College van hoogleraren vervangt college van decanen

door Hanne Obbink HOP
De colleges van bestuur staan achter het wetsvoorstel voor de nieuwe universitaire bestuursstructuur. Dat schrijven zij in een brief aan de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel voor de modernisering van de universitaire bestuursstructuur (afgekort MUB) ‘bevordert de slagvaardigheid van het bestuur’, schrijft voorzitter Meijerink van de vereniging van universiteiten VSNU namens de colleges. De invloed van studenten zal volgens Meijerink ‘niet aan gewicht inboeten.’
Minister Ritzen heeft het wetsvoorstel eind vorige week naar de Tweede Kamer gestuurd, vergezeld van een positief advies van de Raad van State. Het wetsvoorstel houdt onder meer in dat de colleges van bestuur een sterkere rol krijgen in het bestuur van de universiteit; universiteits- en faculteitsraden raken een deel van hun bevoegdheden kwijt.
Ritzen heeft in de laatste versie van het wetsvoorstel een nieuw orgaan geïntroduceerd dat het college van decanen moet vervangen. Er komt nu een ‘college van hoogleraren’, met de rector-magnificus als voorzitter, dat de academische taken van het college van decanen (zoals op het gebied van promoties en eredoctoraten en het adviseren over onderwijs en onderzoek) overneemt.

Onlogisch
In de eerste versie van de MUB, van augustus vorig jaar, was het college van decanen nog gehandhaafd; maar Ritzen schrapte het college uit de versie die in november voor advies naar de Raad van State ging. In de nieuwe structuur zijn de decanen verantwoording schuldig aan het college van bestuur. Daar past volgens Ritzen niet bij dat de decanen, via hun college, adviezen uitbrengen aan het college van bestuur. Dat zou de suggestie kunnen wekken van een aparte bestuurslaag tussen universiteitsbestuur en faculteiten. Ritzen schrapte daarom het college van decanen en droeg zijn taken over aan ‘de gezamenlijke decanen’. Dat vond de Raad van State onlogisch: waarom een orgaan afschaffen, maar de taken ervan handhaven en overdragen aan een orgaan dat geen orgaan is?
Met de introductie van een ‘college van hoogleraren’ denkt Ritzen het probleem opgelost te hebben; hoogleraren hebben immers, anders dan decanen, geen binding met de bestuurlijke hiërarchie. De universiteiten mogen van Ritzen zelf uitwerken hoe zo’n college er precies gaat uitzien.