Achtergrond

TU/e-ambassadeurs in het buitenland

Buitenlandse alumni/Elke van Cassel
Illustratie/David Ernst


De TU/e heeft internationalisering hoog in het vaandel staan, maar de nadruk ligt vooralsnog op internationale studentenwerving. De toenemende instroom van internationale studenten zal de komende jaren leiden tot een groeiend aantal internationale alumni die een belangrijke rol kunnen vervullen bij de studentenwerving, het regelen van stages en afstudeerplaatsen en het opzetten van samenwerkingverbanden in het land van herkomst.
Het aanhalen van de banden met internationale alumni staat weliswaar op de agenda, maar tot veel concrete initiatieven heeft dit nog niet geleid.

De TU/e telt op dit moment 846 afgestudeerden met een buitenlandse nationaliteit -437 studenten en 409 TOIO’s;
technologisch ontwerpers in opleiding- op een totaal van 26.380 alumni. Ook promovendi gelden als alumni. Hoeveel gepromoveerden met een buitenlandse nationaliteit er zijn, is echter niet bekend. Wel is duidelijk dat het aantal internationale studenten en dus ook het aantal internationale alumni met de invoering van het bachelor-masterstelsel en een toenemend aantal Engelstalige opleidingen de komende jaren verder zal toenemen.
“De TU/e hecht veel belang aan het onderhouden van contacten met haar internationale alumni”, zegt dr. Karen Ali, hoofd van het International Relations Office (IO) en het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU). “Het onderhouden van die contacten vormt onderdeel van het internationaliseringsbeleid van de TU/e. Alumni zijn de ambassadeurs van de universiteit.” Het STU ontwikkelt op dit moment een aantal initiatieven op dit gebied. “Alumni ondersteunen de TU/e bij onderwijsbeurzen in het buitenland, bijvoorbeeld in China. Zij geven daar voorlichting aan potentiële studenten.”
Met de oprichting van het Alumnibureau in de zomer van 2004 heeft het alumnibeleid van de TU/e een belangrijke impuls gekregen. Momenteel richt het Alumnibureau zich met name op de organisatie van de Alumni Lustrumdag op vrijdag 21 april aanstaande en het actualiseren van de database waarin de gegevens van alumni worden bijgehouden. Alumni officer drs. Joost van den Brekel wijst erop dat het achterhalen en bijhouden van contactgegevens een obstakel vormt in het onderhouden van contacten met internationale alumni. In de centrale database wordt wel het geboorteland aangegeven, maar niet de nationaliteit. “Het is lastig om contact te houden als afgestudeerden zich verspreiden over de hele wereld en het is vrijwel onmogelijk ze naar Nederland te halen voor alumnibijeenkomsten.”
Als één van de meest internationale alumniverenigingen van de TU/e loopt ook USINET, de alumnivereniging van het postdoctorale User-System Inter-action (USI)-programma, tegen dit probleem aan. “Ongeveer dertig van onze leden wonen in het buitenland”, zegt voorzitter drs. Olha Bondarenko. “Voor hen is het moeilijk activiteiten bij te wonen. Als we een grootschalig evenement organiseren, komen sommigen wel, maar voor een lezing of een borrel zullen ze niet snel overvliegen. Daarom besteden we extra veel aandacht aan onze website. We zorgen dat de informatie actueel is en dat er regelmatig nieuwe items worden gepost. We hebben ook een digitale nieuwsbrief die twee keer per jaar aan de leden wordt verstuurd en er is een forum waarop leden elkaar kunnen ontmoeten, evenals een mailinglist.”

