Bonden willen bodemregeling vervroegde uittreding

door Fred Gaasendam
De bonden en het CvB hebben afgelopen donderdag afgesproken dat degenen die geconfronteerd worden met een ‘boventalligheidsplaatsing voor een bepaalde tijd’ daarover voorlopig geen uitspraak hoeven te doen. Bij ‘bepaalde tijd’ geldt dat die dan gekoppeld is aan het daarna gebruik moéten maken van de VUT respectievelijk FPU. Er moet eerst overeenstemming bereikt worden over een ‘TUE-bodemregeling’. Een voorstel voor zo’n regeling is door de bonden bij het CvB ingediend. De bonden willen dat betrokkenen recht kunnen doen gelden op:
a. een feitelijk bruto-inkomen per jaar van tenminste 80% van het laatstgenoten salaris;
b. een feitelijke ouderdomspen- sioenopbouw van tenminste de helft van het aantal uitkerings- jaren, waarbij de premie voor rekening van de TUE komt;
c. een redelijke ‘vertaling’ van de gekapitaliseerde rechten be- doeld onder a. en b., indien men overeen komt om, mede in het belang van de organisatie, op de ‘vroegst mogelijke rechts- geldige datum’ te gaan met een FPU-uitkering lager dan 70%.
Het CvB meldt desgevraagd in een schriftelijke reactie dat het voorstel ‘qua strekking overeenkomt met wat wij ons als een goede voorziening voorstellen. In concreto zal echter over de punten onder a, b en c onderhandeld gaan worden. Overigens hoeven medewerkers die nu al afspraken willen maken, niet noodzakelijk deze regeling af te wachten. Als de bodemregeling beter is dan de regeling die zij eerder zijn overeengekomen, dan zullen de eerdere afspraken alsnog in gunstige zin worden aangepast.’