Bestuur/Beleid

NVAO-voorzitter Karl Dittrich:

“Machogedrag Tweede Kamer leidde tot te strenge accreditatie”

Karl Dittrich/Hein Cuppen & Thijs den Otter (HOP)
Foto/Hans Stakelbeek

Het accreditatiestelsel is te streng, vindt NVAO-voorzitter Karl Dittrich. De harde lijn die de onderwijskeurmeester op last van de Tweede Kamer volgt, zorgt voor defensief gedrag bij hogescholen en universiteiten. “Na elk negatief oordeel gaat er een golf van angst door het hoger onderwijs.”

 

Geen misverstand: Dittrich vindt de accreditatie in het hoger onderwijs een goed en logisch vervolg op de visitaties oude stijl. Het nieuwe stelsel is volgens hem verrassend snel geland in het hoger onderwijs. “Er zijn in het begin wel protesten geweest tegen de toegenomen kosten, maar fundamentele kritiek bleef uit.” Toch is Dittrich niet blind voor de tekortkomingen van het nieuwe stelsel. “Door de gebrekkige herkansingsmogelijkheden is de accreditatie nu te scherp en de publieke ‘verbeterfunctie’ te gering.” Een opleiding die niet door de keuring komt, krijgt weliswaar formeel de mogelijkheid om zich binnen een jaar opnieuw te laten accrediteren, maar mag intussen geen nieuwe studenten aannemen. Op die manier kan een afkeuring de onmiddellijke nekslag betekenen. Dittrich noemt deze bepaling ‘ongelooflijk zwaar’ en een ongewenst gevolg van het ‘machogedrag’ van de Tweede Kamer die destijds een streng stelsel wenste. “Je zag het toen wij voor het eerst een opleiding afkeurden. Er ging er een golf van angst door het hoger onderwijs. Daardoor werd iedereen nog voorzichtiger dan hij al was, ging men nog meer bewijs leveren, nog meer papier produceren. Na de eerste accreditatieronde volgen er daarom wat ons betreft onder meer op dit punt aanpassingen.”

Giga-klus
De NVAO werkt aan een giga-klus. Op 1 januari 2010 moet duidelijk zijn hoeveel van de circa 3500 geregistreerde bachelor- en masteropleidingen bestaansrecht hebben. Van ruim vijfhonderd opleidingen liep de oude erkenning eind december af. Zo’n honderd daarvan zijn naar nu blijkt niet voorgedragen voor accreditatie. Het betreft merendeels ‘slapende’ opleidingen, die eind jaren negentig vaak uit concurrentieoverwegingen zijn geregistreerd door een hogeschool of universiteit, maar die feitelijk nooit van start zijn gegaan. Zij verdwijnen automatisch uit het hoger-onderwijsregister, dat stapsgewijs wordt opgeschoond. Van de resterende opleidingen kregen er tot nu toe 394 groen licht. Anders dan in het oude visitatiestelsel zijn ze eerst onder de loep genomen door een visiterende en beoordelende instantie (vbi), die door henzelf is in- gehuurd. Mede op basis van de rapporten die zo’n vbi schrijft, velt de NVAO over elke opleiding haar eigen oordeel.
“Een positief vbi-rapport volgen we beslist niet automatisch”, verzekert Dittrich. “Bij elke visitatie gaan we zelf na of het onderzoek voldeed, of het panel van deskundigen goed was samengesteld en of we het vbi-oordeel kunnen onderschrijven.” Hoewel de vbi’s een commerciële relatie hebben met de opleidingen, denkt Dittrich niet dat dit ten koste gaat van de betrouwbaarheid van het stelsel. “De vbi’s hebben een niet te benijden positie. Ze zitten tussen hamer en aambeeld. Enerzijds willen de opleidingen die hen inhuren een zo gunstig mogelijke beoordeling, anderzijds houden wij elke conclusie die ze trekken uitvoerig tegen het licht. Maken ze fouten, dan lopen ze het risico te worden afgevoerd van de lijst van zes vbi’s die volgens ons aan de eisen voldoen.”