Alumninet
Het recent geheel vernieuwde Alumninet heeft een soortgelijke functie op centraal niveau. Met deze interactieve website kunnen alumni zelf hun gegevens wijzigen, een persoonlijke pagina aanmaken en contact zoeken met studiegenoten. Juist voor alumni in het buitenland is deze online gemeenschap interessant. “Het is de bedoeling dat het Alumninet op termijn ook beschikbaar wordt in het Engels”, zegt Van den Brekel, “maar dat heeft niet de hoogste prioriteit. Voor buitenlandse alumni die hier een aantal jaren hebben gewoond, zou het registeren in het Nederlands geen probleem moeten zijn”.
Bondarenko geeft aan dat dit niet vanzelfsprekend is: “De meerderheid van onze leden komt uit het buitenland en het USI-programma is volledig in het Engels. Wij hanteren dan ook Engels als standaard-taal. Ik begrijp dat dit voor de universiteit als geheel niet vanzelfsprekend is, maar ik was wel verrast te horen dat de forumdiscussie op de Alumnidag geheel in het Nederlands zal zijn. Dat is een grote bijeenkomst waarin ook internationale alumni geïnteresseerd zijn. Onze leden zouden er zeker naartoe gaan als het programma in het Engels was”.
“Het aantrekken van de banden met internationale alumni staat wel op de agenda”, zegt dr.ir. Harmen Kragt, directeur van het Alumnibureau. In het najaar zal het Alumnibureau de aandacht op de buitenlandse alumni gaan richten, in samenwerking met het STU. Bondarenko is ervan overtuigd dat er vanzelf meer initiatieven zullen komen vanuit de internationale alumni zelf: “Dit soort initiatieven moet groeien. Als er behoefte aan is, zullen individuele alumni en alumniverenigingen er werk van maken”. Een belangrijke taak voor het Alumnibureau ligt in het ondersteunen van zulke initiatieven.

Landelijk
Tijdens het Landelijk Overleg Alumni-officers (LOA) op 24 maart werden ervaringen uitgewisseld over het internationale alumnibeleid van de Nederlandse universiteiten. Een aantal universiteiten heeft regiokringen opgezet in het buitenland. De Universiteit Maastricht bijvoorbeeld heeft regiokringen in Brussel, Londen, New York en Düsseldorf. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft kringen in onder andere Spanje, Italië, Zwitserland, Indonesië en de VS. “Eén van de vruchten van de LOA-bijeenkomsten”, zegt Van den Brekel, “is dat universiteiten die een alumnibijeenkomst organiseren in het buitenland collega-universiteiten uitnodigen om daarbij aan te sluiten”.
Ook de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs, houdt zich in toenemende mate bezig met internationaal alumnibeleid. De organisatie ondersteunt onder andere de Netherlands Alumni Associations (NAA’s) in verschillende landen. Deze verenigingen staan open voor alle alumni die hebben gestudeerd aan één van de hoger-onderwijs-instellingen in Nederland. Hoewel hij aangeeft dat dit initiatief door de universiteiten zeer wordt gewaardeerd, benadrukt Van den Brekel dat het universitaire alumnibeleid er in de eerste plaats op is gericht “om de eigen buitenlandse alumni aan de eigen universiteit te binden”.
“De Nuffic wil vooral een ondersteunende rol spelen, zegt beleidsmedewerker drs. Arne Stoffer. De organisatie ontwikkelt momenteel plannen voor een overkoepelende website via welke alumni, hoger-onderwijsinstellingen, overheid en bedrijfsleven met elkaar in contact kunnen komen. “We willen de universiteiten zeker geen aanpak voorschrijven”, zegt Stoffer. “We willen op basis van onze kennis en ervaring advies geven en verschillende partijen bij elkaar brengen. De universiteiten moeten zeker hun eigen internationale alumnibeleid blijven ontwikkelen, maar op sommige gebieden is het efficiënter om samen te werken. Er komen bijvoorbeeld maar heel weinig studenten uit Afghanistan naar Nederland. Als de TU/e daar alléén iets voor gaat opzetten, loont dat niet, maar als alle hoger-onderwijsinstellingen samen iets organiseren wél. Omdat wij een netwerk hebben in de betreffende landen, kunnen wij een belangrijke rol spelen in het ondersteunen van zulke initiatieven.”/.

