Interview/ Frans Goossens

“Zeven kleuren stront scheet ik de eerste keer”

Monique van de Ven
Foto: Peter Spijker

Al ruim een kwart eeuw is hij vrijwillig de ‘bad guy’. Frans Goossens, medewerker van de BedrijfsHulpVerlening van de TU/e, is een paar keer per week actief als pakwerker -ofwel helper- bij een politiehondenvereniging. De pakwerker is, simpel gesteld, de figuur in het dikke pak waar aankomende politie- of werkhonden maar al te gretig achteraan gaan. Zo zelfverzekerd als Goossens nu over het grasveld loopt, was hij bij zijn debuut overigens niet. “Zeven kleuren stront scheet ik de eerste keer, zó bang was ik.”

Goossens kwam eind jaren zeventig in aanraking met de politiehondendressuur. “Tijdens het trimmen door de bossen kwam ik wel eens langs een
hondenterreintje. Je gaat eens kijken, maakt een praatje en zo is mijn belangstelling ontstaan.” Goossens liet er geen gras over groeien en schafte zelf een hond aan. Zijn dressuurambities werden echter snel de kop ingedrukt: de gekochte bouvier bleek namelijk niet geschikt voor de training. “Ik had er toen nog helemaal geen verstand van”, verklaart hij lachend. Niet dat de bouvier direct het veld moest ruimen: “Die hebben we tot zijn einde bij ons gehad als huis-, tuin- en keukenhond. Maar trainen zat er niet in”. De meest geschikte honden om af te richten, zijn Mechelse herders, vertelt Goossens. “Ze zijn werklustig, intelligent en betrouwbaar.” Zelf heeft hij er later nog twee gehad waarmee hij heeft getraind. Doel van een politiehondenvereniging zoals PHC Welschap in Eindhoven, waarvan Goossens lid is, is honden af te richten voor het werk als politiehond, objectbewakingshond of speurhond. De bedoeling is dat een hond, na een intensief trainingstraject, op de keuring zoveel mogelijk punten haalt en een certificaat in de wacht sleept. De honden worden getraind op diverse onderdelen, waaronder de schijnaanval, het bewaken van een voorwerp, het weigeren van voedsel, springen en zwemmen. Goossens’ favoriete onderdeel is ‘wijze van achtervolgen’. De bedoeling is dat de hond de ‘bad guy’ opspoort, bewaakt en probeert te voorkomen dat hij vlucht. En die ‘bad guy’ is Goossens met liefde. Zeker meer dan tweeduizend keer hees hij zichzelf in het dikke, zo’n 35 kilo wegende pak. “Het is schitterend om zo’n dier, samen met de geleider, op een bepaald niveau te krijgen. In mijn geval, als helper, betekent dat dat ik veel gebeten wordt, ook op momenten dat ik niet gebeten moet worden. Maar ik zeg altijd maar: pijn is fijn. Eigenlijk vóel ik de pijn niet eens.” De eerste keer dat Goossens zichzelf in het pak stak, was minder heldhaftig. “Ik zag die hond aankomen en ben vlug achter een collega gaan staan; ik had echt schrik. Je hebt weliswaar zo’n pak aan, maar dat neemt niet weg dat de gaten na sommige beten in je armen of benen staan.”
Via de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging behaalde de beveiligingsmedewerker tevens zijn pakwerkersdiploma. Tot 45-jarige leeftijd mag een erkend pakwerker bij keuringen en dergelijke optreden, daarna niet meer. De net vijftig geworden Goossens denkt er echter niet over om bij de club met het helperswerk te stoppen. “Ik doe het graag en wil het blijven doen zolang ik het kan. In principe worden de ouderen van het helperswerk verschoond, maar ik wíl dat pak aan, klaar. Er wordt met mij dus geen rekening gehouden; ik hou wel rekening met mezelf.”
Dat betekent dat Goossens flink aan zijn fysiek moet blijven werken. Bovendien, zo zegt hij: “Blauwe plekken genezen toch wat sneller als je jonger bent. Vroeger was ik een blauwe plek binnen een paar dagen kwijt; nu duurt dat een week”. Goossens heeft als pakwerker ook een aantal littekens opgelopen. Daarbij is hij eens in zijn handen gebeten, een keer in zijn wenkbrauw en een keer in zijn… jawel. “Bij een wedstrijd is er één recht op mijn huishouden gevlogen. Ik droeg wel een tok, maar toch. Dat heb ik zeker wel even gevoeld.”
Gevaarlijk is het pakwerkersvak volgens Goossens niet. “Natuurlijk moet je wel weten waar je mee bezig bent, geconcentreerd blijven en inzicht hebben. Je kunt wel in je pak bij een boom gaan staan en wat gaan staan roepen, maar bij mij wéét zo’n hond: ‘Verdomme, de Goos staat in dat pak’.” Zijn vrouw heeft volgens de beveiliger geen moeite met zijn passie. “Zij maakt zich pas zorgen als ik een keer níet naar de club zou gaan.”/.