Rollator-panels
De praktijk wijst volgens hem uit dat de vbi’s regelmatig een negatief oordeel vellen en voldoende hard zijn voor hun klanten. “Een grijs gebiedje zal er altijd wel zijn, maar dat gold ook voor de landelijke visitatiecommissies-oude-stijl. En dat de deskundigen in de vbi-panels een diner en een mooi flesje wijn krijgen aangeboden, dat gebeurde vroeger toch ook?”
Dittrich vindt het wel zorgelijk dat het aantal benodigde deskundigen meer dan verdubbeld is nu de landelijke visitatie is verdwenen en elke opleiding haar eigen vbi inhuurt. “Het wordt steeds moeilijker om mensen te strikken die nog een link hebben met de dagelijkse praktijk. Daardoor zie je in de deskundigencommissies veel gepensioneerden en emeriti.” Die doen het doorgaans prima, stelt Dittrich. “Maar we moeten wel waken voor rollator-panels die er een ‘vroeger-was-alles-beter-houding’ op nahouden. Vooral vernieuwende opleidingen kunnen daar last van hebben.”
De NVAO keurde tot dusverre twintig van de vijfhonderd vbi-rapporten af. Meestal omdat het rapport op onderdelen niet deugde en een eindoordeel over de opleiding niet mogelijk was. Onlangs gebeurde dit met drie rapporten over de informaticaopleidingen van Saxion Hogescholen. Dittrich: “Aan de hand daarvan konden we niet precies beoordelen of het personeelsbeleid van de opleidingen, dat bij een eerder visitatie zware kritiek had gekregen, nu wel in orde was. De vbi vertrouwde er op dat de in gang gezette verbeteringen tot resultaat zouden leiden, maar wij willen het bewijs zien. Dat hoeft in principe niets te zeggen over de kwaliteit van de opleiding zelf. Maar het betekent wel dat het rapport op dat onderdeel over moet. Zo’n instelling krijgt daar een jaar de tijd voor.”
Lastiger is het volgens Dittrich als het rapport wel deugt, maar de NVAO twijfelt aan het oordeel van de vbi. “Wij stellen dan zelf een commissie van deskundigen samen die op onderdelen nader onderzoek doet. Op basis daarvan nemen we een definitief besluit.” Aanvullend onderzoek van zeven zogeheten verificatiecommissies resulteerde tot nog toe in één afkeuring: de opleiding sociaal pedagogische hulpverlening van de Christelijke Hogeschool Nederland.
Ten slotte zijn er acht opleidingen die “vrijwel allemaal” door hun eigen vbi zijn afgekeurd. Die hebben van de NVAO alvast een ‘voornemen tot negatief besluit’ ontvangen, dat uit formele overwegingen nog niet openbaar wordt gemaakt.

Belemmeringen
In totaal lijkt de NVAO in het eerste accreditatiejaar tien tot veertien opleidingen te zullen afkeuren, waaronder de niet-bekostigde Vrije Muziek-Akademie van de antroposofische Hogeschool Helicon in Zeist. Dittrich kan alvast verklappen dat ook de andere slachtoffers merendeels particulier zijn. De NVAO maakt zich zorgen om de kwaliteit van de commerciële opleidingen. “Tot nu toe zijn we weliswaar een paar juweeltjes tegengekomen, maar dat waren wel uitzonderingen”, verzucht hij. “Een aantal particulieren is nog niet gewend aan een regelmatige kwaliteitsmeting en dat merk je aan het niveau. Ze schieten over de volle breedte te kort. Ze moeten natuurlijk winst maken en investeren vaak niet genoeg in hun onderwijs.”
Volgens Dittrich wreekt zich dat het ministerie van OCW in de tweede helft van de jaren negentig veel te coulant is geweest. “De particulieren hoefden voor een erkenning als instelling -de zogeheten ‘aanwijzing’- maar één opleiding voor beoordeling voor te leggen aan de inspectie. Als dat globaal in orde was, kon de instelling zo veel opleidingen starten als ze wilde.”
Gezien de eerste accreditatie-ervaringen lijkt het hem geen goed idee om de huidige belemmeringen voor nieuwe particuliere aanbieders op te heffen en de hoger-onderwijsmarkt open te breken. “Laat als nieuwe instelling eerst maar eens drie jaar zien of je echt zo goed bent als je beweert.”

Steekproeven
Het staat nog te bezien of de NVAO en de vbi’s er in zullen slagen om de accreditatieaanvragen van de resterende 3000 opleidingen voor 2010 te verwerken. De afspraak tussen de universiteiten om met maar één vbi te werken staat onder druk. De QANU, voortgekomen uit de visitatieafdeling van de VSNU, kan de grote vraag nauwelijks aan. De Universiteit Leiden overweegt daarom ook andere vbi’s in te schakelen. Dittrich ziet geen bezwaar. “Daarmee doet Leiden precies wat de wetgever heeft beoogd. Het staat de opleidingen vrij een eigen vbi te kiezen. Dat kan ook een buitenlandse vbi zijn.”
Net als staatssecretaris Rutte vindt Dittrich het niet zinvol om in de tweede accreditatieronde op dezelfde voet verder te gaan. Hij steunt het idee om dan instellingsaccreditatie in te voeren: “Als alle opleidingen gekeurd zijn en het register is op orde, kunnen de hogescholen en universiteiten het in beginsel overnemen. Via steekproeven kunnen wij dan controleren of alles wel goed gaat. Zeker als we bijvoorbeeld via studentenoordelen de indruk krijgen dat er iets fout zit. Kunnen de instellingen de onderwijskwaliteit niet garanderen, dan vervalt hun accreditatie.”/.

De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) bewaakt de kwaliteit van het hoger onderwijs. Alleen als een opleiding ‘NVAO-geaccrediteerd’ is, komt ze in aanmerking voor overheidsbekostiging en kunnen de studenten studiefinanciering aanvragen. In het oude visitatiesysteem kregen verwante opleidingen allemaal bezoek van dezelfde commissie. Daardoor kon je de onderwijskwaliteit van opleidingen met elkaar vergelijken. Dat was overzichtelijk, maar deed volgens de instellingen onvoldoende recht aan de verschillen onderling. Tegenwoordig mogen universiteiten en hogescholen commerciële bureaus inhuren om hun opleidingen door te lichten. De NVAO beoordeelt de rapportages van die bureaus.