft. Fraudeurs moeten voor de examencommissie verschijnen en dan schrikken ze wel. Het geeft de nodige spanningen en emoties en het wordt snel rondgebazuind. Leuk is het dus allemaal niet”.
Een van de problemen is volgens Sannes dat veel studenten het weglaten van bronvermeldingen geen fraude vinden. Daar is mr.dr.ir. Lambèr Royakkers, voorzitter van de examencommissie van TeMa, het niet helemaal mee eens. “Vaak weten ze verdomd goed dat het plagiaat is, alleen bij plaatjes die ze ter illustratie gebruiken, herkennen ze het niet als zodanig. Soms zijn studenten echt naïef. Bijvoorbeeld als ze een citaat of idee zelf anders formuleren, zonder bronvermelding. Dat is duidelijk plagiaat en als je doorvraagt, begrijpen ze dat ook wel. Ze realiseren zich echter niet altijd dat het werkstuk juist sterker wordt met bronvermeldingen.” Royakkers heeft als examencommissievoorzitter dit studiejaar drie keer met kopieerfraude te maken gehad. Zelf weigert hij om alle werkstukken te controleren; dit doet hij alleen bij een vermoeden van plagiaat. Liever werkt hij preventief door studenten persoonlijk te begeleiden. Royakkers: “Zo heb ik zicht op de opzet en voortgang van het werkstuk voordat ze het moeten presenteren. Als je over een deelonderwerp doorvraagt, blijkt meestal al snel of iemand iets gekopieerd heeft. Ik geef ook specifieke opdrachten, waarbij studenten moeten aangeven welke wetenschappelijke artikelen ze gebruikt hebben. Bij internetbronnen moeten ze duidelijk aangeven waarom die betrouwbaar zijn. Het hoort gewoon bij een goede academische vorming om duidelijk te maken wat plagiaat is en waarom het verkeerd is”.

Instructie
Prof.dr. Rob Kusters, die bij Technische Bedrijfskunde een colloquium over plagiaat heeft gehouden, pleit voor een duidelijke instructie over plagiaat voor eerstejaars. “Bij veel medewerkers leeft het in de marge. Het zou goed zijn als je dat structureel aanpakt, want studenten weten vaak niet eens hoe ze een goed werkstuk moeten maken, dus ook niet wanneer en hoe ze iets moeten citeren. Ik heb begrepen dat onderwijsdirecteuren het onderwerp internet-kopiëren inmiddels hebben opgepikt en dat dit volgend jaar TU/e-breed meer aandacht krijgt. Als je materiaal van anderen gebruikt, moet je dat expliciet aangeven, zo eenvoudig is het.”
Over internetadressen als bron is Kusters uiterst sceptisch: “De belangrijkste vraag is hoe betrouwbaar en van welke kwaliteit een bron is. Als die naar gereviewde papers verwijst, zit het meestal wel goed, maar internetbronnen zijn vaak niet te controleren op kwaliteit. Websites verwijzen bijvoorbeeld vaak naar papers van adviesbureaus. Ook de continuïteit is vaak een probleem; als je sites wilt controleren, zijn ze regelmatig verdwenen. Terwijl bronnen van heel goede kwaliteit moeten zijn, willen ze bewijskracht hebben, of het nu boeken of websites zijn. Het beste is om basis- of handboeken te gebruiken, daarvan is de
kwaliteit in het algemeen geaccepteerd. We leiden studenten op als wetenschappelijk ingenieur en dan moeten ze leren dat alles wat ze beweren moet kloppen”./.

Voor het colloquium heeft Kusters onder meer gebruik gemaakt van een artikel van universitair docent Robert Harris. Die beschrijft het maken van werkstukken in het wetenschappelijk onderwijs, met als onderdeel een aantal anti-plagiaat strategieën. Hij geeft zowel richtlijnen waarmee docenten rekening kunnen houden in de colleges als tips om kopieerfraude bij studenten te voorkomen. Het artikel is te vinden op http://www.virtualsalt.com/antiplag.htm.