“Ik neem zelf contact op met andere alumni”
“Ik denk dat je als buitenlandse alumnus een andere band hebt met de universiteit”, zegt Seva Nefedov (31) uit Rusland. Hij was van 1997 tot 2001 promovendus bij Technische Wiskunde. Daarna werkte hij nog twee jaar aan de TU/e als postdoc. “Als promovendus heb je al een andere band met de universiteit, maar als buitenlandse promovendus is die band dubbel anders. Je leidt een heel ander soort leven dan de studenten. Bovendien trek je, zeker in het begin, vooral op met andere buitenlanders. Tenminste, dat was mijn ervaring.”
Nefedov werkt momenteel als kwantitatieve analist bij zakenbank NIBC in Den Haag. “Ik heb in die zin een blijvende band met de universiteit”, zegt hij, “dat ik mijn huidige baan mede te danken heb aan de ervaring die ik aan de TU/e heb opgedaan. In de commerciële omgeving waar ik nu werk, heb ik veel aan het praktijkgerichte onderzoek dat ik deed op het gebied van industriële wiskunde”.
Ook op privégebied heeft Nefedov nog steeds een band met de TU/e. “Ik heb mijn vrouw ontmoet aan de universiteit”, vertelt hij. “Zij werkte daar al en werkt er nu nog steeds. We wonen op honderd meter van de universiteit. Ik heb ook nog steeds vrienden die er werken. Het komt er alleen niet veel van langs te gaan aan de universiteit. Nu ik in Den Haag werk, maak ik lange dagen. Dat maakt het moeilijk contacten aan de universiteit te onderhouden.”
Dat is ook de reden waarom Nefedov niet actief deelneemt aan alumniactiviteiten zoals de alumnidag. Hij is ervan overtuigd dat de uitwisseling van kennis en ideeën vooral vanuit alumni zelf moet komen: “Ik neem zelf rechtstreeks contact op met vrienden aan de universiteit, voormalige collega’s en begeleiders als ik ideeën wil uitwisselen. De universiteit kan natuurlijk wel iets ondernemen om dat te vergemakkelijken en te ondersteunen, maar dat gebeurt al”.

“Internet helpt ons contact te houden”
“Ik denk dat de band met de universiteit voor ons hechter is dan voor Nederlandse studenten”, zegt Gloria Tuquerres (44) uit Equador. “Wij hebben geen familie en in het begin ook nog geen vrienden hier in Nederland. Voor ons vervullen medestudenten, docenten en ondersteunend personeel aan de universiteit die rol.” Tuquerres kwam in 1992 naar Nederland om te studeren aan het Eindhoven International Institute (EII), een programma op het gebied van Elektrotechniek. Dit was een voortzetting van het Philips International Institute (PII) dat in de jaren vijftig werd opgericht door Philips om talentvolle buitenlandse werknemers een opleiding te geven. Eind jaren tachtig werd het programma overgeheveld naar de faculteit Elektrotechniek aan de TU/e.
Na afronding van het EII-programma bleef Tuquerres in Eindhoven om haar ingenieurs-titel te behalen. Het masterprogramma Elektrotechniek werd in 1993 nog niet in het Engels aangeboden, maar met veel zelfstudie, individuele aanwijzingen van docenten en tentamens die speciaal voor haar in het Engels werden opgesteld, lukte het haar het tweejarige programma in één jaar af te ronden. Tuquerres werk momenteel als business analist bij een it-bedrijf, maar is op zoek naar een baan waar ze haar technische kennis beter kan toepassen.
“Ik probeer geregeld naar evenementen te gaan die de universiteit organiseert, zoals de Super TU/esdays. Ik heb ook nog contact met docenten en medestudenten uit de tijd dat ik aan de TU/e studeerde.”
Het EII-programma werd in 1994 opgeheven, maar de Philips Eindhoven International Alumni Association (PEIAA) blijft actief. Van de in totaal 750 actieve leden hebben er 69 het EII-programma gevolgd en dus aan de TU/e gestudeerd. Tuquerres is secretaris van de vereniging: “Internet helpt ons contact te houden met onze leden verspreid over de hele wereld. Het is goed dat het Alumnibureau de alumniverenigingen ondersteunt. De universiteit is de bindende factor; zij kan mensen bij elkaar brengen”.

