Schuimbekken

‘Wat zie jij er slecht uit’, begroette de altijd eerlijke Snor zijn vaste klant. De Slak zag er dan ook echt beroerd uit. Wallen onder zijn ogen en niet te veel kleur op zijn wangen. ‘Hoi Snor, beetje moe, da’s alles.’ ‘Wat wil je drinken?’, vroeg de tapper. ‘Tja, daar wou ik het eigenlijk even met je over hebben.’ De Slak pakte zijn portemonnee, trok hem wijd open en hield hem ondersteboven. ‘Ik kom net van de flappentap. Maar de pinomaat zei ‘Go away’. Ik mocht nog blij zijn dat ik mijn pasje terugkreeg.’ De Snor knikte begrijpend. ‘Normaal doe ik het niet, dat weet je. Maar je kan hier wel wat krediet krijgen.’ De Slak slikte even. Het was duidelijk dat hij moeite had een vraag te stellen. ‘Kijk, ik moet eigenlijk ook nog eten. Zou ik niet wat geld kunnen lenen? Zeg maar twee geeltjes?’ De Snor zei niks maar haalde het geld uit de kassa en legde het op de bar. Terwijl hij een pilsje voor de arme student tapte, zat de Slak onder de barrand wat op een viltje te kriebelen. Op de onderzetter stond geschreven: Bart, ƒ 20,- Sander, ƒ 15,- Kees ƒ 35,-. Daaronder schreef de Slak snel, in de hoop dat de Snor het niet zag: Snor, ƒ 50,-. Op dat moment kwam Bart de stamkroeg binnenlopen. ‘Hé Slakje, makker, je ziet eruit als een wandelend lijk. Beetje te veel gezopen gisteren? Ik krijg trouwens nog twee tientjes van je.’ ‘Nee, ik heb vannacht gewerkt. Pakjes gesjouwd voor van Gend en Loos en ik moest er vanochtend vroeg uit, presentatie voor een vak’, antwoordde de Slak vermoeid. ‘Bart, jongen, ik moet je dat geld nog even schuldig blijven. Ik moet nog wat dingen kopen.’ ‘Ach, ik zit er niet op te wachten’, zei Bart, ‘wil je nog een pilsje?’ De Slak schudde zijn hoofd. De deur van het café draaide open en Kees wandelde naar binnen. ‘Goeie ‘s avonds mannen. Hé Slakkie, ik krijg nog knaken van je!’ ‘Een ander keertje Kees. Ik ga nu naar snackbar de Hoek en dan ga ik voor het eerst in drie dagen warm eten. Ik heb de laatste dagen alleen maar crackers met mayonaise op. Beleg had ik niet meer in huis en ik had maar tien gulden om de week mee door te komen.’ Bart en Kees keken een beetje schuldig voor zich uit, totdat Kees zei: ‘Maar ik heb jou nog nooit over geld horen klagen.’ ‘Nee allicht’, zei de Slak, ‘mijn motto was ook altijd -de bank en ik hebben geld genoeg-, maar daar is vorige week verandering in gekomen. Ik ben bang dat ik weer naar huis moet om te gaan bedelen en daar heb ik zo’n godsgruwelijke hekel aan.’ De Snor was verwoed bezig glazen op te poetsen met een theedoek, iets dat hij normaal nooit deed. Bart en Kees keken elkaar aan. ‘Jongens, veel plezier vanavond. Ik ga wat eten en dan duik ik mijn mandje in.’
Alhoewel het officieel al lente moest zijn, was het buiten op Stratumseind nog venijnig koud. De Slak stopte zijn handen diep in zijn jaszakken. Vol verbazing trok hij zijn rechterhand weer terug. Hoe was dat briefje van honderd daar nou ingekomen?

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.