Ontwerpsystemen
Om de fabrikanten te kunnen helpen bij het zo snel mogelijk op de markt brengen van nieuwe auto’s, legt de sectie van Kriens zich ook toe op de ontwikkeling van twee nieuwe ontwerpsystemen. Eén daarvan is het design history-systeem. Hiermee voorkomt men dat ontwerpkennis voor een bedrijf verloren gaat. Nauwgezet registreert men waarom bepaalde ontwerpbeslissingen zijn genomen en waarom bepaalde alternatieven zijn verworpen. Het andere systeem is collaborative engineering, waardoor het niet meer uitmaakt waar ter wereld de specialistische ontwerpkennis zit. Op afstand kan via het beeldscherm van de werkstations in woord en beeld worden gecommuniceerd. Maar nog belangrijker is dat ontwerpers op verschillende locaties met hetzelfde CAD/CAM-pakket aan hetzelfde ontwerp kunnen werken.
Hoewel Kriens met veel enthousiasme over de automotive industry spreekt, is hij zich terdege bewust van de nadelen die het wegvoertuig met zich meebrengt. ‘Na de eerste honderd jaar motorvoertuigen te hebben bedacht die alsmaar mooier en sneller werden, moeten wij ons nu met het echte ontwerpwerk bezighouden. Daarbij hebben wij te maken met eisen op het gebied van brandstofver-bruik, veiligheid, recyclebaarheid, comfort, verkeer, lawaai, kosten, enzovoorts. Mobiliteit en de benodigde voertuigen moeten in de samenleving worden ingepast.’
Sterke positie
Zuid-Nederland, met Eindhoven als kern, bezet een sterke positie in de automotive industry. De groei is hier tweemaal hoger dan het Europees gemiddelde. Die sterke positie is volgens Kriens in de eerste plaats te danken aan het feit dat de gebroeders Van Doorne hier hun DAF aanhangwagen-fabriek vestigden. Het bleek een vruchtbare bodem. Later volgden de produktie van vrachtwagens en personenauto’s. Thans is alles aanwezig, zoals bouwers van autobussen, militaire voertuigen, brandweerwagens en een heel netwerk van toeleveranciers, waarvan een aantal wereldwijd opereert. Door al deze bedrijvigheid kan de regio putten uit een groot arsenaal goed opgeleide vakmensen.
Ook de aanwezigheid van de TUE is volgens Kriens een belangrijke factor. ‘Als je een cirkel van achthonderd kilometer trekt om Eindhoven dan valt een groot aantal belangrijke eindfabrikanten daarbinnen. Onze sectie vervult daarbij een functie in het toeleveren van nieuwe toepasbare kennis en ingenieurs.’ Kriens vindt het met name van belang dat zijn afgestudeerden binnen een gestelde tijd met oplossingen weten te komen en deze ook binnen hun werkkring geaccepteerd te krijgen. Misschien maakt dit de vakgroep aantrekkelijk voor afstudeerders. Of spreekt het de studenten aan dat de medewerkers allen werkzaam zijn geweest in de industrie? Feit is, dat per jaar zo’n 24 ingenieurs in de sectie afstuderen. Een groot deel daarvan komt terecht in de automobielindustrie in binnen- en buitenland, maar ook in bedrijven zoals Océ van der Grinten en Philips.
Automotive Instituten
‘In het verleden hebben universiteiten zich vooral toegelegd op wetenschap om de wetenschap en kennis om de kennis’, aldus Kriens. ‘In de samenleving en in het bedrijfsleven voltrekken de veranderingen zich echter in een steeds sneller tempo. Op dat gebied dient een universiteit zich ook te ontwikkelen. Met name een technische universiteit heeft de taak om professionals op te leiden die in de sterk veranderde beroepswereld passen. En kennis te genereren die op een mogelijke toepassing is gericht. Hiervoor zijn duurzame relaties met het bedrijfsleven nodig. Daarbij moet de TUE een gelijkwaardige partner zijn. En wel in een volwassen samenwerkingsvorm, waarin ook het bedrijfsleven een zekere zeggenschap heeft. Niet in de vorm die extern niet wordt herkend, maar juist met een ‘voorportaal in het veld’.’ Dat er een Automotive Technology Institute moet komen, staat voor Kriens vast. ‘Het is niet de vraag of, danwel wanneer, maar in welke vorm. Als de TUE zo’n vorm aandurft zijn de kansen groot. Dat bewijzen de automotive instituten in het buitenland.’