Vrijheid
Maar de uren buiten de studie waren zeker zo belangrijk. Coenen: ‘Wij (het gaat over de generatie van Bert Dirrix, Sjoerd Soeters, Martien Jansen en de gebroeders Wintermans) reflecteerden over onze onzekerheden, de toekomst, het vak. Dat is absoluut nodig. Dat zijn niet direct produktieve uren, maar wel functioneel. Die reflectie gaat door de bezuinigingen steeds meer verloren. Dat vind ik heel erg.’
Na hun studie gingen Coenen en zijn collega’s door met kleine colloquia, zoals over het verleden en de toekomst van de architectuur. Ze gingen naar architectonisch belangrijke steden als Barcelona, Milaan of New York en wisselden hun ervaringen uit. Coenen: ‘De TH was het brandpunt, met veel vrijheid waar ik dit allemaal kon doen.’
Zo’n vier jaar begeleidde Coenen studenten in de P-fase, later gaf hij lessen stedebouw en architectuur. Aan die begeleiding denkt hij met plezier terug: ‘Ik voelde me de ambassadeur van alle vakken. Alle onderdelen kwamen bij elkaar en je moest van alle markten thuis zijn. Daar was ik volgens velen geschikt voor. Je moest goed luisteren wat iemand wilde, waar hij goed in was -niet iedereen wil architect worden- en dat in onderwijs vertalen.’
Modder
Toch voelde Coenen de behoefte om ‘in de modder te kruipen en het hout te ruiken’ en hij begon zijn eigen bureau dat inmiddels in heel Europa werkt. Met zijn medewerkers maakt hij ontwerpen, variërend van een politiebureau in Venlo tot een kunstenkluster in Tilburg. Ze zijn bezig met stedebouw, het hergebruik van gebouwen (Sfinx in Maastricht) en Coenen wordt steeds vaker gevraagd als supervisor, onder meer in Eindhoven. Toch heeft hij ook nog een tweede onderwijsleven als hoogleraar op de TU in Karlsruhe en Aken, volgend jaar gaat hij op uitnodiging naar de Ecole Polytechnique in Lausanne. Het academisch universele bracht de opleiding met zich mee, maar het is zeker ook iets dat bij Coenen zelf past.