Schuimbekken

‘Zo mijnheer Geelissen, bent u er klaar voor?’ Sander was er helemaal niet klaar voor. Hij was pas drie dagen geleden begonnen met leren. Dat bleek een iets te optimistische planning te zijn geweest. In een laatste wanhoopspoging had hij de hele nacht doorgeleerd. Maar de laatste zestig bladzijden van het dictaat was hij niet meer doorgekomen. ‘Ik ben er helemaal klaar voor’, loog Sander. ‘Goed dan, laat ik met een makkelijke vraag beginnen, want een goed begin is het halve werk’, zei de hoogleraar vriendelijk. ‘Wat is het werkterrein van de bedrijfseconomie?’ ‘Nou’, zei Sander, ‘bedrijven hè.’ Uit de open blik van de professor maakte Sander op dat dat antwoord misschien niet helemaal voldoende was. ‘Eeeh.. de bedrijfseconomie probeert zeg maar de economische aspecten van het bedrijfsmatige handelen te beschrijven. Vraag en aanbod zijn daarbij onder andere bijvoorbeeld best wel belangrijk zeg maar. En kostenaspecten en dergelijke komen ook vaak aan bod bij deze specifieke tak van de economie als het ware.’
Sander baalde. ‘Jezus wat een onzin zit ik uit te kramen’, dacht hij. ‘Maar waarom stelt die vent dan ook zo’n oppervlakkige vraag. Daar kan je toch alle kanten mee uit.’ De docent schreef iets op het schrijfblok dat voor hem lag. ‘Okee’, zei hij, ‘laat ik een iets specifiekere vraag stellen.’ ‘Shit’, dacht Sander. ‘Wat zijn de verschillen tussen een monopolie en een vrije markt bij het streven naar maximale winst?’ Sander moest ontzettend nodig een scheet laten. Die twee potten koffie om wakker te blijven hadden zijn maag geen goed gedaan. ‘Nou’, zei hij terwijl hij zijn billen zat samen te persen, ‘bij een monopolie is er maar één ondernemer min of meer. Dus de marginale kosten moeten equivalent zijn aan de marginale opbrengsten bij wijze van spreken. Dus dat is waar de rechte lijn die curve snijdt, laat ik het zo zeggen. Bij een vrije markt is dat min of meer precies andersom.’
Het was Sander gelukt om hem onhoorbaar te laten ontsnappen, maar hij was duidelijk te ruiken. ‘Wat was de vernieuwende invloed van Keynes in de economie’, probeerde de docent nog. ‘Keynes was de uitvinder van de Keynesiaanse economie zou je kunnen zeggen. Keynes had namelijk zo iets van ‘tot nu toe hebben ze het niet goed begrepen’, laat ik het zo zeggen. Dus toen had hij zoiets van...’
De Snor was nog bezig de barkrukken van de toog af te halen en op de grond te zetten toen Sander al binnenkwam. ‘Snor, doe mij maar drie bier.’ De uitbater van de Schuimkraag trok de tapkraan open en wachtte met een glas in zijn hand tot het leidingwater uit de kraan was. Sander steunde zijn hoofd in zijn handen en keek naar het oneindige. ‘Mondelingetje verkloot?’, vroeg de Snor. Sander liet een lange, harde scheet.

Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.