Rinnooy Kan winnaar bij afwezigheid tegenstander

door René ter Riet
Nadat het naambordje van Johan Stekelenburg, die namens de vakbonden en in het bijzonder de FNV zou spreken, was verwijderd begon Alexander Rinnooy Kan de problemen omtrent flexibilisatie uit te leggen. Rinnooy Kan is nog voor enkele maanden verbonden aan de Vereniging voor Nederlandse Ondernemers en Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (VNO/NCW).
De discussie over dit onderwerp is al heel oud. Ondernemingen zijn gewend met de onzekerheden om te gaan. De afzetmarkt voor produkten wordt groter en lastiger. Vooral globalisering en individualisering, begrippen die de laatste tijd overal de kop op steken, schreeuwen om een flexibilisering van het arbeidsbeleid. Niet alleen van de kant van de werkgevers is er een wens naar meer soepelheid, ook werknemers verwachten vaak werk op maat te krijgen.

Mondiger
De houding van de werknemers is in de loop der jaren flink veranderd: ze zijn mondiger en zelfbewuster geworden. Wat echter niet is veranderd is de behoefte aan zekerheid. En dat terwijl juist in deze tijd een bepaald gebrek aan zekerheid niet meer weg is te denken. Er moet worden gezocht naar een andere vorm van zekerheid. Rinnooy Kan meent dat er een gang van full employment naar full emplyability nodig is. De tijd van de levenslange banen bij dezelfde werkgever is voorbij. Er vindt bij bedrijven steeds meer her- en bijscholing plaats, waarvan het de bedoeling is dat die niet alleen meer gespecificeerd is voor de onderneming zelf, maar ook voor toepassingen daarbuiten.
Volgens Rinnooy Kan zouden we in Nederland wat meer moeten openstaan voor loon dat afhankelijk is van de geleverde prestatie. In andere landen is het variabele deel van het loon een stuk groter dan hier. Op een of andere manier mag je in Nederland niet over dit soort zaken beginnen. In Japan of de Verenigde Staten worden hiermee echter al goede resultaten geboekt. Vooral in de VS is de werkgelegenheid veel hoger dan hier in Europa. Het is nu juist de kunst om ervoor te zorgen een goede koers te varen: niet teveel het saaie, vaak weinig dynamische Europa, maar aan de andere kant ook de negatieve bijwerkingen vermijden zoals die in de VS aanwezig zijn, namelijk grote armoede en dus een tweedeling in de maatschappij.

Timmer
Hoe staat Rinnooy Kan tegenover de vooroplopende plaats van Nederland wat betreft deeltijdbanen en uitzendwerk? Juist dit blijkt het hart van de discussie met de vakbonden te vormen. Nederland heeft een tamelijk rigide arbeidsmarkt, met allerlei strenge regels en voorschriften. ‘Als Stekelenburg hier nu was zou hij zeggen: ‘Onzin, dat gaat allemaal best, wie ontslagen moet worden, kan ontslagen worden, en de vakbeweging werkt daar in principe wel aan mee’.’
Vooral het uitzendwerk is volgens de werkgeversvoorzitter het beste bewijs dat de arbeidsmarkt in Nederland aan een herziening toe is. De markt is niet flexibel en dus zoeken ondernemingen hun toevlucht tot uitzendbureaus. ‘Werknemers aarzelen dure mensen aan te nemen van wie je slechts met grote kosten afscheid kan nemen.’ Op dit soort argumenten is het flexibiliseringsdebat geïnspireerd. Volgens Rinnooy Kan moet vraag en aanbod meer worden gerespecteerd.
Is een kortere ontslagprocedure dan een goede optie? ‘Ja en nee, we willen in ieder geval niet naar een ‘hire and fire’-methode zoals die in Amerika mogelijk is. In Nederland bestaat echter een groot aantal niet-functionele vertragingen. Daar moeten we eens naar gaan kijken. Als een werknemer hoort dat hij waarschijnlijk ontslagen zal worden meldt hij zich snel ziek, zodat ontslag onmogelijk wordt gemaakt.’ Het is volgens Rinnooy Kan ook een illusie dat arbeidsduurverkorting leidt tot een structurele oplossing voor het werkeloosheidsvraagstuk. Verreweg de meeste banen blijken te worden geschapen door, ook al is dit saai, loonkostenmatiging. ‘Timmer mag van geluk spreken als hij zegt dat de 36-urige werkweek het domste idee is dat hij in jaren heeft gehoord, maar hij heeft in principe wel gelijk. Ik ben wel van mening dat arbeidsduurverkorting bespreekbaar moet blijven, maar in ieder geval niet collectief, geen 36 uur.’

Bordeel
Hoe kan het eigenlijk dat bedrijven, die grote winsten maken, toch steeds meer eisen gaan stellen aan de werknemers, zoals flexibeler werktijden en hogere produktiviteit?
Volgens Rinnooy Kan moeten we ons niet rijker rekenen dan we zijn. Sinds het eind van de jaren tachtig is het rendement van het Nederlandse bedrijfsleven aanmerkelijk gedaald. ‘Voor mij is dat een goede reden de lijn met de vakbeweging het aankomende jaar vast te houden. We moeten vasthouden aan de loonkostenmatiging, omdat dit in Nederland heel goed blijkt te werken. Nederland heeft een werkgelegenheidscreatie die in de rest van Europa niet wordt gehaald. Het akkoord met de vakbeweging en de goede communicatie is zelfs een succesverhaal, zeker in de ons omringende landen waar ons beleid wordt geprezen. Ik heb dat aan het begin van mijn loopbaan zelf een keer gemerkt. Toen ik bij mijn Engelse collega kwam vroeg ik in mijn onschuld hoe vaak hij contact had met zijn tegenspeler. Hij keek mij aan alsof ik vroeg of hij naar een bordeel ging.’