Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen Met ingang
van 1 juli 1994 is de WBEAA in werking getreden. Deze wet is er op gericht
om de achterstandspositie van allochtonen op de arbeidsmarkt op te heffen.
De WBEAA verplicht werkgevers: te onderzoeken in hoeverre hun personeelsbeleid,
arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden een belemmering vormen voor
allochtonen om binnen hun onderneming/organisatie aan het werk te komen;
maatregelen te nemen om een evenredige arbeidsdeelname van allochtonen
mogelijk te maken; een personeelsregistratie op te zetten, een jaarverslag
te maken en in een werkplan aan te geven hoe hij denkt het aantal allochtone
werknemers te vergroten; het werkplan vast te stellen na overleg met de
ondernemingsraad of het bij of krachtens de wet voor zijn onderneming/organisatie
ingestelde medezeggenschapsorgaan.
Het college van bestuur van de TUE is tot op heden zeer terughoudend
geweest in het tot uitvoering brengen van de WBEAA, omdat deze in den lande
nogal wat negatieve reacties heeft opgeleverd. Begrijpelijk, omdat de door
de wet voorgeschreven wijze van verzamelen en vastleggen van gegevens op
zichzelf gevoelens van discriminatie oproept. De wetgever heeft in 1995
echter op niet mis te verstane wijze te kennen gegeven dat de wet onverkort
dient te worden uitgevoerd. Het CvB is niet vrij om de wet naast zich neer
te leggen.
De wet geldt voor werkgevers die tenminste 35 werknemers (deeltijdwerkers
meegerekend) in dienst hebben. Zij zijn verplicht om te streven naar een
evenredige vertegenwoordiging van allochtone werknemers, die overeen komt
met hun aandeel in de regionale beroepsbevolking, rekening houdend met
de kwalificatie- en geschiktheidseisen van de allochtone werknemers. Onder
allochtonen verstaat de wet: degenen die zich, komend van elders, in Nederland
hebben gevestigd en hun kinderen. In een Algemene Maatregel van Bestuur
(AMvB) geeft de minister elke twee jaar aan welke allochtonen tot de doelgroep
zullen behoren. Momenteel zijn de volgende personen en hun kinderen aangewezen:
personen geboren in Turkije, Marokko, Suriname, de Nederlandse Antillen,
Aruba, Vietnam, voormalig Joegoslavië, Somalië, Ehtiopië, Iran en Irak.
De werkgever is volgens de wet verplicht een administratie bij te houden,
waaruit blijkt hoeveel allochtone werknemers hij in een bepaald jaar in
dienst heeft. Deze persoonsregistratie bevat uitsluitend de volgende gegevens:
a. de naam van de betrokken werknemer; b. zijn/haar geboorteland; c. het
geboorteland van zijn/haar ouders; d. het al dan niet tot de doelgroep
van de wet behoren; e. het functieniveau; f. de aard van de dienstbetrekking.
Werknemers zijn verplicht de gegevens onder a t/m c te verschaffen. De
registratie is alleen bedoeld om te voldoen aan de verplichtingen van de
wet en zal voor geen ander doel worden gebruikt. Overigens is bij AMvB
wel bepaald dat bovengenoemde persoonsgegevens niet in de afzonderlijke
persoonsregistratie mogen worden opgenomen, indien de werknemer daartegen
schriftelijk bezwaar maakt.
Uiterlijk vóór 1 juni van elk jaar moet de werkgever op basis van de
gegevens uit de persoonsregistratie een schriftelijk verslag over het voorafgaande
kalenderjaar deponeren bij een nader te bepalen bestuurslichaam, vergezeld
van een accountantsverklaring. De werkgever moet in het verslag een toelichting
op de cijfers geven, alsmede conclusies daaruit trekken. Daarnaast dient
hij aan te geven welke maatregelen hij in het verslagjaar heeft genomen
om tot een evenredige vertegenwoordiging van allochtone werknemers te komen.
Het verslag is openbaar en dient minimaal vijf jaar door de werkgever te
worden bewaard.
Behalve een jaarverslag moet de werkgever ook elk jaar zijn personeelsbeleid
ten aanzien van de allochtone doelgroepen vaststellen en registreren in
de vorm van een zogenaamd ‘taak-stellend werkplan’. Het werkplan wordt
vastgelegd na overleg met ondernemingsraad of medezeggenschapsraad en dient
ook vijf jaar bewaard te worden. In tegenstelling tot het jaarverslag is
het taakstellend werkplan niet openbaar. Wel zal de werkgever op verzoek
een kopie moeten sturen naar het Regionaal Bureau voor de Arbeidsvoorziening
(voorheen Arbeidsbureau) in zijn regio.