“De TU/e bood mij veel mogelijkheden”
Onder de alumni van de verschillende TOIO-programma’s bevinden zich veel buitenlanders. Van de 1628 afgestudeerde TOIO’s hebben er 409 een buitenlandse nationaliteit. Ulyana Yordan (29) uit Oekraïne is één van hen. In 2003 voltooide zij het User-System Interaction-programma aan het Stan Ackermans Instituut.
“Ik heb twee jaar aan de TU/e gestudeerd en dat waren erg goede jaren”, zegt Yordan. “Het onderwijs verschilde enorm van het onderwijs in Oekraïne. Ik had veel meer mogelijkheden, zelfs meer mogelijkheden dan ik van tevoren had verwacht. Ik kreeg een persoonlijke laptop, ongelimiteerde toegang tot het internet en bibliotheken met een zeer uitgebreide collectie boeken, toegang tot lezingen van wereldberoemde wetenschappers en up-to-date laboratoriums.”
Ook de sfeer aan de TU/e is Yordan goed bevallen: “Iedereen doet z’n best internationale studenten zich thuis te laten voelen. Buiten het studieprogramma waren er allerlei leuke activiteiten, zoals excursies van ISN/e en goede sportfaciliteiten. Ik hoop de hechte band die ik met de TU/e heb te behouden. Ik heb nog veel contact met mijn medestudenten, via ICQ en e-mail en in 2004 heb ik de USI-alumnibijeenkomst bijgewoond”. Yordan geeft aan dat ze ook veel gebruik maakt van de website van USINET, de alumnivereniging van het USI-programma: “Daar vind ik nieuws over het programma, mijn medestudenten en ons vakgebied. Het zou mooi zijn als er ook zoiets bestond voor de TU/e als geheel”. Van het bestaan van het vernieuwde Alumninet is ze niet op de hoogte.
Na haar studie keerde Yordan terug naar Oekraïne: “Mijn huidige baan als productmanager bij Positive Software Corporation zou ik niet hebben gekregen en niet kunnen uitvoeren zonder de kennis en vaardigheden die ik in Nederland heb opgedaan.
Bij het ontwerpen van onderdelen voor nieuwe versies van onze software maak ik veel gebruik van mijn vaardigheden op het gebied van interactief design en gebruiksvriendelijkheid”.

“Ik wil graag op de hoogte blijven”
“Ik heb niet echt een blijvende band met de TU/e”, zegt Heru Prajogo (30) uit Indonesië. “Er is geen goed medium om contact te onderhouden met de universiteit. Ik wil graag op de hoogte blijven en heb me al aangemeld bij Alumninet, maar tot nu toe heb ik nog geen bericht of nieuwsbrief van de TU/e ontvangen.”
Prajogo heeft wel regelmatig contact met andere alumni van het Architectural Design Management Systems (ADMS)-programma. Hij voltooide het programma in 2004 en keerde daarna terug naar Indonesië. “Voor mij was Eindhoven de juiste plek om mijn vaardigheden verder te ontwikkelen”, zegt hij. Het ADMS-programma werkt nauw samen met het bedrijfsleven en zoals alle TOIO’s volgde Prajogo het professional development programma: “Ik heb niet alleen technische en theoretische kennis opgedaan, maar ook allerlei andere vaardigheden die mij van pas komen in mijn huidige werk als senior architect”.
“Via de Netherlands Education Center in Jakarta krijg ik regelmatig e-mails van studenten die naar Nederland willen”, zegt Prajogo. “Alumni vervullen een belangrijke rol in de werving van studenten. Zij kunnen potentiële studenten vertellen over het onderwijs en de levensomstandigheden in Nederland.” Doordat hij nog maar weinig contact heeft met de TU/e, weet Prajogo echter niet of de informatie die hij verstrekt nog klopt.
Hij heeft een suggestie om deze situatie te verbeteren: “Ieder jaar organiseert de Netherlands Education Center een beurs over studeren in Nederland. Als de TU/e hier ook aan deelneemt, kan zij misschien meteen een bijeenkomst voor alumni organiseren. Gewoon een kleine bijeenkomst na afloop van de beurs, waar alumni elkaar kunnen ontmoeten en informatie kunnen uitwisselen over de TU/e en Nederland in het algemeen. Zo’n alumnibijeenkomst vormt een belangrijk middel om de knowhow van alumni up-to-date te houden. Ik zag dat de Rijksuniversiteit Groningen dit al doet”.