Dienst Overige Zaken

Bullen in soorten

Het lustrum zit er op en we zijn drie eredoctores rijker. De zaak heeft twee kanten. Wij moeten er voor zorgen dat de potentiële eredoctores een verzoek van ons om zich de eer te willen laten welgevallen op hoge prijs stellen en tegelijk moeten wij eredoctores vinden waarop wij trots kunnen zijn en die zo bijdragen aan de reputatie van onze instelling. Het beleid van het college van decanen van de afgelopen twintig jaar heeft beide doelen goed gediend. Het zuinige - sommigen zeggen zelfs schriele - beleid heeft daar zeker toe bijgedragen. Ook het feit dat pas bij het vierde lustrum voor het eerst gebruik werd gemaakt van de bevoegdheid, heeft in gunstige zin gewerkt. Niets wekt de lachlust beter op dan de verlening van eredoctoraten door instituten die nog nooit een normaal doctoraat hebben verleend, zelfs als dat geschiedt aan kandidaten die ook bij een normale universiteit best in de prijzen hadden kunnen vallen.
De plechtigheid zelf had ook z’n charme. De rector voorspelde dat er ergens wel iets mis zou gaan, maar hij kreeg ongelijk; het verliep vlekkeloos. De recipiënten reageerden waardig, ieder op zijn eigen wijze en lieten ons zo ook iets van hun karakter zien. Goed theater, goede acteurs en een waardige toon. Wellicht dat deze lustrumviering nog lang als voorbeeld kan staan voor de manier waarop zoiets zou moeten verlopen.

Nu kunt u niet van mij op deze plaats verwachten dat ik helemaal geen kritiek heb. Maar die kritiek is van geheel andere aard. Die richt zich op de doctorsbullen die aan de jonge doctores zijn uitgereikt. In de oude tijd was het overduidelijk en stond het buiten kijf dat doctorsbullen in het Latijn gesteld dienden te zijn. De gewone trouwens ook. Voor de Technische Hogescholen en hun rechtsopvolgers de Technische Universiteiten gelden echter andere tradities.
Toen in 1905 de Polytechnische School terugkeerde in de schoot van het hoger onderwijs - de Polytechnische School was door Thorbecke onder het middelbaar onderwijs gerangschikt - had de Tweede Kamer een probleem. In die tijd was de universiteit alleen toegankelijk voor abituriënten van het voorbereidend hoger onderwijs: de gymnasia. Die hadden uiteraard Latijn in hun pakket. Daar alle diploma’s van de universiteiten in het Latijn gesteld werden en worden, was er niet het probleem dat jonge doctores hun bul niet zouden kunnen lezen, althans officieel niet. Met de ingenieurs lag dat anders. De Polytechnische School, en daarna de Technische Hogeschool was ook toegankelijk voor abituriënten van de HBS, en die kenden geen Latijn. Toen dan ook de discussie in de Kamer zich richtte op de vraag of de Technische Universiteit wel het ius promovendi zou moeten krijgen, was een argument van de tegenstanders dat het geen pas gaf doctores te creëren die hun eigen bul niet zouden kunnen lezen.
Abraham Kuyper had de oplossing. De bullen zouden in het Nederlands worden gesteld. Vandaar de traditie dat aan de TU alles in het Nederlands gaat en, zoals ik in Delft heb mogen meemaken, zelfs de oude academische groet bij de overdracht van het rectoraat, vroeger een jaarlijks gebeurtenis: weest gegroet, rector magnificus, weest bij herhaling gegroet. We zijn er destijds bij de overdracht van het rectoraat door Bottema aan Kronig speciaal naar gaan kijken.
Vijf jaar geleden waren bij ons de bullen in het Latijn gesteld, niet verkeerd, maar wel in strijd met de hierboven aangegeven traditie. Nu had men de moeite genomen ze in het Engels te stellen. Helaas, vertalen van bullen is niet ieders werk, zodat daar wel wat op aan te merken was. Maar eigenlijk is het typisch Nederlands dat we op dat punt toch nog enigszins in de nesten zijn geraakt. In Nederland lijkt het langzamerhand zo dat slecht Engels zonder meer als beter geldt dan goed Nederlands. Een bekende industrie hier ter stede heeft er ook een handje van. Op Nederlanders moet de kreet ‘Let’s make things better’ toch de indruk maken dat er tenminste tot heden iets loos was met de dingetjes die ze maakten. Als de kok van de Karpendonkse Hoeve zou adverteren met ‘Let’s cook better’, dan denk je toch ook: ‘Dat zou onderhand tijd worden!’.
Je tegen die ziekte van de dolgeworden reclamejongens verzetten lijkt uitzichtloos en misschien gaat het nog wel eens vanzelf over. Maar moeten wij daar aan mee doen? Ik denk van niet. Al lang behoort Latijn niet meer tot de vanzelfsprekende bagage van een academicus. Die tijd is voorbij. Toch gaan de universiteiten, die dat van oudsher gewoon zijn, rustig door met het gebruik van deze eerbiedwaardige maar dode taal voor de teksten op hun diploma’s. En als ze die al niet meer willen gebruiken dan toch de landstaal. Ik maak mij sterk dat de diploma’s behorende bij de Nobelprijs in het Zweeds gesteld zijn, behalve dan die voor de vrede, die dan wel in het Noors gesteld zullen zijn.
Mijn suggestie is dus kort en goed: stel de doctorsbullen van de eredoctores ook in het Nederlands. Het bezwaar dat de geëerden het zelf niet kunnen lezen, telt al lang niet meer. Bovendien kunnen we een min of meer correcte vertaling bijvoegen voor huishoudelijk gebruik. Het zou mij absoluut niet verbazen als de ontvangers dat nog veel meer waarderen dan een doctorsbul in twijfelachtig Engels, ja zelfs meer dan een geheel correcte vertaling.

Frans Sluijter

In de rubriek ‘Dienst Overige Zaken’ schrijven prof.dr.ir. J.D. Janssen, prof.dr. P.J. Lemstra, prof.dr.ir. H.E.H. Meijer, dr. J.W. Nienhuys, drs. M. Pieterson, prof.dr. F.W. Sluijter, drs. A.J. Vervoorn en dr.ir. E.G.F. van Winkel.