Indien de werkgever niet, niet volledig, of niet op tijd aan de door
de wet terzake opgelegde verplichtingen voldoet, is hij in overtreding
en kan hij een boete krijgen. Als de werkgever in het verslag opzettelijk
onjuiste gegevens vermeldt, begaat hij een misdrijf, waarna strafvervolging
kan plaatsvinden.
Binnenkort krijgen alle personeelsleden van de TUE een zogenaamd ‘Registratieformulier
geboorteland’ toegezonden, waarin naast de eigen naam, voorletters en personeelsnummer,
de volgende gegevens worden gevraagd: het eigen geboorteland, het geboorteland
van de vader, het geboorteland van de moeder. U bent wettelijk verplicht
dit formulier volledig in te vullen en te retourneren! Bij het registratieformulier
is een ‘Verklaring van bezwaar’ gevoegd. Als u er bezwaar tegen heeft dat
de TUE uw gegevens verwerkt in het persoonsregistratiesysteem, gelieve
u dit kenbaar te maken door deze verklaring in te vullen en tegelijk met
het ingevulde registratieformulier te retourneren. De TUE is in dit geval
verplicht het door u ingevulde ‘registratieformulier geboorteland’ te vernietigen;
de verklaring van bezwaar wordt bewaard om uw bezwaar later aan te kunnen
tonen.
Besluitenlijst van de 1162e vergadering van het college van bestuur
d.d. 2 mei 1996
8550. De besluitenlijst van de 1161e vergadering van het CvB d.d.
25 april wordt vastgesteld.
8551. Benoemingen
Het college besluit ir. M. van Weert per 1 april 1996 te dechargeren
als plaatsvervangend lid en ir. A. Geurts te benoemen tot plaatsvervangend
lid van het College van Beroep voor de Examens voor de periode van 1 april
1996 tot 1 januari 2000.
8552. Overeenkomst Humanistisch studentenraadswerk
Het college besluit tot verlenging van de overeenkomst inzake het Humanistisch
studentenraadswerk voor een periode van 5 jaar.
8553. Verslag TUE 1995
Het college biedt de U-raad een voorstel aan inzake het Verslag TUE
1995.
Pinksterzondag 26 mei is er om 11.00 uur een oecumenische viering in de Studentenkapel, Kanaalstraat 6. Voorganger is Frank van Helmond.
Geen ‘blanco acceptatie’ IP Aanvullings Plan Op 15 mei is het
aantal aanmeldingen voor de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering
van ABP/Proteq, het IP Aanvullings Plan, geteld. Er zijn 643 aanmeldin-gen
bij DPO binnengekomen; voor ‘blanco acceptatie’ waren er 1200 nodig. Dit
betekent dat de aanmeldingsenveloppen zullen worden geopend en de antwoorden
op de vragen in de gezondheidsverklaring worden bekeken. Als u beide vragen
met ‘nee’ heeft kunnen beantwoorden, gaat de door u aangevraagde verzekering
zonder beperkingen in per 1 mei 1996. Heeft u één of beide vragen met ‘ja’
beantwoord, dan wordt u weliswaar geaccepteerd voor de verzekering maar
zal er een zogenaamde ‘wachttermijn’ worden vastgesteld. De wachttermijn
zal worden vermeld op het verzekeringscertificaat. Gedurende de wachttermijn
is de normale premie verschuldigd, terwijl alleen arbeidsongeschiktheid
door een ongeval is verzekerd. Na de wachttermijn gaat de volledige dekking
van de verzekering in. Indien u niet akkoord gaat met een vastgestelde
wachttermijn, heeft u twee opties: - Schriftelijk bezwaar aantekenen tegen
de vastgestelde wachttermijn en een medische beoordeling aanvragen bij
Proteq. In dat geval zal Proteq u verzoeken een uitgebreidere gezondheidsverklaring
in te vullen, die zal worden bekeken door een medisch adviseur. Dit zou
er alsnog toe kunnen leiden dat u zonder wachttijd wordt geaccepteerd.
Er kan echter op basis van de medische beoordeling ook een wachttermijn
worden vastgesteld die langer is dan de in eerste instantie vastgestelde
wachttermijn (maar niet langer dan 48 maanden). - Afzien van de verzekering
door het certificaat terug te sturen en schriftelijk de aanmelding voor
de verzekering in te trekken. Correspondentie dient te worden gezonden
naar: Proteq Verzekeringen, Postbus 600, 1800 AP Alkmaar. Bij opzeggen
van de verzekering wordt u verzocht om een kopie van uw schrijven naar
DPO, BG 1.19 te sturen in verband met het beëindigen van de premie-inhouding
op het salaris. De deelnamegraad bij de universiteit is ook niet voldoende
voor de extra omvangskorting op de premie van 3 procent. De verzekerden
krijgen dus alleen de korting van 20 procent vanwege de premie-inhouding
op het salaris. De premiekorting en het fiscaal voordeel worden maandelijks
op de premie in mindering gebracht.