Hèt debat wordt misschien toch iets minder fundamenteel

door Hanne Obbink HOP
Officieel gaat het pas eind maart beginnen, het fundamentele debat over de toekomst van de studiefinanciering. Maar de eerste aanzetjes worden al gegeven. Niet iedereen blijkt gediend van een echt debat. Eerst moet de Eerste Kamer het wetsvoorstel over de prestatiebeurs aannemen, en daar-na gaan we eens goed praten over hoe het verder moet. Dat zei minister Ritzen vorig jaar al. Hij had zelfs een lijstje discussiepunten klaarliggen. Kan de basisbeurs misschien verdwijnen en vervangen worden door beurzen voor de lagere inkomens? Wat moet er gebeuren met het onderscheid tussen uit- en thuiswonende studenten? En met de OV-kaart?
Maar vervolgens sneuvelde de prestatiebeurs in de Eerste Kamer en verdwenen Ritzens discussiepunten in een la. Daar moeten ze binnenkort uitkomen, want eind maart behandelt de Eerste Kamer opnieuw de prestatiebeurs, en het moet vreemd lopen, wil die wéér weggestemd worden.
Inmiddels lijkt Ritzen echter weinig zin meer te hebben in die fun-damentele discussie. Het stelsel is sinds zijn invoering in 1986 inderdaad aan alle kanten bijgesteld; maar wat er nu ligt is zo gek nog niet, dus laten we daar nu maar voorlopig mee werken. Zo luidt ongeveer het - nooit officieel uitgesproken - standpunt van de minister. Voorzitter Meijerink van de vereniging van universiteiten (VSNU) weet dat, want tot eind vorig jaar was hij topambtenaar aan Ritzens ministerie. Maar hij is het er niét mee eens. En daarom gaf hij vorige week een aanzet. 'Het huidige stelsel is zodanig afgekalfd', zei hij, 'dat het niet meer is wat het beoogde te zijn, financiering van de studie.' Volgens hem is het stelsel er de oorzaak van dat er zich nu minder studenten aanmelden aan de uni-versiteit. Het stelsel is, kortom, een selectieinstrument geworden.
Meijerink gaf - op een seminar van studentenbond ISO over studiebe-geleiding - zijn persoonlijke mening over hoe het anders kan. Geef studenten de eerste jaren van hun studie een beurs, hoger dan de huidige basisbeurs, en laat hen later in de studie meer lenen. Zo houd je de drempel voor een studie laag, want risico lopen studenten dan pas later in hun studie, als zij die risico’s ook werkelijk kunnen inschatten. 'Ik heb de wijsheid op dit punt niet in pacht', zei Meijerink, 'maar die fundamentele discussie is nodig.'
Of de discussie er ook echt komt, valt nog te bezien. Want niet alleen bij Ritzen ontbreekt het enthousiasme. Ook de VVD- kamerfractie heeft wel eens laten doorschemeren dat het huidige stelsel wat haar betreft wel een tijdje gehandhaafd mag blijven. En PvdA-kamerlid Van der Ploeg ziet de noodzaak van een nieuw studiefinancieringsstelsel vooral in het nieuwe hoger- onderwijs-stelsel dat hijzelf voorstaat; de invoering van bijvoorbeeld bachelors- en masters-varianten zou een ander beurzenstelsel nodig maken. 'Laat de VSNU daar eerst maar eens een standpunt over innemen. Daarna ben ik wel bereid te gaan nadenken over een stelsel met in de eerste jaren beurzen en in de vervolgstudie meer nadruk op lenen.'
Het CDA vindt al jaren dat de stu-diefinanciering weer meer afhankelijk moet worden gemaakt van het inkomen van de ouders. Al met al zou D66 wel eens de enige grote partij zijn die het debat in-gaat met de bereidheid tot fun-damenteel nieuwe standpunten.