Schuimbekken
‘Leve de koningin!’, schreeuwde Kees en hij hakte het vieze oranje spul naar binnen. ‘Hoera, hoera, hoera’, was het antwoord van Sander, Mathijs en de Slak. De drie boezemvrienden gingen koninginnedag vieren bij Mathijs, de oud-huisgenoot van Kees en Sander. Die woonde namelijk hartje centrum van Utrecht en volgens Sander was dat minstens net zo gaaf als Amsterdam en bovendien wat minder druk. Het drietal was maandag al afgereisd want koninginnenacht scheen nog een stuk vorstelijker te zijn dan de dag zelf.
Voordat ze onder de Dom met Mathijs op het welzijn van onze vorstin konden klinken, hadden ze nog heel wat problemen gehad om Utrecht in te komen. Kees had namelijk een weekje de auto van heit en mem en dan ga je natuurlijk niet met de trein. ‘Shit, er is geen plekje meer vrij’, had Kees gezegd toen ze al anderhalf uur door het centrum hadden gesukkeld. De Slak en Sander zuchtten. Dat hadden ze een uur geleden ook al verteld. ‘Ik weet wat’, zei de Slak, die op zo’n moment altijd wel met een ideetje op de proppen kwam. ‘Mathijs woont midden in het vrijmarktgebied. We rijden die auto gewoon binnen en hangen er een bordje te koop op. Dan is het koopwaar en kunnen ze ons moeilijk een bon geven.’ Kees keek eerst nog wel een beetje zuur, maar Sander en de Slak wisten de voorzichtige zoon te overtuigen. Kees keek nog een beetje zuurder toen de Slak even later met vingerverf op de ramen schreef: ‘Oto, fl. 5,-’. Kees lachtte een beetje mee, maar toen de Slak even niet keek, tekende hij er snel vijf nullen achter.
Het weer was goed en er waren een hoop mensen op straat. Na een paar pilsjes en een paar oranjebittertjes bij Mathijs ging de groep stappen. De Slak kocht een half kapotte gitaar, Sander een joint en Kees een boek over de geschiedenis van het roeien. Daarna ging het naar café België, vervolgens even doorzakken in de Woo en tenslotte nog wat dansen in Dommel. Het zonnetje scheen al flink toen de koninginnestappers naar buiten rolden. ‘Hé, we zijn de Slak en Mathijs kwijt’, lalde Kees toen ze voor de deur van Mathijs stonden. ‘Ja, nou je het zegt’, zei Sander. ‘Laten we even in de auto op ze wachten, dan kunnen we een muziekje opzetten’, zei Kees.
Sander werd wakker. Het was donker. Langzaam werd hij zich een een pijnlijk gevoel in zijn rug gewaar. Hij bracht zijn hand er naar toe en voelde een versnellingspook. Toen schoof iemand een gordijntje open. Sander keek recht in de ogen van een meisje van een jaar of twaalf. In de verte hoorde hij de stem van Mathijs wat roepen. Langzaam drong het tot hem door wat die vent daar stond te schreeuwen. ‘Ranzige studenten kijken....één gulden!’
Rati

Schuimbekken is een wekelijks terugkerend feuilleton over een groep studenten, die als vaste uitvalsbasis voor hun activiteiten het café De Schuimkraag hebben.