Janneke Bierman winnaar van Archiprix

door Gerard Verhoogt
‘Heel raar, een beetje absurd, de afstudeercommissie van Bouwkunde vond alle onderdelen een negen waard en om me een steuntje in de rug te geven kreeg ik een tien. Dat moet je maar snel vergeten, vind ik, want je kunt er weinig mee. Het ontwerp is niet perfect. Ik vind het wel een waardering voor mijn manier van werken, dat je je eigen inzichten volgt en niet met de stroom mee gaat.’ Janneke Bierman (1971) kreeg eerst een tien voor haar afstudeerproject, afgelopen zaterdag won ze de Archiprix.
Bierman koos in 1992 voor een stage in Mali. Waarom? ‘Mijn vakken had ik zonder veel moeite afgerond en het afstuderen kwam gevaarlijk dichtbij. Ik vond mezelf nog veel te jong en was op zoek naar wat ik leuk vond in het vak. Daarom besloot ik om met Joep Mol (haar vriend-Red) een jaar uit de studie te stappen en iets heel anders te gaan doen.’ Voor de studie van de Marché Rose, de afgebrande markt in het hart van de stad, ging ze in ’93 naar Bamako, de hoofdstad van Mali. Ze bestudeerde de stedelijke structuren, ontwikkelings-problematiek en -mogelijkheden, marktcultuur en bouwtechniek, waarna ze eerst een westers ontwerp maakte: een grote markthal. Bierman: ‘Het moeilijkste was om je in te leven in de situatie en om het goede idee te krijgen. Toen ben ik weer teruggegaan en koos voor een kleinschaliger en koel gebouw. Dat moest een grote massa hebben met een binnenplaats die verkoelend werkt omdat er geen zon komt en waar de lucht weg kan. Toen ging het snel.’ Bierman studeerde af bij de vakgroep Bouwproduktie, maar na de stage in Afrika ging ze de differentiatie Architectonisch Ontwerpen erbij doen, gebruik makend van de regeling voor studenten die bij twee vakgroepen wilden afstuderen. Bierman: ‘Dat kwam dus mooi uit. Uiteindelijk had ik net zo goed bij architectuur kunnen afstuderen, maar ik zat nu eenmaal toevallig in die andere richting.’

Goed gebouw
De jury van de Archiprix moest kiezen tussen de enorme veelheid van beelden, visies en ontwerpen van conceptuele inzendingen, waaronder ook uit Eindhoven, en de helderheid van concrete inzendingen. De discussie werd (voorlopig) beslist in het voordeel van die laatste. Is haar ontwerp een ‘technisch’ plan? Bierman: ‘Nee, ik denk het niet. Wel ben ik sterk uitgegaan van het vooronderzoek en de analyse. Dat moest ook wel om in een zo vreemde situatie als Mali een verantwoord ontwerp te kunnen maken. Mijn bedoeling was niet om expliciet architectuur, maar om een goed gebouw te maken. Het is mijn manier van werken, dat ik, op een vrij pragmatische wijze, ruimte en programma ontwikkel. De complexiteit van de opgave en de vele randvoorwaarden versterkten de noodzaak van die werkwijze. Zo blijkt toch ook architectuur te kunnen ontstaan.’
In hoeverre dankt ze het winnen van de Archiprix aan het architectuuronderwijs op de TUE? Bierman: ‘De bouwpraktijk is zo gedifferentieerd en gespecialiseerd geworden dat een architect absoluut niet van alle aspecten van het vak alles hoeft en kan afweten. Het leuke van de TUE was dat je in het begin heel veel verschillende kanten van het vak te zien krijgt en daarna je eigen weg maar moet vinden. Ik denk dat onze generatie nog het geluk heeft gehad dat er heel veel mogelijk was, als je er zelf achter aan ging.’ Zo kon Bierman bijvoorbeeld haar eigen begeleiders kiezen, veel projecten doen, veel tijd in leuke vakken steken en lang studeren. Ze vervolgt: ‘Op archi-tectonisch gebied word je heel vrij gelaten en ten opzichte van Delft moet je veel meer op zoek gaan naar jezelf in het ontwerpen, is mijn indruk. Ik heb in de begeleiding van mijn projecten veel steun gehad van Lex Kerssema-kers. Hij staat geloof ik wel een beetje voor de term ‘Eindhovense kwaliteit’ in architectuur: het onderste uit jezelf halen.’
Er spelen nogal wat problemen bij Bouwkunde: wat zou ze willen veranderen? Bierman: ‘Veel docenten en bestuurders denken alleen aan hun eigen hachje en staan niet meer ten dienste van de student. Er wordt niet meer naar elkaar geluisterd. Bekwame docenten en professoren, die voeling met de praktijk en de actualiteit hebben zijn het belangrijkste. Het aanleren van een kritische, wetenschap-pelijke houding is belangrijker dan het oefenen van specifieke methoden of technieken, in een wereld die enorm snel verandert. Het reikt op dit moment te ver om in te gaan op wat er allemaal zou moeten veranderen. Ik hoop dat de discussie hierover binnenkort wordt opengebroken.’

Afrika
Momenteel werkt ze in Dar Es Salaam voor een Nederlands- Engels architectenbureau. Ze maakt werktekeningen voor een ziekenhuis en ontwerpen voor appartementen en winkels. Hoe bevalt dat? Bierman: ‘Je draagt erg veel verantwoordelijkheid, ik ben daar de enige architect en de communicatie met het buitenland is moeilijk en duur. Je hebt dus weinig ruggespraak en moet veel zelf beslissen. Het is wel leerzaam, in Nederland krijg je niet zo snel zo veel verantwoordelijkheid. Ik ben ook niet bang terug te keren op de Nederlandse markt. Ik heb de laatste twee jaar van mijn studie twee dagen per week bij een architectenbureau gewerkt, dus ik heb hier ook wat ervaring. Bovendien kan ik redelijk goed met computers omgaan. Als je er maar vertrouwen in hebt en er helemaal achter gaat staan moet het altijd wel lukken.’ Wat maakt werken in Afrika zo leuk? Bierman: ‘Het werken in een heel andere cultuur vereist een open blik op je eigen werk -en levenswijze ten opzichte van dat van anderen. Je gaat veel bewuster om met aspecten als ontwerpen, uitvoeren, bouwen voor mensen, managen, cultuur, klimaat, politiek, enzovoort. Je moet veel breder werken terwijl je in Nederland veel sneller in een bepaald specialisme wordt gedrukt. Creativiteit in werkwijze en informatievergaring alleen al is heel belangrijk.’

Met dank aan Maud Aarts en Bouwpers.


Archiprix-jury over andere TUE-genomineerden

Over ‘Gevangenis Heerlen’ van Angelique Philips van de TU Eindhoven meldde de Archiprix-jury onder meer: ‘De geschiedenis is niet slechts aanwezig, ze dicteert het plan. Het plan is thematisch braaf, er worden geen nieuwe inzichten toegevoegd aan reeds bekende concepten. De architectuur die zowel puur en poëtisch als streng en cynisch is, geeft blijk van een goed ontwikkeld talent van de ontwerper.’ Over Marc Maurer en Tom Frantzen meldde de jury: ‘Op intelligente wijze, met een tomeloze energie en veel gevoel voor humor produceerden de ontwerpers een stortvloed aan onnavolgbare theorieën, ideeën en plannen. (...) De produktiviteit overstijgt elk bevattingsvermogen, waardoor het onmogelijk is het plan, als er al sprake is van een plan, in al zijn onderdelen en binnen een redelijk tijdsbestek te overzien, laat staan te doorgronden.’ De jury mist een duidelijke probleemstelling, maar constateert ook: ‘De verschillende ontwerpen worden alle gekenmerkt door een hoge mate van originaliteit en verbeeldingskracht.’